ECLI:NL:RBSHE:2002:AE5567
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Bruggink
- mr. Winfield
- mr. Van Kesteren
- Rechtspraak.nl
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch inzake mededingingswet en strafbaarheid
Dit vonnis betreft een strafzaak die is behandeld door de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige economische kamer, op 17 juli 2002. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 juni 1999 en betreft een verdachte die is beschuldigd van het medeplegen van overtredingen van de Wet economische mededinging. Tijdens de zitting op 3 juli 2002 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat het tenlastegelegde niet volledig bewezen kon worden, waardoor de verdachte voor een deel van de aanklachten is vrijgesproken. De rechtbank oordeelt dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, en verklaart hem strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure en legt een geldboete op van EUR 5.000, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 50 dagen bij niet-betaling. De rechtbank overweegt dat, indien er geen sprake zou zijn geweest van deze overschrijding, de geldboete aanzienlijk hoger zou zijn geweest, namelijk EUR 30.000. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat de procedure te lang heeft geduurd, maar dat dit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier.
De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen in overweging genomen, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door zijn handelen, de concurrentie heeft beperkt en de belangen van de samenleving heeft geschaad. De strafoplegging is gematigd, omdat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken door mr. Bruggink, voorzitter, en mr. Winfield en mr. Van Kesteren, leden, in aanwezigheid van mr. Selhorst, griffier.