ECLI:NL:RBSHE:2003:AF8918

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/633 VV, AWB 03/153 GEMWT
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving illegale bewoning bedrijfsruimte en dwangsom

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eisers, de heer en mevrouw [eisers], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van 11 juli 2002, waarbij hen werd gelast de illegale bewoning van hun bedrijfsruimte te staken en de voorzieningen die het gebouw geschikt maakten voor bewoning te verwijderen. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 17 april 2003 uitspraak gedaan in deze zaak. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit van 19 december 2002, waarin het bezwaar van eisers ongegrond werd verklaard, niet in stand kon blijven. Dit was het gevolg van het feit dat eisers niet in overeenstemming met de verordening door een meerderheid van de commissie zijn gehoord tijdens de hoorzitting op 31 oktober 2002. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de commissie niet volwaardig was, wat in strijd is met de vereisten van de verordening. Hierdoor is het besluit van verweerder vernietigd en is verweerder opgedragen om eisers opnieuw te horen en een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de beslissing in de hoofdzaak voldoende was. De gemeente is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 644,00, en het betaalde griffierecht van € 109,00 moet ook worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en het naleven van de wettelijke vereisten in bestuursprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK TE ’S-HERTOGENBOSCH
sector bestuursrecht
UITSPRAAK
AWB 03/633 VV
AWB 03/153 GEMWT
Uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tevens uitspraak als bedoeld in artikel 8:86 van de Awb, in het geschil tussen
De heer en mevrouw [eisers], wonende te [woonplaats], eisers,
gemachtigde, mr. C.W.M. Vergouwen, advocaat ten kantore van Holla Poelman Advocaten te Eindhoven,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek, verweerder.
PROCESVERLOOP
Bij besluit van 11 juli 2002 heeft verweerder eisers onder oplegging van een dwangsom gelast binnen drie maanden na dat besluit de illegale bewoning van de bedrijfsruimte op het perceel, plaatselijk bekend [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente Mariahout, sectie […], nr.[…], te staken en gestaakt te houden en de voorzieningen die het gebouw geschikt hebben gemaakt voor bewoning te verwijderen en verwijderd te houden c.q. de interne inrichting in overeenstemming te brengen met de verleende bouwvergunning. De dwangsom is daarbij vastgesteld op een bedrag van € 100,00 per dag dat niet aan de lastgeving is voldaan, met een maximum van € 50.000, 00.
Tegen dit besluit hebben eisers op 20 augustus 2002 bezwaar gemaakt.
Op 31 oktober 2002 heeft, naar aanleiding van het bezwaar, een hoorzitting plaatsgevonden ten overstaan van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften (hierna: de commissie). De commissie heeft verweerder op 21 november 2002 geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren.
Bij besluit van 19 december 2002 heeft verweerder conform het advies van de hoorcommissie het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij brief van 15 januari 2003, ingekomen ter griffie op 17 januari 2003, hebben eisers tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld.
Verweerder heeft naar aanleiding van het beroep bij schrijven van 17 januari 2003 een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Bij brief van 5 maart 2003 is namens eisers de voorzieningenrechter verzocht ter zake een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van 3 april 2003 alwaar mevrouw [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. B.J. Kruse en W.M. van der Burgt, beiden werkzaam bij verweerders gemeente.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 8:86 van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek wordt gedaan terwijl beroep is ingesteld bij de rechtbank en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting als bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak onmiddellijk uitspraak doen in de aan het verzoek om een voorlopige voorziening ten grondslag liggende hoofdzaak.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat zich in deze zaak een situatie voordoet als bedoeld in artikel 8:86 van de Awb en zal derhalve onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. Daarbij wordt opgemerkt dat eisers in de uitnodiging voor de zitting zijn gewezen op de bevoegdheid van de voorzieningenrechter om tevens uitspraak te doen in de hoofdzaak
In geschil is de vraag of het in beroep voorliggend besluit van 19 december 2002, waarbij verweerder de bezwaren van eisers tegen verweerders primaire besluit van 11 juli 2002 ongegrond heeft verklaard, in rechte stand kan houden.
Bij de beoordeling hiervan gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In oktober 1993 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Lieshout het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Mariahout” vastgesteld. Het betrof een uitbreiding van de bedrijfsbestemming van een bestaand bedrijf, aansluitend waaraan een stukje door de gemeente uit te geven lokaal bedrijventerrein werd geprojecteerd. Dit vastgestelde bestemmingsplan voorzag in de mogelijkheid om op de bedrijfskavels tevens een bedrijfswoning te bouwen. Door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant werd voor een gedeelte van het bedrijventerrein goedkeuring onthouden. Dit betreft de mogelijkheid om aan het oostelijk bouwblok van het bedrijventerrein bedrijfswoningen te bouwen. Dit betekent dat in het bestemmingsplan uitsluitend voor kavels buiten de stankcirkels van omliggende agrarische bedrijven bouwvlakken zijn opgenomen, waarbinnen een bedrijfswoning mag worden opgericht. Eisers’ bedrijfskavel aan de [adres] is gelegen binnen de stankcirkel van het tegenovergelegen agrarisch bedrijf aan de […]straat [nummer]. In het bestemmingsplan is voor eisers’ bedrijfskavel derhalve geen bouwvlak voor een bedrijfswoning opgenomen.
Verweerder heeft op 30 november 1999 aan eisers een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfsruimte op hun bedrijfskavel ten behoeve van hun bedrijf “[bedrijfsnaam]”. De bouwvergunning voorzag in de bouw van voormelde bedrijfsruimte met daarin geïntegreerd een toonzaal, kantoor en kantine. Naar aanleiding van een klacht over de aanwezigheid en bouw van illegale bedrijfswoningen op het bedrijventerrein Mariahout heeft verweerder op verzoek van de inspecteur van de Ruimtelijke Ordening een controle uitgevoerd. Uit de controle bleek dat de in het vergunde bouwplan opgenomen verdieping feitelijk compleet als (bedrijfs)woning was ingericht en als zodanig in gebruik was genomen. Zo is de op het bouwplan aangeduide kantine feitelijk in gebruik als woonkamer/keuken, het op het bouwplan als kantoor aangeduide gedeelte is feitelijk opgesplitst in twee slaapkamers en is in de ruimten die bedoeld waren voor een wasruimte en archiefruimte een badkamer gerealiseerd.
Bij brief van 20 februari 2002 heeft verweerder zijn voornemen tegen de illegale bewoning van het bedrijfspand handhavend op te treden aan eisers bekend gemaakt. Eisers hebben hiertegen hun zienswijze kenbaar gemaakt bij brief van 5 juni 2002. Verweerder heeft echter hierin geen reden gezien af te zien van handhaving en heeft bij besluit van 11 juli 2002 de in geding zijnde dwangsom opgelegd en heeft dit besluit conform het advies van de commissie in bezwaar gehandhaafd.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het perceel van eisers binnen de bestemming “bedrijven” valt, dat ter plaatse geen bouwvlak voor (bedrijfs)woningen is opgenomen en dat het geldende bestemmingsplan ter plaatse geen (bedrijfs)woning toelaat. Verweerder heeft er verder op gewezen dat ook de gebruiksvoorschriften het gebruik van de bebouwing voor wonen uitsluiten en derhalve het bestemmingplan geen mogelijkheid biedt de strijdige situatie te legaliseren. Volgens verweerder is nog niet duidelijk of de aan het tegenover eisers perceel gelegen agrarisch bedrijf aan de […]straat [nummer] verleende milieuvergunning, waarvan de geldigheidsduur loopt tot 13 juni 2003, wel of niet komt te vervallen. Vorenstaande betekent volgens verweerder dat onzeker is of bewoning op termijn uit planologisch oogpunt wel acceptabel is. Derhalve is voor verweerder een tijdelijke vrijstelling ex artikel 17 van de WRO of een tijdelijke gedoogtoestemming geen optie.
Eisers hebben onder meer in beroep naar voren gebracht dat wettelijk is voorgeschreven dat de meerderheid van het aantal leden van de commissie aanwezig dient te zijn voor het houden van een hoorzitting. Ten tijde van de hoorzitting op 31 oktober 2002 waren slechts een tweetal van de vijf leden van de commissie aanwezig, zodat het quorum niet is gehaald. Volgens eisers dient het advies van de commissie te worden vernietigd wegens strijd met de wet. Voorts hebben eisers aangevoerd dat het gebruik dat zij maken van hun bedrijfspand niet in strijd is met het bestemmingsplan omdat wonen ingevolge het bestemmingsplan is toegelaten. Volgens eisers is in hun geval sprake van een woning en niet van een bedrijfswoning. Verder heeft verweerder niet de nodige kennis vergaard omtrent alle relevante feiten en de af te wegen belangen waardoor het besluit in strijd is genomen met artikel 3:2 van de Awb. Eisers hebben in dit kader met name erop gewezen dat verweerder geen blijk heeft gegeven van een onderzoek naar de milieuvergunning van het agrarisch bedrijf aan de […]straat [nummer] en geen onderzoek heeft gedaan naar de legalisatie- en/of gedoogmogelijkheden.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften gemeente Laarbeek (hierna: de verordening) bestaat de commissie uit een voorzitter en vier leden, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door de gemeenteraad op voorstel van burgemeester en wethouders.
Ingevolge artikel 11 van de verordening is voor het houden van een zitting vereist, dat de meerderheid van het aantal leden, waaronder in ieder geval de voorzitter danwel zijn plaatsvervanger, aanwezig is.
Uit het verslag van de hoorzitting van de commissie is gebleken dat de commissie bestond uit twee personen, te weten de plaatsvervangend voorzitter en een lid van de commissie. Voort is uit het verslag gebleken dat de plaatsvervangend voorzitter de aanwezigen heeft medegedeeld dat die avond uitsluitend de hoorzitting plaatsvindt omdat er geen quorum is. Het beraad en het advies zou op een nader te bepalen datum met de voltallige commissie plaatsvinden.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het vorenstaande met zich brengt dat eisers niet in overeenstemming met artikel 11 van de verordening door een meerderheid van de commissie zijn gehoord. Gelet op het dwingend karakter van artikel 11 van de verordening mag dit niet worden veronachtzaamd. De omstandigheid dat de commissie bij het uitbrengen van haar advies wel voltallig was kan aan het vorenstaande niet afdoen. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eisers conform het advies van de commissie ongegrond verklaard. Dit besluit voldoet, gelet op het voorgaande niet aan de vereisten zoals die voor het horen in bezwaar zijn gesteld. Derhalve kan het bestreden besluit niet in stand blijven en zal dit besluit door de voorzieningenrechter worden vernietigd wegens strijd met artikel 11 van de verordening en met het zorgvuldigheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 3:2 van de Awb. De voorzieningenrechter ziet vanwege de omstandigheid dat verweerders besluit - het opleggen van een last onder dwangsom - is genomen op grond van een discretionaire bevoegdheid geen aanleiding toepassing te geven aan artikel 6:22 van de Awb . De voorzieningenrechter zal verweerder opdragen eisers opnieuw te doen horen.
De voorzieningenrechter wil niet nalaten op te merken dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende blijk heeft gegeven dat de nodige kennis is vergaard omtrent de stand van zaken met betrekking tot de milieuvergunning van het agrarisch bedrijf aan de […]straat [nummer]en de mogelijkheden tot legaliseren van het bewonen van het bedrijfspand aan de [adres].
De voorzieningenrechter acht het verder voor de hand liggen dat verweerder bij het nemen van een nieuw besluit de ter zitting opgevoerde gevallen in verband met het beroep op het gelijkheidsbeginsel beziet. Terzake van de hiergenoemde punten dient verweerder een gemotiveerd besluit te nemen.
Hetgeen overigens door eisers naar voren is gebracht behoeft gelet op het vorenstaande geen verdere bespreking.
Op grond van het vorenstaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het bestreden besluit niet kan worden gehandhaafd. De voorzieningenrechter zal derhalve het beroep gegrond verklaren en verweerder opdragen eisers opnieuw te doen horen en een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van het vorenoverwogene.
Gezien de beslissing in de hoofdzaak bestaat geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe zal worden afgewezen.
De voorzieningenrechter acht termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door verzoekster ten behoeve van de beroepszaak gemaakte proceskosten. Deze zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
· 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
· 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
· waarde per punt € 322,00
· wegingsfactor 1.
De voorzieningenrechter ziet voorts aanleiding om met toepassing van artikel 8:74, eerste lid van de Awb te bepalen dat verweerders gemeente aan eisers het betaalde griffierecht ad € 109,00 vergoedt.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep van 15 januari 2003 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 19 december 2002;
- draagt verweerder op eisers opnieuw te doen horen en een nieuw besluit op bezwaar te nemen;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb af;
- veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;
- wijst verweerders gemeente aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden;
- gelast dat verweerders gemeente het betaalde griffierecht ad € 109,00 ten behoeve van de beroepszaak aan eisers vergoedt.
Aldus gedaan door mr. A.H.N. Kruijer als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van mr. A.A. Autar als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 april 2003.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak - voor zover daarbij op het beroep is beslist - binnen zes weken na de datum van toerzending beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA
's-Gravenhage.
Afschrift verzonden: