ECLI:NL:RBSHE:2003:AI0663

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
96538 - KG ZA 03-410
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in kort geding tot verstrekking van gegevens door bank aan schadeverhaalbedrijf

In deze zaak heeft Santema & Blonz B.V. een kort geding aangespannen tegen F. van Lanschot Bankiers N.V. met als doel de bank te veroordelen tot het verstrekken van bepaalde gegevens die essentieel zijn voor het verhalen van schade door particuliere beleggers. Santema, die zich richt op het verhalen van effectenschade, heeft de vordering van een particuliere belegger, de heer X, op Van Lanschot overgenomen. De vordering betreft onder andere het portefeuille-overzicht van 31 juli 2001, alle transacties in september 2001, en kopieën van gesprekken met de heer X. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Van Lanschot op grond van de algemene informatieplicht en de verruimde exhibitieplicht ex artikel 843a Rv gehouden is om deze gegevens aan Santema te verstrekken. Van Lanschot heeft verweer gevoerd, onder andere dat de vordering niet voldoende bepaald was en dat Santema geen rechtmatig belang zou hebben. De rechter heeft echter geoordeeld dat Santema recht heeft op de gevraagde informatie, aangezien de vordering rechtsgeldig aan haar is overgedragen. De vordering is toegewezen, met de verplichting voor Van Lanschot om binnen veertien dagen de gevraagde gegevens te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom voor elke dag dat zij in gebreke blijft. Tevens is Van Lanschot veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 885,20.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS IN KORT GEDING
Zaaknummer : 96538 / KG ZA 03-410
Datum uitspraak: 29 juli 2003
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SANTEMA & BLONZ B.V.,
gevestigd te Bergeijk,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 8 juli 2003,
procureur mr M.J.C. Zuurbier,
advocaten mr. J.R. Dam te Doetinchem en mr. J.G. Molenaar te Amsterdam,
tegen:
de naamloze vennootschap
F. VAN LANSCHOT BANKIERS N.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde bij gemeld exploot,
procureur mr. J.E. Benner,
advocaat mr. G.T.J. Hoff te Amsterdam.
Partijen zullen hierna "Santema" en "Van Lanschot" worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Santema heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. De advocaten van Santema hebben de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hen overgelegde pleitnotities.
1.3. De advocaat van Van Lanschot heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities.
1.4. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. Inleiding
2.1. Santema maakt haar bedrijf van het verhalen van door particuliere beleggers geleden effectenschade als gevolg van gebrekkige dienstverlening door banken of effecteninstellingen. Bij akte van eigendomsoverdracht van 27 augustus 2002 heeft Santema overgedragen gekregen de vordering die [de heer x] heeft op Van Lanschot. Daaronder was begrepen de overdracht van alle rechten en bevoegdheden die [de heer x] aan zijn rechtsverhouding met Van Lanschot kon ontlenen.
2.2. De vordering die [de heer x] op Van Lanschot pretendeerde te hebben bestaat kort gezegd hierin, dat [de heer x] door Van Lanschot slecht dan wel foutief geadviseerd is met betrekking tot de verkoop van bepaalde zekerheden die ter afdekking van de gevolgen van koersval van 11 september 2001 dienden.
3. Het geschil
3.1. Santema vordert in dit kort geding, kort weergegeven, Van Lanschot te veroordelen om binnen een in goede justitie te bepalen termijn aan Santema de volgende gegevens te verstrekken:
1. het portefeuille-overzicht van 31 juli 2001, nabeurs;
2. alle transacties in september 2001;
3. het portefeuille-overzicht van 31 september 2001, nabeurs;
4. het saldo van de gekoppelde rekeningen (geschoond voor alle transacties voor 1 september 2001);
5. alle mutaties op de geldrekening in september 2001;
6. kopieën van de tapes/transcripties van de gesprekken met [de heer x] in september 2001;
7. de door de bank gehanteerde marginklasse voor de door [de heer x] aangehouden short posities in opties;
8. de door de bank aangehouden dekkingspercentages voor de aandelen in portefeuille;
9. kopieën van alle door de bank aan [de heer x] verzonden marginbrieven,
zulks op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Van Lanschot in de proceskosten.
Ter zitting heeft Santema hetgeen zoals gevorderd onder punt 7 en 8 ingetrokken.
3.2. Santema legt daaraan ten grondslag dat zij, teneinde haar procespositie in een eventueel aan te spannen bodemprocedure tegen Van Lanschot te kunnen inschatten, dient te beschikken over de betreffende gegevens. De bank is, behalve op grond van haar uit het procesrecht voortvloeiende algemene informatieplicht ook op grond van de verruimde exhibitieplicht ex artikel 843a Rv gehouden om deze gegevens aan Santema ter beschikking te stellen, althans daarvan inzage te verschaffen.
3.3. Het verweer van Van Lanschot tegen de vordering komt zakelijk weergegeven op het volgende neer.
a) De beweerdelijke vordering van [de heer x] was in de akte van eigendomsoverdracht niet met voldoende bepaalbaarheid omschreven, zodat geen geldige cessie heeft plaatsgevonden en Santema geen titularis is geworden van enige schadevergoedingsvordering;
b) Santema heeft geen belang bij haar vordering, nu Van Lanschot bereid is om mee te werken aan de verstrekking van kopieën van dagafschriften aan haar indien [de heer x] daaraan zijn medewerking verleent;
c) Santema heeft geen rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv, nu zij het middel van het kort geding kennelijk slechts inzet om bij wege van een 'fishing expedition' haar proceskansen in te schatten. Voorts heeft Santema nog verweer gevoerd tegen toewijzing van de vordering op specifieke onderdelen wegens het niet voldaan zijn aan de vereisten van artikel 843a Rv.
3.4. Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het verweer onder a) treft geen doel. Uit de akte van cessie d.d. 27 augustus 2002 is afdoende af te leiden om welke vordering het gaat. Dat het Van Lanschot bekend moet zijn welke vordering op Santema is overgedragen volgt ook uit het feit dat het blijkens het ter zitting verhandelde aan Van Lanschot genoegzaam duidelijk is dat Santema een bedrijf is, dat zich bezighoudt met het verhalen van schade ten behoeve van particuliere beleggers, en uit het feit dat Van Lanschot met [de heer x] een dispuut had over haar advisering met betrekking tot de verkoop van bepaalde zekerheiden. Overigens blijkt ook uit de brief van Santema aan Van Lanschot van 1 april 2003 welke vordering is overgedragen.
4.2. Santema heeft de schadevergoedingsvordering van [de heer x] op Van Lanschot overgenomen. Datzelfde geldt blijkens de akte van cessie voor de bevoegdheid tot het entameren van gerechtelijke procedures jegens Van Lanschot. Onder die omstandigheden kan Van Lanschot thans niet van Santema verlangen dat laatstgenoemde haar aanvragen om verstrekking van kopieën van dagafschriften vergezelt van een handtekening of goedkeuring van [de heer x]; Santema dient, nu de bevoegdheid daartoe rechtsgeldig aan haar is overgedragen, de procedure zelfstandig te kunnen voeren en bovendien vloeit ook uit de aard van de tussen [de heer x] en Santema overeengekomen cessie voort dat (verdere) medewerking van [de heer x] in dezen niet vereist en ook niet gewenst is. Het verweer onder b) faalt mitsdien.
4.3. Ten aanzien van het verweer onder c) overweegt de rechter als volgt.
4.3.1. Waar Van Lanschot stelt dat zij bereid is om na goedkeuring of met medewerking van [de heer x] bepaalde bescheiden aan Santema ter beschikking te stellen, kan zij niet thans met succes betogen dat Santema middels een 'fishing expedition' op ongeoorloofde wijze haar proceskansen tracht in te schatten. Indien Van Lanschot immers bereid is om de gegevens wel aan [de heer x] of met medewerking van [de heer x] aan Santema te verstrekken, heeft zij onder die omstandigheden kennelijk niet de bezwaren die zij nu wel stelt te hebben tegen de wijze waarop Santema haar -aan de positie van [de heer x] ontleende- procespositie wil bepalen. Dat is in tegenspraak met elkaar, zodat het verweer op dat punt faalt.
4.3.2. Om dezelfde reden faalt het verweer waar het is gestoeld op de stelling dat verstrekking van de gegevens onnodig is voor een behoorlijke rechtsbedeling. Indien Van Lanschot wel bereid is om de gegevens aan [de heer x] te verstrekken, moet het er voor worden gehouden dat zij die bereidheid niet kan clausuleren nu de verstrekking door Santema -die in de plaats van [de heer x] is gekomen- wordt gevraagd.
4.3.3. Onweersproken is dat Van Lanschot geen document voorhanden heeft waaruit het saldo van de gekoppelde rekeningen blijkt. De vordering kan op dat punt mitsdien niet worden toegewezen, zodat het verweer ten dien aanzien slaagt.
4.4.4. Ten aanzien van het gevorderde zoals weergegeven onder punt 5 van r.o. 3.1. heeft Van Lanschot aangevoerd dat zij deze bescheiden niet zonder medewerking van [de heer x] ter beschikking wenst te stellen, nu daarin ook privé-transacties van [de heer x] zijn weergegeven. Dit laat onverlet dat [de heer x] moet worden geacht aan Santema inzage van deze gegevens te hebben toegestaan door aan Santema alle rechten en bevoegdheden over te dragen die hij aan zijn rechtsverhouding met Van Lanschot kon ontlenen. Ook deze gegevens dient Van Langschot derhalve aan Santema ter beschikking te stellen.
4.5. Het vorenstaande leidt tot toewijzing van de vordering zoals na te melden, met dien verstande dat het enkel betreft gegevens die betrekking hebben op [de heer x]. Aan Van Lanschot zal een termijn van veertien dagen worden gegund om aan de veroordeling te voldoen. In de formulering van het dictum zal rekening worden gehouden met de ter zitting zijdens Santema gedane toezegging dat zij -conform het bepaalde in artikel 843a Rv- de met de exhibitie samenhangende kosten zal dragen.
4.6. De gevorderde dwangsom wordt gematigd als na te melden. Voorts zal er aan de dwangsomsanctie een maximum en een verdere rechterlijke matigingsbevoegdheid van de hierna te vermelden inhoud verbonden.
4.7. Van Lanschot zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten hebben te dragen.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
veroordeelt Van Lanschot om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan Santema de volgende gegevens te verstrekken:
- het portefeuille-overzicht van 31 juli 2001, nabeurs;
- alle transacties in september 2001;
- het portefeuille-overzicht van 31 september 2001, nabeurs;
- alle mutaties op de geldrekening in september 2001;
- kopieën van de tapes/transcripties van de gesprekken met [de heer x] in september 2001;
- kopieën van alle door de bank aan [de heer x] verzonden marginbrieven,
een en ander op kosten van Santema en uitsluitend voor zover deze documenten betreffen [de heer x], wonende te ([adres]
veroordeelt Van Lanschot tot betaling aan Santema van een dwangsom ten bedrage van € 1.000,-- voor elke dag en iedere keer, dat Van Lanschot in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, met dien verstande:
- dat boven de som van € 50.000,-- geen dwangsommen meer worden verbeurd;
- dat deze dwangsomsanctie vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
veroordeelt Van Lanschot in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de wederpartij begroot op € 885,20, waarvan € 703,00 salaris procureur en € 182,20 verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders gevorderd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.