Uitspraak
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
BESCHIKKING
Zaaknummer : 101550 / FA RK 03-3849
Uitspraak : 05 november 2003
Beschikking betreffende voorlopige voorzieningen in de zaak van
[ naam van verzoekster],
wonende te [woonplaats],
procureur mr. R.L.A. Klaassen,
tegen:
[ naam verweerder],
wonende te [woonplaats],
procureur mr. A.W. Braam,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de vrouw en de man.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ontvangen ter griffie op 16 oktober 2003;
- het verweerschrift met bijlagen van de man.
De zaak is behandeld ter zitting van 28 oktober 2003. Verschenen zijn partijen vergezeld van hun procureurs. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De beoordeling
De vrouw heeft een bijdrage verzocht in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen van ? 250,00 per maand per kind. De vrouw is van mening dat de man voldoende draagkracht heeft om een dergelijke bijdrage te betalen, nu de man vermogen liquide kan maken.
De man betwist niet de behoefte aan de verzochte bijdrage, doch stelt dat hij onvoldoende draagkracht heeft. Hij is van mening dat het vermogen besloten ligt in zijn woning en dat hij dat niet liquide kan maken. De woning is geheel aangepast vanwege zijn handicap en hij heeft slechts beperkte mogelijkheden om extra hypotheek te nemen. De man acht zich in staat om een bedrag van ? 31,00 per maand per kind te betalen.
Situatie van de man.
Voor wat betreft de financiële omstandigheden van de man wordt verwezen naar de draagkrachtberekening, welke als productie 7 bij het verweerschrift van de man is overgelegd.
Het belastbaar loon van de man van ? 22.776,00 per jaar is niet in geschil.
De rechtbank neemt de volgende, niet in geschil zijnde, maandelijkse lasten in aanmerking:
- het op de Algemene bijstandswet gebaseerde normbedrag voor een alleenstaande, inclusief de maximale toeslag en te verminderen met de woonkostencomponent;
- hypotheekrente ? 228,58;
- eigenaarslastenforfait ? 95,00;
- premie ziektekosten ? 150,00;
- premie levensverzekering ? 27,23;
- kosten omgangsregeling ? 100,00;
- schulden ? 30,00 in verband met extra hypotheek;
Tussen partijen is in geschil of een bedrag van ? 100,00 per maand moet worden meegenomen voor extra kosten in verband met de handicap van de man. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten woon-werk verkeer, extra bewassing, extra kledingslijtage en de eigen bijdrage in het kader van het zogenaamde persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp. Naar het oordeel van de rechtbank is door de man voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voor woon-werk verkeer gebruik moet maken van een auto. Voorts acht de rechtbank aannemelijk dat door het gebruik van een rolstol en vanwege de handicap van de man er eerder slijtage optreed aan kleding dan gemiddeld genomen. Tenslotte is aannemelijk dat de man, vanwege de echtscheiding en het vertrek van de vrouw uit de echtelijke woning, noodzakelijk is aangewezen op een huishoudelijke hulp.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat met het bedrag van ? 100,00 rekening kan worden gehouden.
De rechtbank houdt rekening met de navolgende fiscale aspecten:
-de algemene heffingskorting;
-de arbeidskorting;
-fiscale aftrek hypotheekrente, waarbij de rechtbank volledigheidshalve opmerkt
dat de rente voor de extra hypotheek niet aftrekbaar is omat deze hypotheek niet ten
behoeve van de woning is afgesloten;
-een eigenwoningforfait van ? 2.743,00.
Gelet op het bovenstaande is de man in staat om een bijdrage van ? 31,00 per maand per kind te betalen, zodat de rechtbank de vraag dient te beantwoorden of van de man verlangd kan worden dat hij zijn vermogen liquide maakt ten behoeve van de kinderalimentatie.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De financiële draagkracht van de alimentatieplichtige wordt niet alleen door zijn inkomen maar ook door zijn vermogen bepaald. Dit is niet anders indien de alimentatieplichtige op basis van zijn normale (arbeids) inkomen geen of onvoldoende draagkracht heeft. De vraag of van de alimentatieplichtige kan worden gevergd dat hij zijn vermogen liquide maakt en aldus gaat interen op zijn vermogen hangt af van alle concrete omstandigheden van het geval.
In het kader van deze voorlopige voorzieningen procedure is het ondoenlijk om de waarde van een aantal bijzondere vermogensbestanddelen, zoals de auto en een motor ([ X]) te gaan vaststellen. Vast staat echter dat de woning van de man een aanmerkelijke overwaarde heeft. Voorts staat vast dat man in januari 2003 een extra hypotheek heeft kunnen afsluiten van ? 10.000,00. Uit het debat ter zitting is naar voren gekomen dat de man nog eens ? 10.000,00 extra zou kunnen lenen, welk bedrag hij gedeeltelijk kan aanwenden voor alimentatie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door de man niet aannemelijk is gemaakt dat hij het vermogen besloten in de woning niet liquide kan maken. Gelet op de onderhoudsplicht van de man jegens de kinderen en gelet op de behoefte van de kinderen, kan dit ook van hem gevergd worden.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de man niet onbegrensd het vermogen besloten in de woning kan aanwenden. In het onderhavige geval wordt deze grens enerzijds gevormd door het feit dat van de man niet verlangd kan worden dat hij de woning verkoopt om de volledige overwaarde te gelde te maken. De woning is immers geheel aangepast aan de handicap van de man en een gedwongen verhuizing van de man brengt voor hem relatief hoge kosten met zich mee omdat een nieuwe woning wederom zal moeten worden aangepast. Anderzijds wordt deze grens gevormd door de redelijke woonlast van de man. Door het liquide maken van het vermogen besloten in de woning stijgen feitelijk zijn woonlasten, waarbij de rechtbank nogmaals opmerkt dat eventuele extra (hypotheek)rente voor de man niet fiscaal aftrekbaar is.
Gelet hierop en gelet op de huidige inkomsten en woonlasten van de man is de rechtbank van oordeel dat de man voorlopig in staat moet worden geacht om een bedrag van ? 250,00 per maand per kind bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
De beslissing
De rechtbank:
bepaalt het bedrag dat de man met ingang van 5 november 2003 voorlopig moet betalen tot verzorging en opvoeding van elk kind op ? 250,00 (tweehonderd en vijftig euro) per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, vermeerderd met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten en/of regelingen ten behoeve van deze minderjarigen kan of zal worden verstrekt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.W.J. de Ruiter-Phaff, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 05 november 2003, in aanwezigheid van de griffier.