4.2. De gevorderde ontruiming is zoals ook het COA aangeeft (pleitnota van mr. Simonis, punt 3.2.), bij wege van uitzondering alleen dan niet voor toewijzing vatbaar, indien zich bij effectuering een acute noodsituatie zal voordoen aan de zijde van [gedaagde], op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat er sprake is van schrijnende omstandigheden van humanitaire aard of dat het het COA misbruik van recht maakt door op ontruiming aan te dringen.
Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard dient aansluiting te worden gezocht bij de wettelijke regeling van "uitstel van vertrek" van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 (VW). Die wet verbiedt uitzetting indien het, gelet op de gezondheidstoestand van betrokkene of van een van zijn/haar gezinsleden, niet verantwoord is om te reizen en er directe medische noodhulp geboden moet worden. Op zich is dat onderwerp in dit geding niet aan de orde, maar het "Tussentijds bericht Vreemdelingencirculaire"(TBV) 2001/31 regelt in een geval als dit een aanspraak op Rva-voorzieningen naar analogie van artikel 64 VW.
Dienaangaande wordt overwogen:
4.2.1. [Gedaagde] stelt op 17 september 2003 een verzoek om (analoge) toepassing van artikel 64 VW te hebben gedaan en zij heeft ter staving daarvan een aangetekende brief van haar advocaat d.d. 17 september 2003 aan het Hoofd van de Plaatselijke Politie (per adres: het OC waar [gedaagde] verblijft) met als bijlage een "Verzoek op grond van art. 64 Vw 2000" d.d. 15 september 2003 overgelegd. Bij het COA was dat verzoek, hoewel binnengekomen bij het politiekantoor ter plaatse van het betreffende OC, niet bekend (zie pleitnota mr. Simonis, punt 3.2).
De rechter stelt vast dat [gedaagde] dat verzoek niet heeft gedaan op het aanvraagformulier volgens het model dat is bijgevoegd bij TBV 2001/31. Ook overigens bevat haar verzoek niet alle informatie die in dat model-formulier wordt gevraagd. Belangrijker is dat het verzoek of de aanvraag niet vergezeld is gegaan van een medische verklaring die ondertekend is door een arts of specialist. Uit het model-formulier is kenbaar dat zonder een dergelijke verklaring de aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Dat is dan ook kennelijk niet gebeurd.
4.2.2. Hoewel het Hoofd van de Plaatselijke Politie deze niet aan de wettelijke voorschriften voldaan hebbende aanvraag niet in behandeling behoefde te nemen, verplichtte artikel 4:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht hem om behandeling niet achterwege te laten dan nadat ("mits") hij de aanvrager de gelegenheid had geboden om binnen een door hem te stellen termijn de aanvraag aan te vullen. Gesteld noch gebleken is dat aan [gedaagde] die gelegenheid is geboden.
De rechter verbindt daaraan de gevolgtrekking dat voorshands [gedaagde] en haar gezinsleden, waaronder Fuad de bescherming genieten die zij aan TBV 2001/31 ontlenen.
4.2.3. Vast staat dat Fuad behept is met een ernstige, aangeboren afwijking, te weten: een nog niet nader gediagnosticeerde vorm van spierdystrofie, en dat hij ten tijde van de behandeling van dit kort geding voor nadere diagnose is opgenomen in het St. Radboudziekenhuis te Nijmegen.
Deze aandoening sluit weliswaar niet uit dat hij kan reizen en in het land van herkomst van zijn ouders, Iran, redelijke behandelingsmogelijkheden kan krijgen, maar ingevolge het in de Vreemdelingencirculaire (Vc) A4/7 geformuleerde beleid ten aanzien van de toepassing van artikel 64 VW geldt, dat bewijs van een een ziekenhuisopname zonder nader onderzoek volstaat voor de aanname dat de vreemdeling niet verantwoord kan reizen. In dat opzicht staat de ziekenhuisopname van Fuad aan toewijzing van de ontruimingsvordering die ook hem treft, in de weg. Daaraan doet niet af dat die opname kennelijk is geschied met een diagnostisch doel. De rechter kan bezwaarlijk vooruitlopen op de resultaten van het middels deze ziekenhuisopname medisch noodzakelijk geachte diagnostisch onderzoek, dan wel meewerken aan maatregelen die onderbreking van dat onderzoek tot gevolg kunnen hebben.
4.2.4. Er kunnen zich gevallen voordoen waarin gelet op de aard en enrst van de aandoening waarop de vreemdeling zich beroept, ook de rechter zelf zich een oordeel kan vormen over de vraag of de vreemdeling kan reizen. Een zodanig eenvoudig geval doet zich hier echter niet voor. De rechter kan niet voorzien of op grond van de resultaten van het diagnostisch onderzoek van Fuad nog altijd aangenomen kan worden dat hij kan reizen en in Iran redelijkerwijs behandeld kan worden. Die beoordeling behoort binnen de daarvoor in TBV 2001/31 gegeven kaders plaats te vinden. De rechter zou zich daarom kunnen voorstellen dat het Hoofd van de Plaatselijke Politie aan [gedaagde] alsnog een termijn stelt om haar aanvrage op grond van TBV 2001/31 aan te vullen opdat die aanvrage alsnog aan de gestelde voorschriften voldoet. Daarna kan op de voorgeschreven wijze tot een beslissing daaromtrent worden gekomen.
4.2.5. Ingevolge Vc A4/7 mag de met uitzetting bedreigde vreemdeling de uitslag van het onderzoek door de geraadpleegde arts of het Bureau Medische Advisering in Nederland afwachten. Mutatis mutandis vertaalt die beleidsregel zich bij analoge toepassing op de beëindiging van Rva-verstrekkingen er in dat [gedaagde] hangende de uitslag van het onderzoek door de geraadpleegde arts of het Bureau Medische Advisering niet wordt uitgezet uit het OC waar zij thans nog verblijft.
4.2.6. Daarmee is ook het wonderlijke betoog van het COA dat zolang de IND niet positief heeft beslist op de TBV 2001/31-aanvraag, COA zich van het gedaan zijn van die aanvraag niets behoeft aan te trekken en desondanks de voorzieningen kan doen beëindigen, verworpen. Het ene bestuursorgaan behoort zich niet op een dergelijke wijze te kunnen verschuilen achter een onvoldoende voortvarendheid van een ander bestuursorgaan, en zeker niet als die geringe voortvarendheid veroorzaakt kan zijn door capaciteitsproblemen. In beginsel immers dient de overheid voor voldoende capaciteit te zorgen om de eigen regelingen te kunnen uitvoeren en de op zich dikwijls onvermijdelijke en daarom vaak begrijpelijke capaciteitsproblemen niet af te wentelen op de burger. Er behoort geen premie te staan op het niet of met grote vertraging behandelen door de IND van dergelijke aanvragen als legitimatie voor het COA om door de wetgever beoogde maar voor het COA lastige beslissingen te omzeilen en daardoor de regeling van TBV 2001/31 tot een dode letter maken. Juist de in die regeling voorziene eerste beoordeling door de politiearts op basis van de verstrekte gegevens en diens mogelijheid tot overleg met de behandelende sector, maken trouwens dat een snelle, het apparaat weinig belastende beoordeling mogelijk is.