ECLI:NL:RBSHE:2004:AO4207

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
105355 / KG ZA 04-19
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Caféverbod en de grenzen van toegang ontzeggen in horecagelegenheden

In deze zaak vorderde eiser de opheffing van een caféverbod dat hem voor de duur van een jaar was opgelegd door verschillende horecagelegenheden, waaronder De Vlinder B.V. en Plaza Café B.V. Eiser stelde dat hij onterecht was uitgesloten van toegang tot deze etablissementen, omdat hij geen overlast zou hebben veroorzaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat in beginsel iedereen het recht heeft om toegang tot zijn etablissement te ontzeggen, maar dat dit recht in bepaalde omstandigheden beperkt is, vooral wanneer het gaat om openbare en voor het publiek toegankelijke ruimten. De rechter benadrukte dat de ontzegging niet alleen een incidentele maatregel betreft, maar een langdurige impact heeft op de betrokken persoon, wat de noodzaak van zorgvuldigheid bij het opleggen van een dergelijk verbod onderstreept.

De rechter concludeerde dat de motivering voor de caféverboden, namelijk 'overlast in mijn bedrijf', niet voldoende was onderbouwd voor alle gedaagden. Voor de meeste gedaagden was er onvoldoende bewijs dat eiser daadwerkelijk overlast had veroorzaakt, waardoor de vordering ten aanzien van hen werd toegewezen. Echter, voor drie specifieke horecagelegenheden was er wel bewijs van overlast, waardoor de vordering voor deze bedrijven werd afgewezen. De rechter besloot dat de ontzeggingen voor de horecagelegenheden 'Plaza Café B.V.', 'De Bascule' en 'Entre les Deux' in stand blijven, terwijl de overige ontzeggingen ongedaan moesten worden gemaakt. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid en goede gronden bij het opleggen van toegang ontzeggingen in de horeca.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS IN KORT GEDING
Zaaknummer : 105355 / KG ZA 04-19
Datum uitspraak: 19 februari 2004
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij exploot van dagvaarding van 23 januari 2004,
procureur mr. H.E.J.M. van Stiphout,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE VLINDER B.V,
gevestigd te [woonplaats],
vrijwillig verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HELLY B.V., handelend onder de naam 'Tapasbar la Mariposa',
gevestigd te [woonplaats],
gedagvaard bij gemeld exploot,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PLAZA CAFÉ B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedagvaard bij gemeld exploot,
4. [gedaagde sub 4], handelend onder de naam 'Stadsherbergh De Kei',
wonende te [woonplaats], gemeente [X], zaakdoende te [woonplaats],
gedagvaard bij gemeld exploot,
5. de vennootschap onder firma JOHAMO V.O.F., handelend onder de naam
'Zeezicht',
gevestigd te [woonplaats],
en haar vennoten [naam vennoot 1],
wonende te [woonplaats], en
[naam vennoot 2],
wonende te [woonplaats],
vrijwillig verschenen,
6. [gedaagde sub 6],
handelend onder de naam 'De Bascule',
wonende te [woonplaats],
gedagvaard bij gemeld exploot,
7. [gedaagde sub 7],
handelend onder de naam ''t Pakhuis',
wonende te [woonplaats],
gedagvaard bij gemeld exploot,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [BV X],
gevestigd te [vestigingsplaats], zaakdoende onder de naam 'Entre les Deux' alsmede onder de naam 't Parlement',
vrijwillig verschenen,
procureur mr. H.S.M. Vogelaar.
Partijen zullen hierna "[eiser]" en "De Vlinder c.s." worden genoemd.
1. De procedure
1.1. [eiser] heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. De procureur van [eiser] heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.3. De procureur van De Vlinder c.s. heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.4. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. De Vlinder c.s. exploiteren allen horecagelegenheden in het uitgaansgebied te [woonplaats].
2.2. Aan [eiser] is met ingang van 9 oktober 2002 de toegang ontzegd van de café's Entre Deux, Plaza B.V. en De Vlinder B.V. voor de duur van een jaar.
2.3. [eiser] heeft (naar zijn zeggen op 28 november 2003) ontzeggingen ontvangen voor (de toegang tot) alle door de afzonderlijke gedaagden in [woonplaats] geëxploiteerde respectievelijke bedrijven (in totaal 9), ingaande 25 november 2003 tot en met 25 november 2004. Deze ontzeggingen zijn blijkens de tekst daarvan allen gegeven "naar aanleiding van overlast in mijn bedrijf".
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert in dit kort geding, kort weergegeven, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. De Vlinder c.s. te bevelen de ontzeggingen ongedaan te maken, aldus, dat [eiser] schriftelijk door elk van De Vlinder c.s. wordt bevestigd dat de ontzegging voor het cafébedrijf casu quo voor de cafébedrijven van de respectievelijke gedaagde is ingetrokken en dat [eiser] aldus weer toegang heeft tot het cafébedrijf casu quo de cafébedrijven van de respectievelijke gedaagde, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor elke dag dat ieder van de gedaagden, na de betekening van het te wijzen vonnis, in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen;
2. De Vlinder c.s. te bevelen om [eiser], na betekening van het te wijzen vonnis, daadwerkelijk toe te laten tot het cafébedrijf casu quo cafébedrijven van ieder van de gedaagden, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor elke keer dat de respectievelijke gedaagde casu quo namens de respectievelijke gedaagde, aan [eiser] de toegang van het cafébedrijf van de respectievelijke gedaagden weigert,
alles met veroordeling van De Vlinder c.s. in de kosten van dit geding.
3.2. [eiser] legt daaraan het navolgende ten grondslag.
Het door De Vlinder c.s. gegeven caféverbod is in strijd met de redelijkheid en billijkheid. [eiser] heeft in geen van de door De Vlinder c.s. geëxploiteerde café's overlast veroorzaakt. Bij brief van 24 december 2003 zijn De Vlinder c.s. gesommeerd de ontzeggingen ongedaan te maken. Aan deze sommatie is geen gevolg gegeven.
De negen cafébedrijven waarvoor de ontzeggingen zijn verleend, maken gezamenlijk het belangrijkste gedeelte van het [woonplaats]se uitgaansgebied uit. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
3.3. Het verweer van De Vlinder c.s. tegen de vordering komt zakelijk weergegeven op het volgende neer.
In [woonplaats] vindt al vanaf 1988 gestructureerd overleg plaats tussen horeca-ondernemers, de gemeente en politie en justitie. Door de afspraken die in dat overleg zijn gemaakt is het de betrokken partijen gelukt de omvang van het uitgaansgeweld in [woonplaats] te stabiliseren; dit in tegenstelling tot landelijke tendensen. Voor de uitvoering van het beleid is het bedrijf Network Protection te [woonplaats] ingeschakeld.
De Vlinder c.s. drijven allen een particuliere onderneming. Behoudens hetgeen in de wet is bepaald, zijn zij daarom vrij zelf te bepalen wie zij in hun lokaliteiten wensen toe te laten en wie niet. Daarover hebben zij ook onderling afspraken gemaakt in die zin dat in het geval van een ontzegging deze geldt voor alle ondernemingen van gedaagden.
De Vlinder c.s. brengen een aantal verklaringen in het geding, waaruit blijkt dat [eiser] overlast veroorzaakt. Hij heeft ontzeggingen niet gerespekteerd, hij provoceert, scheldt medewerkers van gedaagden en van het door dezen ingeschakelde bedrijf Network Protection uit en bedreigt deze. De Vlinder c.s. hebben het recht dergelijke personen niet in hun onderneming toe te laten. Dat [eiser] mogelijk niet in alle ondernemingen binnen doch evident wel daarbuiten overlast veroorzaakt doet daaraan niet af. Gelet op de onderlinge afspraken die de ondernemers, nota bene samen met gemeente, politie en justitie hebben gemaakt, wordt dan ook één lijn getrokken.
3.4. Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In beginsel heeft iedereen het recht een ander, die niet een eigen recht tot (mede)gebruik daarvan heeft, de toegang tot zijn etablissement te ontzeggen (de toegang te weigeren c.q. verder verblijf te verbieden). In bepaalde omstandigheden stelt het recht grenzen aan die bevoegdheid. Een dergelijke omstandigheid doet zich hier voor. Het betreft immers openbare, voor het algemeen publiek toegankelijke ruimten. Bovendien wordt in die ruimten een horecabedrijf geëxploiteerd, welke bedrijven een zekere maatschappelijke functie vervullen. De ontzegging waarover het hier gaat ,betreft bovendien geen incidenteel gebeuren (bijvoorbeeld voor de rest van de avond) maar heeft een veel verdergaande strekking, namelijk voor een geruime periode, in dit geval dus een jaar. In deze omstandigheden stelt de maatschappelijke zorgvuldigheid grenzen aan de in de aanvang genoemde bevoegdheid. Daarbij is verder van belang dat een dergelijke ontzegging een verdergaand effect heeft dan uitsluitend de verhindering in het betrokken café te komen; met name moet dan aan het diffamerend effect gedacht worden dat van een dergelijke maatregel uitgaat. Dit betekent dat die maatregel alleen op goede gronden mag worden genomen en voorts dat die gronden aan betrokkene worden meegedeeld. Dat impliceert tevens dat voor een toetsing van de ter rechtvaardiging van de maatregel aangevoerde gronden in beginsel alleen kan worden afgegaan op de gronden die bij de maatregel zelf aan de betrokkene zijn meegedeeld.
4.2. De onderhavige caféverboden vermelden alle als grond: "overlast in mijn bedrijf". Gelet op deze motivering zou er dus sprake moeten zijn geweest van door [eiser] veroorzaakte overlast in het bedrijf waarvoor het caféverbod is gegeven. Dat is echter niet met betrekking tot alle gedaagden het geval. [eiser] betwist immers overlast te hebben veroorzaakt, zodat het op de weg van De Vlinder c.s. ligt die genoemde overlast aannemelijk te maken.
4.3. De meeste van de door De Vlinder c.s. in het geding gebrachte verklaringen (nl. die van de uitbaters van De Vlinder B.V., Tapasbar La Mariposa, Café Zeezicht, 't Parlement en Eetcafé 't Pakhuis) bevatten slechts de volgende passage: "Inzake de affaire met dhr [eiser] wil ik meedelen volledig achter het besluit te staan om het caféverbod met 1 jaar te verlengen. Ik ken dhr [eiser] niet persoonlijk maar heb wel regelmatig van zowel barpersoneel als bezoekers van mijn bedrijf, de overlast gehoord die hij in het horecagebied veroorzaakt. Een persoon die overlast veroorzaakt in het horecagebied is niet welkom binnen mijn bedrijf/bedrijven. Ik weet dat dhr [eiser] betrokken is geweest bij diverse incidenten. Ik weet dit omdat ik de naam [eiser] regelmatig heb horen vallen bij het horecaoverleg en dit in samenhang met incidenten." Overlast in het horecagebied is echter niet als motivering gebruikt in de caféverboden, terwijl anderzijds de aannemelijkheid van de aangevoerde grond (overlast in mijn bedrijf) hieruit niet volgt. Ten aanzien van deze gedaagden moet dus voorshands geconcludeerd worden dat de ontzegging niet voldoet aan de eisen van zorgvuldigheid, zoals hierboven aangegeven, hetgeen betekent dat de vordering ten aanzien van hen moet worden toegewezen.
4.4. De verklaringen van de eigenaar van Café De Bascule, [gedaagde sub 6], de portier van Plaza Café, [naam portier 1], van de echtgenote van de uitbater van Entre les Deux, [naam echtgenote] en van de portier van Entre les Deux, [naam portier 2], gewagen echter wél van in 2003 in (of bij de ingang van) die bedrijven door [eiser] veroorzaakte overlast. Bovendien moet het er voorshands op worden gehouden, dat die overlast voldoende aannemelijk is geworden, waarbij de rechter acht heeft geslagen op alle verklaringen die zijdens De Vlinder c.s. in het geding zijn gebracht. De rechter is verder van oordeel dat deze overlast voldoende zwaarwegend is om een caféverbod gedurende een jaar te kunnen rechtvaardigen. De vordering van [eiser] zal daarom voor wat betreft deze drie bedrijven worden afgewezen.
4.5. Het spoedeisend belang van [eiser] is met het bovenstaande voldoende gegeven.
4.6. De vordering van [eiser] zal desgemeld worden toegewezen met dien verstande dat van de schriftelijke intrekking van de verboden een afschrift dient te worden gezonden aan de raadsman van [eiser]. De dwangsom in verband met het bevel [eiser] toe te laten tot de cafébedrijven zal worden gematigd en aan de dwangsomsanctie zal een rechterlijke matigingsbevoegdheid zal worden verbonden. Vanzelfsprekend geldt het bevel alleen voor de situatie dat zich geen omstandigheden voordoen die een goede grond kunnen vormen om [eiser] de toegang alsnog (al of niet voor een zekere periode) te ontzeggen.
4.7. Nu partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd als na te melden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
verstaat dat de ontzeggingen voor de horecagelegenheden "Plaza Café B.V.", "De Bascule" en "Entre les Deux" in stand blijven;
beveelt de gedaagden onder 1, 2, 4, 5, 7 en 8 de overige ontzeggingen ongedaan te maken, aldus, dat [eiser] binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis schriftelijk, met afschrift aan de raadsman van [eiser], door elk van deze gedaagden wordt bevestigd dat de ontzegging voor het cafébedrijf van de respectievelijke gedaagde (voor wat betreft gedaagde onder 8: 't Parlement) is ingetrokken en dat [eiser] aldus weer toegang heeft tot het cafébedrijf van de respectievelijke gedaagde, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag voor degene die, na de betekening van dit vonnis, in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen;
beveelt de gedaagden onder 1, 2, 4, 5, 7 en 8 om [eiser], na de betekening van dit vonnis, daadwerkelijk toe te laten tot het cafébedrijf van ieder van de gedaagden (voor wat betreft gedaagde onder 8: 't Parlement), zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- per keer dat door casu quo namens de respectievelijke gedaagde aan [eiser] de toegang van het cafébedrijf van de respectievelijke gedaagde wordt geweigerd,
bepaalt dat deze dwangsomsanctie vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
verstaat dat het bevel alleen geldt indien en zolang zich geen omstandigheden voordoen die een goede grond kunnen vormen om [eiser] de toegang te ontzeggen;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 februari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.