ECLI:NL:RBSHE:2004:AQ8947
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.L.M. van Otterdijk
- Rechtspraak.nl
Woonplaats ex artikel 1:14 BW behelst niet een kermisterrein waar attracties staan opgesteld
In deze zaak heeft de kantonrechter te Eindhoven op 19 augustus 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Eindhoven en een gedaagde die niet in rechte verschenen was. De gemeente had de gedaagde op 4 augustus 2004 gedagvaard, waarbij het exploot was uitgebracht aan het adres waar de gedaagde volgens artikel 1:14 van het Burgerlijk Wetboek mede woonplaats zou hebben. Dit artikel stelt dat een persoon die een kantoor of filiaal houdt, ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of filiaal betreffen, ook aldaar woonplaats heeft. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het kermisterrein, waar de gedaagde zich bevond tijdens de kermis, niet kan worden aangemerkt als woonplaats in de zin van de wet.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het kermispark Hilaria 2004 een tijdelijk afgezet terrein was, waar tussen 30 juli en 4 augustus 2004 diverse kermisattracties stonden opgesteld. De gedaagde was op het moment van dagvaarding aanwezig op dit terrein, maar de wijze van betekening van het exploot was niet rechtsgeldig. Het exploot was namelijk zonder nadere aanduiding van een standplaats of locatie aan de John F. Kennedylaan uitgebracht, en er was geen bewijs dat de gedaagde het exploot had ontvangen. Hierdoor was er geen aanleiding om te veronderstellen dat de gedaagde op de hoogte was van de dagvaarding.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de dagvaarding de gedaagde niet heeft bereikt, en heeft daarom de inleidende dagvaarding nietig verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte betekening van juridische documenten en de definitie van woonplaats in het kader van het Burgerlijk Wetboek.