ECLI:NL:RBSHE:2005:AT3905
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van beslaglegging op WAO-uitkering en de kwalificatie van feitelijke handelingen door bestuursorganen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 21 maart 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.A. Braams, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door G.A.G.T. Heijmans. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de mededeling van het Uwv dat er beslag was gelegd op haar uitkering in verband met een betalingsachterstand. De rechtbank overweegt dat de handelingen van het bestuursorgaan, zoals het leggen van beslag, feitelijk van aard zijn en geen publiekrechtelijke rechtshandeling vormen. Dit betekent dat de mededeling over de beslaglegging niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat de specificatie van de uitkering, waarin inzicht wordt gegeven in de hoogte van de WAO-uitkering, ook als een feitelijke handeling moet worden beschouwd en derhalve niet als een besluit kan worden aangemerkt. Eiseres had recht op een WAO-uitkering van 80 tot 100% en ontving een bedrag van € 716,29 per maand, maar door de beslaglegging ontving zij een netto bedrag van € 223,54. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het Uwv voor zover het betreft de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de hoogte van de uitkering en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 322,00, en dient het griffierecht van € 31,00 te worden vergoed.
De uitspraak benadrukt de scheiding tussen feitelijke handelingen en besluiten in het bestuursrecht en de gevolgen daarvan voor de rechtsbescherming van de betrokkenen. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.