ECLI:NL:RBSHE:2005:AT3905

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/3131 WAO
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van beslaglegging op WAO-uitkering en de kwalificatie van feitelijke handelingen door bestuursorganen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 21 maart 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.A. Braams, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door G.A.G.T. Heijmans. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de mededeling van het Uwv dat er beslag was gelegd op haar uitkering in verband met een betalingsachterstand. De rechtbank overweegt dat de handelingen van het bestuursorgaan, zoals het leggen van beslag, feitelijk van aard zijn en geen publiekrechtelijke rechtshandeling vormen. Dit betekent dat de mededeling over de beslaglegging niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank oordeelt dat de specificatie van de uitkering, waarin inzicht wordt gegeven in de hoogte van de WAO-uitkering, ook als een feitelijke handeling moet worden beschouwd en derhalve niet als een besluit kan worden aangemerkt. Eiseres had recht op een WAO-uitkering van 80 tot 100% en ontving een bedrag van € 716,29 per maand, maar door de beslaglegging ontving zij een netto bedrag van € 223,54. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het Uwv voor zover het betreft de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de hoogte van de uitkering en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 322,00, en dient het griffierecht van € 31,00 te worden vergoed.

De uitspraak benadrukt de scheiding tussen feitelijke handelingen en besluiten in het bestuursrecht en de gevolgen daarvan voor de rechtsbescherming van de betrokkenen. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
AWB 03/3131 WAO
Uitspraak van de rechtbank ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geschil tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde mr. W.A. Braams, advocaat te Helmond,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gevestigd te Amsterdam, verweerder,
gemachtigde G.A.G.T. Heijmans, werkzaam bij het Uwv te Helmond.
I. PROCESVERLOOP
Bij schrijven van 19 juni 2003 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat er in verband met een betalingsachterstand op 17 juni 2003 beslag is gelegd op haar uitkering door de gemeente Helmond en dat zij daarom vanaf 1 juli 2003 een bedrag van € 716,29 per maand ontvangt.
Met de specificatie van 8 juli 2003 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat haar uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering over juli 2003 netto € 223,54 bedraagt.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen beide brieven.
Bij besluit van 8 oktober 2003 heeft verweerder het bezwaar tegen de brief van 19 juni 2003 en de brief van 8 juli 2003 voor zover het de beslaglegging betreft niet-ontvankelijk verklaard en voor wat betreft de hoogte van de uitbetaling ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Dit beroep is behandeld ter zitting van 7 maart 2005, waar eiseres is verschenen bij gemachtigde. Tevens is verschenen de echtgenoot van eiseres, F.R.U. Ditrich. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
In dit geding dient de rechtbank te beoordelen of het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft vanaf 8 februari 2003 recht op een WAO-uitkering berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Bij besluit van 26 juli 2000 heeft de gemeente Helmond eiseres medegedeeld dat zij de ten onrechte genoten uitkering ingevolge de Rijksgroepsregeling werkloze werknemers (RWW) ten bedrage van € 15.066,17 dient terug te betalen. Eiseres heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend
In verband hiermee heeft de gemeente Helmond bij brief van 13 juni 2003, verzonden 16 juni 2003, op de voet van de artikelen 475d en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering derdenbeslag gelegd onder verweerder op de uitkering van eiseres boven de beslagvrije voet van € 716,29 per maand.
Verweerder heeft vervolgens eiseres bij brief van 19 juni 2003 medegedeeld dat er op 17 juni 2003 beslag is gelegd op haar uitkering en dat zij nog een bedrag van € 716,29 per maand ontvangt. Verweerder heeft voorts bij schrijven van 8 juli 2003 een specificatie van de WAO-uitkering over de maand juli gegeven. Op deze specificatie staat vermeld dat een bedrag van € 716,29 betaald dient te worden aan derden en dat eiseres een netto bedrag van € 223,54 uitbetaald krijgt. Bij schrijven van 8 oktober 2003 heeft verweerder aangegeven dat de bedragen “uitbetaald aan derden” en “netto-bedrag” vermeld op de specificatie ten gevolge van een systeemfout zijn omgedraaid. Eiseres ontvangt per 1 juli 2003 een bedrag van € 716,29 netto.
Eiseres is van mening dat de specificatie van 8 juli 2003 aangemerkt moet worden als een besluit en stelt dat verweerder ten onrechte heeft vastgesteld dat € 716,29 aan derden toekomt en dat € 223, 54 aan eiseres toekomt. Verder is eiseres het niet eens met het bedrag van € 716,29 omdat zij daarmee onder het bestaansminimum komt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 augustus 1996 (AB 1997, 28) overweegt de rechtbank dat handelingen die een bestuursorgaan als derde verricht ter uitvoering van een privaatrechtelijke rechtshandeling, zoals het leggen van beslag, feitelijk van aard zijn. De mededeling dat er als gevolg van een beslag minder uitkering wordt uitbetaald is geen publiekrechtelijke rechtshandeling. Door de beslaglegging wordt enkel een deel van de WAO-uitkering niet aan eiser uitbetaald. Dit betekent voor de onderhavige zaak dat de brief van verweerder van 19 juni 2003 niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb kan worden aangemerkt. Verweerder heeft het bezwaar van eiser, voor zover dat is gericht tegen de hoogte van de aan eiser per 1 juli 2003 uit te betalen uitkering, dan ook ten onrechte ongegrond verklaard. In plaats daarvan had verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk dienen te verklaren. De rechtbank zal het bestreden besluit in zoverre vernietigen en op de voet van artikel 8:72 vierde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien door het bezwaar in zoverre alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
Met betrekking tot de specificatie van 8 juli 2003 is de rechtbank van oordeel dat dit als een feitelijke mededeling aangemerkt moet worden, waarin inzicht wordt verschaft over de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met het derdenbeslag, de indexering en de loonheffing. Ook deze specificatie is daarom niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres voorzover het was gericht tegen de specificatie van 8 juli 2003 dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank acht termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 322,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te weten:
· 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
· waarde per punt € 322,00,-- ;
· wegingsfactor 1.
Tevens zal de rechtbank bepalen dat door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres het door haar gestorte griffierecht
ad € 31,00 dient te worden vergoed.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING.
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het betrekking heeft op de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de hoogte van de aan eiser per 1 juli 2003 uit te betalen WAO-uitkering;
- verklaart het bezwaar tegen de hoogte van de aan eiser per 1 juli 2003 uit te betalen WAO-uitkering niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- gelast het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres te vergoeden het door haar gestorte griffierecht ad € 31,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op € 322,00, te vergoeden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en te voldoen aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. P.J.H. van Dellen als rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.C. Dollekamp als griffier op 21 maart 2005.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Afschrift verzonden: