ECLI:NL:RBSHE:2005:AT9086
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit op aanvraag tot naturalisatie en bezwaar tegen niet tijdig nemen van besluit
In deze zaak heeft eiser, wonende te Eindhoven, op 14 februari 2003 een verzoek om naturalisatie ingediend. Eiser heeft op 7 mei 2004 bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. De rechtbank oordeelt dat verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verplicht was om een beslissing te nemen op de aanvraag, aangezien het bezwaar was gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij zijn beslissing op bezwaar van 13 mei 2004 geen reëel besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser. Dit betekent dat verweerder nog steeds verplicht was om een beslissing te nemen op de aanvraag, zoals voorgeschreven in artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank wijst erop dat de verplichting om een besluit te nemen op de aanvraag niet geldt zolang het bezwaar aanhangig is. Na de beslissing op het bezwaar, indien de indiener geen belang meer heeft bij een besluit op de aanvraag, vervalt deze verplichting. In dit geval was er echter geen sprake van een reëel besluit, waardoor de verplichting om alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag bleef bestaan. De rechtbank concludeert dat het bezwaar van eiser ongegrond is, omdat er geen herroeping van het besluit heeft plaatsgevonden en er dus geen grondslag is voor het nemen van een nieuw besluit.
De rechtbank heeft ook de grieven van eiser met betrekking tot de vergoeding van kosten afgewezen, omdat artikel 7:15 van de Awb alleen vergoeding mogelijk maakt indien het bezwaar leidt tot een herroeping van het primaire besluit. Aangezien dit niet het geval was, is vergoeding van de kosten niet mogelijk. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en laat het bestreden besluit in stand.