ECLI:NL:RBSHE:2005:AT9852
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.M. Callemeijn
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van beroep op relatieve onbevoegdheid in civiele procedure
In deze civiele procedure heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 20 juli 2005 uitspraak gedaan in een incident betreffende de relatieve onbevoegdheid van de rechtbank. De eiseres, [de vrouw], heeft de rechtbank ingeschakeld om schadevergoeding te vorderen van de gedaagde, [de man], die eerder strafrechtelijk was veroordeeld voor verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde geen onderbouwing heeft gegeven voor zijn stelling dat de rechtbank onbevoegd zou zijn. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde niet volstaat met een blote stelling en dat hij had moeten aangeven welke rechtbank volgens hem wél bevoegd zou zijn. Aangezien de gedaagde dit heeft nagelaten, wordt zijn beroep op relatieve onbevoegdheid afgewezen.
Daarnaast heeft de gedaagde in zijn incidentele conclusie de exceptie van nietigheid van de inleidende dagvaarding opgeworpen, maar de rechtbank verklaart hem in dit onderdeel niet-ontvankelijk, omdat deze exceptie alleen in de hoofdzaak kan worden opgeworpen. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de kosten van het incident, die aan de zijde van de eiseres zijn begroot op € 384,00. De hoofdzaak zal opnieuw op de rol komen voor beraad over een comparitie van partijen.
De rechtbank heeft in deze uitspraak benadrukt dat de regels van relatieve competentie niet van openbare orde zijn, maar van regelend recht, wat betekent dat partijen hier zelf invulling aan kunnen geven. Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn en openbaar uitgesproken op 20 juli 2005.