ECLI:NL:RBSHE:2005:AU6569

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
133445 KG ZA 05-710
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.H.W. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan DNA-onderzoek in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 22 november 2005 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiseres] vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagden] om hen te verplichten mee te werken aan een DNA-onderzoek. De achtergrond van de zaak betreft de vaststelling van het vaderschap van de heer [x], die op 17 december 1989 is overleden. [Eiseres] heeft de rechtbank verzocht vast te stellen dat de heer [x] haar vader is, en heeft eerder al een verzoekschrift ingediend waarin gedaagden hebben aangegeven bereid te zijn hun medewerking te verlenen aan een DNA-onderzoek. Echter, gedaagden zijn niet verschenen voor de afname van het DNA-materiaal, wat heeft geleid tot de huidige procedure.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van [eiseres] tegen gedaagden sub 2 en 3 niet onrechtmatig of ongegrond zijn, en heeft hen veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan het DNA-onderzoek. Gedaagde sub 1 heeft zich bereid verklaard om mee te werken, mits de kosten door [eiseres] worden vergoed. De rechter heeft geoordeeld dat ook gedaagde sub 1 verplicht is om mee te werken, omdat zij eerder haar toezegging niet is nagekomen zonder legitieme reden.

De rechter heeft de vorderingen van [eiseres] toegewezen en gedaagden veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan het DNA-onderzoek, met de bepaling dat de kosten voor rekening van [eiseres] komen. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden niet aan het vonnis voldoen. De proceskosten zijn eveneens aan gedaagden opgelegd, wat hen als de in het ongelijk gestelde partij beschouwt. Dit vonnis benadrukt het belang van DNA-onderzoek in het kader van vaderschapsvaststelling en de verplichting van betrokkenen om hieraan mee te werken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS IN KORT GEDING
Zaaknummer : 133445 / KG ZA 05-710
Datum uitspraak: 22 november 2005
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch in de zaak van:
[eiseres],
[woonplaats],
eiseres bij exploten van dagvaarding,
procureur mr. J.W.G.M. Kral,
tegen:
1. [gedaagde sub 1],
[woonplaats],
gedaagde sub 1,
procureur mr. Ph.C.M. van der Ven,
advocaat mr. M.M.J.P. Penners te Geleen,
2. [gedaagde sub 2),
[woonplaats],
gedaagde sub 2,
niet verschenen,
3. [gedaagde sub 3],
[woonplaats],
gedaagde sub 3,
niet verschenen,
4. [gedaagde sub 4],
[woonplaats],
gedaagde sub 4,
advocaat mr. F.A.M. te Braake te Goes.
Partijen zullen hierna "[eiseres]" en "[gedaagden]" worden genoemd. Gedaagden zullen waar nodig ieder afzonderlijk met hun (eerste) voornamen worden aangeduid.
1. De procedure
1.1. [eiseres] heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. De procureur van [eiseres] heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde productie.
1.3. Mr. Penners heeft namens [gedaagde sub 1] verweer gevoerd. Mr. te Braake heeft namens [gedaagde sub 4] verweer gevoerd, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities.
1.4. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Tegen hen is verstek verleend.
1.5. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. Bij verzoekschrift van 10 juni 2003, ingediend op 13 juni 2003, heeft [eiseres] de rechtbank te 's-Hertogenbosch verzocht vast te stellen dat de heer [x], overleden op 17 december 1989, haar vader is. [de heer x] is de zoon van (gedaagde sub 3) en de broer van (gedaagden sub 1, 2 en 4).
2.2. In haar beschikking van 23 september 2003 heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - overwogen dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] hebben aangegeven dat zij bereid zijn hun medewerking aan een DNA-onderzoek te verlenen en dat indien partijen of een van hen alsnog niet bereid mochten zijn hun medewerking te verlenen, de rechtbank daaraan de conclusie zal verbinden die haar gerechtvaardigd voorkomt. De rechtbank beveelt vervolgens een deskundigenonderzoek en benoemt daartoe een deskundige.
2.3. Na voormelde beschikking heeft ook [gedaagde sub 1] zich bereid verklaard aan het onderzoek mee te werken, waarna gedaagden sub 1, 2 en 3 zijn opgeroepen om in september 2004 te verschijnen bij de door de rechtbank benoemde deskundige voor de afname van DNA-materiaal. Om hen moverende redenen zijn [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op de afgesproken datum niet verschenen om hun medewerking te geven. Het maken van een nieuwe afspraak bleek niet mogelijk.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert in dit kort geding, kort weergegeven, uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van [gedaagden] om hun medewerking te verlenen aan een DNA-onderzoek en daarvoor erfelijk materiaal ter beschikking te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagden]. in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiseres] legt daaraan het navolgende ten grondslag.
[gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] dienen hun toezegging om DNA-materiaal af te staan na te komen. Zij handelen onrechtmatig jegens [eiseres] door deze toezegging geen gestand te doen. Hoewel [gedaagde sub 4] nimmer haar medewerking heeft toegezegd, handelt ook zij thans onrechtmatig. Aanvankelijk zou het materiaal van gedaagden sub 1, 2 en 3 voldoende zijn voor een betrouwbaar resultaat. Nadien echter heeft de deskundige laten weten tot een betrouwbaarder resultaat te kunnen komen, als ook het DNA-profiel van [gedaagde sub 4] bij het onderzoek wordt betrokken. [gedaagde sub 4] heeft geen legitieme reden om haar medewerking te weigeren. De belangen van [eiseres] in dezen prevaleren.
3.3. Mr. Penners heeft namens [gedaagde sub 1] aangegeven dat zij bereid is aan het DNA-onderzoek mee te werken, mits de eventuele kosten aan haar zijde door [eiseres] worden vergoed. Het opleggen van een dwangsomsanctie acht zij derhalve niet nodig.
3.4. Het verweer van [gedaagde sub 4] tegen de vordering komt zakelijk weergegeven op het volgende neer.
[gedaagde sub 4] is bij de bodemprocedure nooit betrokken geweest en is thans rauwelijks gedagvaard. Niet valt in te zien waarom [eiseres] de rechtbank niet om een oordeel heeft gevraagd, nu de rechtbank heeft overwogen dat zij aan een weigering mee te werken de gevolgen zal verbinden die haar gerechtvaardigd voorkomen.
[gedaagde sub 4] wenst niet mee te werken omdat:
- zij de wens van haar overleden broer om [eiseres] niet te erkennen wil respecteren;
- zij de afname van DNA-materiaal als een aantasting van haar lichamelijke integriteit beschouwt;
- er geen regeling is met betrekking tot de kosten van het DNA-onderzoek;
- bij een voor [eiseres] positief resultaat zij verdeeldheid in de familie zal zaaien;
- zij volledig buiten de problematiek van [eiseres] staat, nu [de heer x] [eiseres] niet wilde erkennen en ook de moeder van [eiseres] niet om vaststelling van het vaderschap heeft verzocht.
Niet valt in te zien dat [gedaagde sub 4] onrechtmatig jegens [eiseres] handelt door niet mee te werken aan het onderzoek.
3.5. Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Ten aanzien [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] komen de vorderingen noch onrechtmatig noch ongegrond voor, zodat deze op de hierna te melden wijze tegen hen zullen worden toegewezen.
4.2. Nu [gedaagde sub 1] zich bereid heeft verklaard DNA-materiaal af te staan en [eiseres] heeft toegezegd alle kosten, inclusief een redelijke vergoeding voor reiskosten, te zullen vergoeden, komen ook de vorderingen voor zover deze zich richten tot [gedaagde sub 1] op de hierna te vermelden wijze voor toewijzing in aanmerking. De rechter volgt [gedaagde sub 1] niet in haar standpunt dat een dwangsomsanctie jegens haar niet nodig is. Ook [gedaagde sub 1] heeft immers in september 2004 haar eerder toegezegde medewerking geweigerd en zij heeft daarvoor in dit kort geding geen legitieme reden gegeven. Derhalve valt onvoldoende uit te sluiten dat zij nogmaals niet zal meewerken op het moment dat de deskundige daarom vraagt.
4.3. Ook de vordering gericht tegen [gedaagde sub 4] kan worden toegewezen.
4.3.1. Het opnemen door de wetgever in artikel 1:207 BW van de mogelijkheid om vaderschap gerechtelijk te doen vaststellen, veronderstelt dat de daarvoor geëigende wetenschappelijke methoden ook daadwerkelijk daartoe moeten kunnen worden aangewend, opdat de afstamming met een zo groot mogelijke zekerheid kan worden vastgesteld of uitgesloten. Daarbij komt dat [gedaagde sub 4] niet alleen jegens [eiseres], maar ook jegens haar broer, zuster en moeder een rechtsplicht heeft de betrouwbaarheid van het afstammingsonderzoek zo groot mogelijk te doen zijn.
4.3.2. Onbestreden heeft [eiseres] gesteld dat een DNA-onderzoek het meest geëigend is en dat een DNA-onderzoek bij alle gedaagden een zo groot mogelijke zekerheid kan verschaffen.
4.4. De volgende vraag, of [gedaagde sub 4] bijzondere redenen heeft om zich tegen een dergelijk onderzoek te verzetten, moet ontkennend worden beantwoord.
4.4.1. Hoewel naar het oordeel van de rechter het verkrijgen van DNA-materiaal door het middels een wattenstaafje afnemen van wangslijm in redelijkheid nauwelijks als bezwaarlijk kan worden geoordeeld, wil de rechter [gedaagde sub 4] daartoe niet dwingen, omdat DNA-materiaal ook meer oppervlakkig kan worden verkregen. Te denken valt aan nagels, haren of speeksel. Tegen het afnemen door de onderzoeker van enkele haren is geen rechtens te respecteren bezwaar naar voren gebracht.
4.4.2. Dat het bij derden bekend worden van haar DNA-materiaal een schending van haar privacy zou betekenen, is een gekunsteld verweer. Uit de aard der zaak is de onderzoeker gehouden om de genomen monsters uitsluitend te gebruiken voor dit afstammingsonderzoek en daarover jegens derden de meest volstrekte geheimhouding te betrachten. Aan te nemen valt dat, wanneer de uitspraak op het afstammingsonderzoek onherroepelijk is geworden, de genomen monsters vernietigd behoren te worden.
4.4.3. Weliswaar is [gedaagde sub 4] geen partij bij het nog lopende afstammingsonderzoek, maar zij en haar broer, zuster en moeder zijn wel belanghebbenden. Het niet partij zijn is in een niet-contentieuze procedure geen doorslaggevend argument om medewerking te weigeren.
4.5. Aan de ten laste van gedaagden gevorderde dwangsommen worden een maximum en een rechterlijke matigingsbevoegdheid van de hierna te vermelden inhoud verbonden.
4.6. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
veroordeelt gedaagden om hun medewerking te verlenen aan een DNA-onderzoek, uit te voeren door de in de beschikking van deze rechtbank van 23 december 2003 (zaaknummer 96617 / FA RK 03-2317) genoemde deskundige, om daarvoor aan die deskundige erfelijk materiaal ter beschikking te stellen en om daartoe op een in overleg met die deskundige vast te stellen plaats en tijd bij die deskundige te verschijnen teneinde deze in de gelegenheid te stellen dat erfelijk materiaal af te nemen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek en de reis- en eventuele verletkosten van gedaagden voor rekening van [eiseres] komen;
veroordeelt gedaagden tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom ten bedrage van € 500,- voor elke dag dat zij in strijd zullen handelen met voornoemd gebod of enig gedeelte daarvan, met dien verstande dat voor ieder van hen geldt:
- dat boven de som van € 10.000,- geen dwangsommen meer worden verbeurd;
- dat de dwangsomsanctie vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
- dat deze dwangsomsanctie slechts zal gelden na betekening van dit vonnis;
veroordeelt gedaagden in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de wederpartij tot op heden begroot op € 1.145,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening, waarvan:
- € 85,60 kosten dagvaarding (kantoor Vaessen en Kerckhoffs te Sittard),
- € 183,00 in debet gesteld vastrecht,
- € 61,00 betaald vastrecht,
- € 816,00 salaris procureur inclusief de betaalde eigen bijdrage,
te voldoen aan de griffier van deze rechtbank, bij voorkeur door gebruik te maken van de vanwege de griffier toe te zenden acceptgirokaart;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
- 4 -