ECLI:NL:RBSHE:2005:AV1039
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Lührman
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van het Duitse recht op arbeidsovereenkomst ondanks eerdere keuze voor Nederlands recht
In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter M. Lührman op 15 december 2005, stond de vraag centraal of op een arbeidsovereenkomst, waarbij partijen aanvankelijk hadden gekozen voor de toepasselijkheid van het Duitse recht, alsnog het Nederlandse recht van toepassing kon worden verklaard. De eiseres, woonachtig in Boxtel, had een arbeidsovereenkomst met een Duitse vennootschap, [gedaagde] GmbH, gevestigd in Mönchengladbach. De kantonrechter oordeelde dat, ondanks de uitdrukkelijke keuze voor Duits recht, de bepalingen van het Europese Overeenkomstenverdrag (EVO) in deze context bepalend waren.
De kantonrechter stelde vast dat de keuze voor het Duitse recht door partijen niet automatisch leidde tot de conclusie dat dit recht ook daadwerkelijk van toepassing was. De rechter verwees naar artikel 6 van het EVO, dat bepaalt dat de rechtskeuze van partijen in een arbeidsovereenkomst niet mag leiden tot verlies van bescherming die de werknemer geniet op basis van dwingende bepalingen van het recht dat anders van toepassing zou zijn. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst in dit geval onder het Duitse recht viel, omdat de eiseres haar werkzaamheden voornamelijk in België verrichtte en nooit in Nederland had gewerkt.
De kantonrechter wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die op 3.625 euro werden begroot. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke omstandigheden van de arbeidsovereenkomst en de werkplek van de werknemer bij de beoordeling van de toepasselijkheid van het recht, in het bijzonder in grensoverschrijdende arbeidssituaties.