vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 139790 / KG ZA 06-178
Vonnis in kort geding van 21 april 2006
1. de vennootschap naar het recht van de Republiek Ghana BONSUVONBERG FARMS LTD., gevestigd te Accra (Ghana),
2. de vennootschap naar het recht van de Republiek Ghana GLOBAL GREEN LTD., gevestigd te Accra (Ghana),
die in hun rol van eisers handelen door middel van: hun "director" Osei Bonsu,
eiseressen,
procureur mr. J.E. Lenglet,
advocaat mr. T.J. van Vugt te Amsterdam,
de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid COOPERATIEVE RABOBANK BOXTEL-LIEMPDE UA, gevestigd te Boxtel,
gedaagde,
procureur mr. J.F.M.Heuvelmans,
1. de vennootschap naar het recht van de Republiek Ghana BONSUVONBERG FARMS LTD., gevestigd te Accra (Ghana),
2. de vennootschap naar het recht van de Republiek Ghana GLOBAL GREEN LTD., gevestigd te Accra (Ghana),
die in hun rol als tussenkomende partijen handelen door middel van: hun "director" Jean Baptist von Berg,
tussenkomende partij,
procureur mr. R.C.M.Michielsen
Partijen zullen hierna Bonsuvonberg en Global Green Ltd., Rabobank en Bonsuvonberg/Global Green (tussenkomend) genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de bij brief d.d. 5 april 2006 door mr. Michielsen op voorhand toegezonden akte in tussenkomst
- de mondelinge behandeling, waarbij de door J.B. von Berg namens Bonsuvonberg/GlobalGreen (tussenkomend) incidenteel gevorderde tussenkomst mondeling werd toegestaan;
- de pleitnota van Bonsuvonberg en Global Green Ltd.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Ten processe kan, mede op grond van de door eisers in het geding gebrachte Beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 15 november 2005 in de zaak 1124/2005 OK van O.Bonsu als verzoeker tegen de Nederlandse vennootschap Global Green BV als verweerder en tegen J.B. von Berg (Von Berg Sr.) en R.J.W.P. von Berg (Von Berg jr.) als belanghebbenden, van het volgende worden uitgegaan:
2.1.1. Bonsuvonberg en Global Green Ltd. zijn vennootschappen naar het recht van de Republiek Ghana. Zij zijn opgericht in of omstreeks 1993. Zij exploiteren teakplantages waarin beleggers (veelal Nederlandse beleggers) participeren. Bestuurders ("directors") van Bonsuvonberg en Global Green Ltd. zijn O.Bonsu en J.B. von Berg Sr..
2.1.2. De participaties zijn in Nederland verkocht door tussenkomst van de Nederlandse vennootschap Global Green BV. Aandeelhouders van Global Green BV zijn (zie: Beschikking Ondernemingskamer, r.o. 2.1): O.Bonsu voor 18 aandelen, JB von Berg Sr. voor 18 aandelen en zekere H.L.Groeneveld voor 2 aandelen. Bestuurder van Global Green BV is R. von Berg Jr..
2.2. Kennelijk heeft O.Bonsu gedurende langere tijd het bestuur over de beide Ghanese vennootschappen grotendeels overgelaten aan zijn mede-director JB von Berg Sr.. Vanaf omstreeks 1999 wenste O.Bonsu door JB von Berg Sr. geïnformeerd te worden over het aantal participanten, de koopsommen en de aanwending van die koopsommen. Sinds 1999 voeren partijen daarover diverse gerechtelijke procedures in Ghana, zowel tegen elkaar als tegen derden, waarbij O.Bonsu en JB von Berg Sr. elkaar over en weer ervan beschuldigen hun verplichtingen terzake van Bonsuvonberg en Global Green Ltd. en de door deze vennootschappen te verrichten activiteiten niet of op onjuiste wijze na te (zijn) (ge)komen.
2.3. De Ondernemingskamer is van oordeel dat de door O.Bonsu verzochte informatie omtrent de participanten, de van hen ontvangen koopsommen en de aanwending van die gelden zonder meer door het Nederlandse Global Green BV (in de benadering van de Ondernemingskamer de facto door JB von Berg Sr. èn R. von Berg Jr.) aan hem versterkt had moeten worden (Beschikking Ondernemingskamer, 3.4). Dat klemde, aldus de Ondernemingskamer, temeer, nu JB von Berg Sr. als enige gemachtigd is over de bankrekeningen bij Rabobank te Boxtel waarop de gelden van de participanten ontvangen werden, te beschikken. Op grond van deze kernoverwegingen heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen.
2.4. Blijkens vervolgbeschikking van de Ondernemingskamer d.d. 18 januari 2006 heeft de onderzoeker aan de Ondernemingskamer doen weten dat de medewerking van Global Green BV (lees: JB von Berg Sr. en R. von Berg Jr.) minimaal is te achten en dat hij niet de medewerking krijgt die hij graag zou zien. Gelet hierop heeft de Ondernemingskamer in die beschikking R. von Berg Jr. als bestuurder van Global Green BV geschorst en Mr. W.G. van Hassel te Klaaswaal als bestuurder benoemd.
2.5. Rabobank houdt rekeningen aan ten gunste van elk van de Ghanese vennootschappen Bonsuvonberg en Global Green Ltd.. Die rekeningen zijn geopend door JB von Berg Sr. die als enige daarover bevoegd is. Ook zou Rabobank garanties ten laste van deze vennootschappen hebben verstrekt aan participanten en/of anderen. Rabobank weigert om de op die rekeningen en garanties betrekking hebbende informatie (rekeningafschriften en garantiedocumenten) aan O.Bonsu in voormelde hoedanigheid van bestuurder ("director") van Bonsuvonberg en Global Green Ltd. te geven, stellende dat de omvang van diens vertegenwoordigingsbevoegdheid haar niet duidelijk is.
3.1. Bonsuvonberg en Global Green Ltd., vertegenwoordigd door Bonsu, vorderen, zakelijk weergegeven, om Rabobank te bevelen om de (Nederlandse) advocaat van Bonsuvonberg en Global Green Ltd. in het bezit te stellen van:
A. alle bankafschriften van alle rekeningen van Bonsuvonberg en Global Green Ltd. die door Rabobank zijn geregistreerd, daaronder in ieder geval de rekeningen 16.88.26.275 en 10.88.43.548, zulks vanaf de oprichtingsdata;
B. afschriften van alle garanties die door Rabobank namens Bonsuvonberg en Global Green Ltd. ten behoeve van derden zijn gesteld;
C. afschriften van alle andere relevante documenten met betrekking tot de door Bonsuvonberg en Global Green Ltd. bij Rabobank aangehouden rekeningen.
Grondslag van deze vordering is dat Bonsuvonberg en Global Green Ltd. recht en belang hebben dat O.Bonsu als hun "director" over die informatie kan beschikken.
3.2. Rabobank heeft zich ter zitting onder verwijzing naar haar moeilijke positie tussen de onderling strijdende bestuurders O.Bonsu en JB von Berg Sr. en naar de voor haar nog altijd voortdurende onzekerheid wie van beiden nu welke bevoegdheden heeft, gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
3.3. Bonsuvonberg/Globalgreen (tussenkomend), voor wie daarin handeldt: JB von Berg Sr., is toegelaten als tussenkomende partij. Zij heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen. Op hetgeen zij daartoe aanvoerde, zal waar nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
4. De beoordeling in de hoofdzaak
4.1. Genoegzaam is komen vast te staan dat O.Bonsu bestuurder ("director") is van Bonsuvonberg en Global Green Ltd.. Overwogen wordt:
4.1.1. Uit de in het geding gebrachte oprichtingsdocumentatie van de beide vennootschappen kan worden afgeleid dat bij hun oprichting O.Bonsu "director" werd. Omtrent besluiten van de vennootschappen tot zijn ontslag is niets gesteld of gebleken. Uit de in het geding gebrachte informatie van "Registrar-General's Department, Ministry of Justice, Accra, Ghana" d.d. 13 maart 2006 blijkt dat O.Bonsu op die dag nog altijd als "director" geregistreerd staat.
4.1.2. In het geding dat voor de Ondernemingskamer is gevoerd, waren JB von Berg Sr. en R. von Berg Jr. als "belanghebbenden" partij. In dat geding hebben zij in hun verweerschrift van 7 september 2005 door hun raadsman ten aanzien van elk van de vennootschappen Bonsuvonberg en Global Green Ltd. doen betogen "Zowel JB von Berg als O.Bonsu zijn bestuurder van deze vennootschap". JB von Berg Sr. kan in tussenkomst nu niet anders doen betogen.
4.1.3. Bonsuvonberg/Globalgreen (tussenkomend) beroepen zich op een besluit van de "Board of directors" d.d. 30 maart 2006 waarbij O.Bonsu als "director" zou zijn geschorst (waarover hierna méér). Schorsing veronderstelt dat hij de functie waarin men hem wenst te schorsen, daadwerkelijk had.
4.2. Uit het gegeven dat O.Bonsu van oprichting tot op heden "director" is, volgt dat Bonsuvonberg en Global Green Ltd. als zodanig zelf een te respecteren belang hebben dat alle door deze vennootschappen benoemde bestuurders ("directors") kunnen beschikken over al de informatie die het deze bestuurders mogelijk moet maken om zich te kwijten van hun verantwoordelijkheden als "director". Die verantwoordelijkheid hebben "directors" overigens niet slechts tegenover de vennootschappen zelf, maar ook tegenover deelnemers/crediteuren, als hoedanig de participanten lijken te moeten worden beschouwd.
Het enkele feit dat O.Bonsu, overigens zelf voor 45% aandeelhouder en ook als zodanig belanghebbende, langjarig bestuurder is, betekent dat hij mede-verantwoordelijk is voor het reilen en zeilen van de vennootschappen en recht en belang heeft om te kunnen beschikken over alle informatie waarover "directors" moeten kunnen beschikken om tegenover aandeelhouders en crediteuren/participanten verantwoording te kunnen afleggen. Daaraan doet niet af dat hij het bestuur langjarig aan JB von Berg Sr. heeft overgelaten en evenmin of hij in de toekomst al dan niet op regelmatige wijze als "director" ontslagen kan worden. Die omstandigheden ontslaan hem niet van zijn hiervoor bedoelde verantwoordingsplicht over zijn bestuursperiode en zijn daarom irrelevant.
4.3. Zeker gelet op de voorlopige bevindingen van de Ondernemingskamer en van de door die kamer benoemde onderzoeker, kan hetgeen Bonsuvonberg en Global Green Ltd. middels O.Bonsu van Rabobank vorderen, zeer wel in het belang van de vennootschappen zijn. Het gaat tenslotte niet om het kunnen beschikken over tegoeden op de bedoelde rekeningen, maar slechts om te kunnen beschikken over relevante informatie.
4.4. Gelet op het voorgaande berust de vordering van Bonsuvonberg en Global Green Ltd. tegen Rabobank op goede rechtsgrond en kan, waar Rabobank zich aan het oordeel van de rechter heeft gerefereerd, worden toegewezen, tenzij de belangen van de tussenkomende partij zich daartegen zouden verzetten. Uit het hierna overwogene zal blijken dat dat niet het geval is. De vordering is mitsdien toewijsbaar behoudens het navolgende.
4.5. Niet in de rede ligt dat de kosten van het vervaardigen van de afschriften zoals gevorderd ten laste van Rabobank behoren te komen, die immers eerder de betreffende stukken al aan Bonsuvonberg en Global Green Ltd. (in de persoon van JB von Berg Sr.) had verschaft. Om bij de tenuitvoerlegging van dit kort-gedingvonnis gesteggel over de hoogte van die kosten te vermijden en het daarbij naar verwachting ondanks de lange tijdsduur om een verhoudingsgewijs tamelijk beperkt aantal bankafschriften en verdere documenten zal gaan, zal de rechter bepalen dat Bonsuvonberg en Global Green Ltd. voor de kosten van afgifte een voorschot hebben te betalen van € 750,00. Elders moet dan maar worden uitgemaakt wat de werkelijke kosten zijn en wie die heeft te dragen.
4.6. De afgifte binnen drie dagen is onredelijk kort; acht dagen is redelijk. De dwangsom is excessief hoog, deze zal voor een lager bedrag worden toegewezen en daaraan zal voorlopig een maximum worden verbonden. Dat kan worden verhoogd indien zou blijken dat de dwangsomsanctie onvoldoende is.
Omdat Rabobank geen verweer voerde maar zich refereerde en haar voorzichtige houding meer werd ingegeven door de verlangens van JB von Berg Sr. en R. von Berg Jr. en begrijpelijke zorg van de bank om jegens hen niet aansprakelijk te zijn, zal de rechter de kosten in de hoofdzaak compenseren.
5. De beoordeling in tussenkomst
5.1. Het beroep van Bonsuvonberg/GlobalGreen (tussenkomend) op het schorsingsbesluit van 30 maart jongstleden faalt. Dat besluit is genomen in een "bestuursvergadering" waarvoor O.Bonsu niet was opgeroepen en waar kennelijk uitsluitend JB von Berg Sr. als "director" aanwezig was en dat besluit in zijn eentje heeft genomen. Uit niets blijkt immers dat de "secretary" tevens "director" is; volgens de Ghanese "Companies Code" is dat niet vanzelfsprekend het geval.
Dat "besluit", genomen enkel door JB von Berg Sr, is mitsdien een farce, kennelijk ingegeven naar aanleiding van het op instigatie van O.Bonsu door Bonsuvonberg en Global Green Ltd. aanhangig maken van dit kort geding en een poging van JB von Berg Sr. (en/of R. von Berg Jr.) om informatieverschaffing te voorkomen, geheel in lijn met hun non-coöperatieve houding in het door de Ondernemingskamer bevolen onderzoek van het Nederlandse Global Green BV. De rechter acht dat schorsingsbesluit irrelevant.
5.2. Naar de rechter uit de Secties 203 en 204 van de Ghanese "Companies Code 1963" opmaakt, komen aan elke indivduele "director" alle bevoegdheden om namens de Company te handelen toe, voor zover die bevoegdheden niet in de "Code" en de "Regulations" (naar de rechter begrijpt: de statuten) zijn beperkt. Bonsuvonberg/Globalgreen (tussenkomend) hebben niets aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat O.Bonsu niet bevoegd zou zijn om namens Bonsuvonberg en Global Green Ltd. de onderhavige vordering in te stellen. Het beroep van Bonsuvonberg/Globalgreen (tussenkomend) op die onbevoegdheid faalt mitsdien.
5.3. De zaak is voldoende spoedeisend. Het betoog van Bonsuvonberg/GlobalGreen (tussenkomend) dat de van Rabobank gevraagde informatie niet wegloopt en procedures in Ghana kunnen worden afgewacht, miskent dat Bonsuvonberg en Global Green Ltd. een spoedeisend belang hebben dat ter bescherming van alle aandeelhouders en alle participanten informatie omtrent mogelijk wanbeheer ten spoedigste boven water komt opdat zonodig maatregelen om verdere schade te voorkomen kunnen worden genomen.
Ook in dit verband geldt dat de voorlopige bevindingen van de Ondernemingskamer en van de door die kamer benoemde onderzoeker in de zaak betrekkelijk het Nederlandse Global Green BV, alsook de eigen waarneming van de raadsman van Bonsu, gedaan tijdens diens recente bezoek, in december 2005, aan Accra dat de kantoren van de vennootschappen op slot zijn en verlaten lijken, in hun onderlinge samenhang bezien voldoende redengevend zijn voor de vrees dat JB von Berg Sr. en R. von Berg Jr. iets te verbergen hebben en dat door hen onregelmatigheden zijn begaan. Onderzoek van de beschikbaar komende informatie moet maar uitwijzen of dat inderdaad het geval is. Maar het is duidelijk in het belang van alle bij Bonsuvonberg en Global Green Ltd. betrokkenen dat een dergelijk onderzoek ten spoedigste kan plaatsvinden.
5.4. Inhoudelijk hebben Bonsuvonberg/Globalgreen (tussenkomend) daartegenover niet kunnen aangeven welk concreet belang van de vennootschappen zich verzet tegen het verschaffen van de informatie door toewijzing van de vordering. Uitdrukkelijk ter zitting daarnaar gevraagd, kwam hun raadsman niet verder dan een ongesubstantiëerd "vennootschapsbelang".
5.5. Op grond van het voorgaande komt de rechter tot het oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat voor de tussenkomende partij benadeling of verlies dreigt van aan haar toekomende rechten (criterium en opvatting Hoge Raad). Zelfs is niet gebleken dat Bonsuvonberg/Globalgreen (tussenkomend) een rechtens te respecteren belang hebben om zich tegen toewijzing van de vordering in hoofdzaak te verzetten (ruimere opvatting).
De tussenkomst is mitsdien ongegrond en kan niet leiden tot afwijzing van de vordering in de hoofdzaak. Bonsuvonberg/Globalgreen (tussenkomend) moet in de bij Bonsuvonberg en Global Green Ltd. veroorzaakte kosten van de tussenkomst worden veroordeeld.
6.1. veroordeelt en beveelt Rabobank om binnen acht dagen na de datum van betekening van dit vonnis tegen betaling van een voorschot van € 750,00 voor de daarmee gemoeide kosten, per aangetekende post ter post bezorgd te hebben, geadresseerd aan: de advocaat van Bonsuvonberg Ltd. en Global Green Ltd., mr. T.J. van Vugt, postbus 10302, 1001 EH Amsterdam:
A. alle bankafschriften van alle rekeningen van de vennootschappen naar het recht van Ghana Bonsuvonberg en Global Green Ltd. die door gedaagde worden geregistreerd en gehouden, in ieder geval van de rekeningen met de nummers 16.88.26.275 en 10.88.43.548, zonder dat door deze vermelding andere rekeningen van deze veroordeling zijn uitgezonderd;
B. afschriften van alle garanties die door Rabobank namens Bonsuvonberg Ltd. en Global Green Ltd. ten behoeve van derden zijn gesteld;
C. afschriften van alle andere relevante documenten met betrekking tot alle door Bonsuvonberg Ltd. en Global Green Ltd. bij Rabobank aangehouden rekeningen;
6.2. veroordeelt Rabobank om aan O.Bonsu een dwangsom te betalen van € 1.500,00 voor iedere dag dat Rabobank in gebreke is om aan de veroordeling in de vorige alinea te voldoen, met een maximum van € 60.000,00;
6.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4. compenseert in de hoofdzaak de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5. verklaart het standpunt en de conclusies van Bonsuvonberg/Globalgreen als tussenkomende partij ongegrond;
6.6. veroordeelt Bonsuvonberg/Globalgreen (tussenkomend) in de door haar tussenkomst aan de zijde van Bonsuvonberg en Global Green Ltd. veroorzaakte kosten, tot op heden begroot op € 1.064,00, waarvan € 248,00 verschotten en € 816,00 salaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2006.