ECLI:NL:RBSHE:2006:AX8388

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
134521 - HA ZA 05-2489
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.M. Callemeijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en bekendheid met tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 7 juni 2006 uitspraak gedaan in een incident en de hoofdzaak betreffende een verzet tegen een verstekvonnis. De eiseres, Aegis B.V., had op 3 augustus 2005 een verstekvonnis verkregen tegen de gedaagde, [A.S.], die in Duitsland woonachtig is. Het verstekvonnis was uitvoerbaar bij voorraad en veroordeelde [A.S.] tot betaling van een bedrag van EUR 36.065,00, vermeerderd met rente en kosten. De betekening van het verstekvonnis vond plaats op 9 augustus 2005, en op 16 augustus 2005 werd aan de hypotheekhouder van [A.S.] een conservatoir beslag betekend, dat later in executoriaal beslag overging.

De gedaagde heeft op 2 november 2005 verzet aangetekend tegen het verstekvonnis, maar Aegis B.V. stelde dat dit verzet te laat was, omdat de verzettermijn op 22 augustus 2005 was ingegaan. De rechtbank oordeelde dat [A.S.] op 22 augustus 2005 bekend was met de aangevangen tenuitvoerlegging van het verstekvonnis, wat blijkt uit zijn verzoek om rechtsbijstand na ontvangst van een brief van de notaris. De rechtbank concludeerde dat de verzettermijn van acht weken, die op 5 september 2005 begon te lopen, was overschreden.

De rechtbank verklaarde het verzet van [A.S.] niet-ontvankelijk en wees de incidentele vordering van Aegis B.V. toe. Tevens werd [A.S.] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Aegis B.V. tot dat moment waren begroot op EUR 1.158,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.M. Callemeijn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 134521 / HA ZA 05-2489
Vonnis in incident en in de hoofdzaak van 7 juni 2006
in de zaak van
[A.S. ],
wonende te Mönchen-Gladbach (Duitsland),
opposante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. J.M.C. de Kok,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AEGIS B.V.,
gevestigd te Vught,
geopposeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. J.A.T.M. van Zinnicq Bergmann.
Partijen zullen hierna [A.S.] en Aegis B.V. worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verstekvonnis van 3 augustus 2005 ([zaaknummer]),
- de verzetdagvaarding van 2 november 2005 met producties,
- de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid wegens overschrijding van de verzettermijn, met producties,
- de incidentele conclusie van antwoord met producties.
1.2. Partijen hebben hun standpunten doen bepleiten ter zitting van 24 maart 2006.
Bij die gelegenheid zijn zijdens Aegis B.V. pleitnotities in het geding gebracht.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten
2.1. Bij verstekvonnis van 3 augustus 2005, gewezen in een zaak van Aegis B.V. als eiseres tegen [A.S.] als gedaagde, heeft de rechtbank [A.S.] veroordeelt om aan Aegis B.V. te betalen een bedrag van EUR 36.065,00, vermeerderd met contractuele rente van 1 % per maand over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 34.907,00 vanaf 10 juni 2002 tot de dag van volledige betaling. Ook heeft de rechtbank [A.S.] veroordeeld in de beslagkosten en in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2. Het verstekvonnis is op 9 augustus 2005 middels een openbaar exploit betekend aan [A.S.].
2.3. Op 16 augustus 2005 is het eerder in opdracht van Aegis B.V. gelegde conservatoir beslag aan de hypotheekhouder betekend, waarbij is aangezegd dat het conservatoir beslag ingevolge artikel 704 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is overgegaan in een executoriaal beslag.
2.4. In een brief van 17 augustus 2005 heeft de notaris aan wiens kantoor de betekening van 16 augustus 2005 is gedaan, [A.S.] laten weten - kort gezegd - dat in opdracht van Aegis B.V. beslag is gelegd op het woonhuis aan de [adres] en wat dat betekent voor de hypotheekhouders. De notaris besluit deze brief met de mededeling dat, indien [A.S.] geen actie onderneemt en zorgdraagt voor een betalingsregeling met de deurwaarder, hij verplicht is de hypotheekhouders te vragen de veiling van het woonhuis over te nemen, met alle gevolgen van dien.
2.5. Op 22 augustus 2005 heeft [A.S.] zich met deze brief van de notaris gewend tot zijn raadsman, die dezelfde dag per faxbrief aan de raadsman van Aegis B.V. onder meer het volgende heeft laten weten: "Het laatste dat u mij op 27 augustus 2003 meldde is het bericht dat u, zonder tegenbericht mijnerzijds, binnen veertien dagen een dagvaarding zou doen uitgaan. Vervolgens vernam ik nimmer meer van u en blijkt er conservatoir beslag, gevolgd door een bodemprocedure enz. aanhangig te zijn geweest, hetgeen uiteindelijk geresulteerd heeft in het executoriale beslag. Graag ontvang ik van u enige uitleg." En:
"Ik voel me genoodzaakt een kort geding aan te spannen om executie te voorkomen".
2.6. Bij brief van 1 september 2005 heeft de rechtbank, op het daartoe gerichte verzoek van de raadsman van [A.S.], een datum bepaald voor de behandeling van het kort geding. De dagvaarding in kort geding dateert van 8 september 2005.
2.7. Op 8 september 2005 heeft de raadsman van [A.S.] van de raadsman van Aegis B.V. en de deurwaarder kopieën ontvangen van de inleidende dagvaarding van 29 maart 2005 met producties en van het verstekvonnis van 3 augustus 2005. [A.S.] zelf heeft eerst later van deze stukken kennis genomen.
2.8. De dagvaarding in kort geding is door [A.S.] ingetrokken met het oog op de onderhandelingen die tussen partijen tot stand waren gekomen over de (schorsing van de) executie van het verstekvonnis.
2.9. Bij dagvaarding van 2 november 2005 is namens [A.S.] verzet gedaan tegen het verstekvonnis van 3 augustus 2005.
3. De vorderingen van partijen
3.1. [A.S.] vordert in verzet om bij vonnis [A.S.] te ontheffen van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij vonnis van 3 augustus 2005, met nietigverklaring van de dagvaarding, nu deze niet op de in artikel 55 Rv voorgeschreven wijze is uitgebracht, hetzij de door Aegis B.V. ingestelde vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, hetzij haar vorderingen te ontzeggen als niet verschuldigd, met veroordeling van Aegis B.V. in de kosten van dit geding.
3.2. In het incident vordert Aegis B.V. dat [A.S.] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzet wegens overschrijding van de daarvoor in artikel 143 Rv gestelde termijn, met veroordeling uitvoerbaar bij voorraad van [A.S.] in de kosten van het geding, vermeerderd met wettelijke rente.
3.3. [A.S.] voert verweer tegen de incidentele vordering van Aegis B.V..
4. De beoordeling in het incident
4.1. Aan de orde is de vraag of het verzet door [A.S.] tijdig is gedaan.
4.2. Ingevolge artikel 143 leden 2 en 3 Rv vangt de termijn waarbinnen verzet moet worden gedaan aan (1) na de betekening van het vonnis aan de veroordeelde in persoon, (2) na het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is, of (3) op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd. De verzettermijn bedraagt vier weken, behoudens in het geval de veroordeelde gedaagde geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, maar zijn woon- of verblijfplaats buiten Nederland bekend is. In dat geval bedraagt de verzettermijn acht weken.
4.3. De rechtbank oordeelt in de eerste plaats dat de verzettermijn in dit geval acht weken bedraagt en niet vier weken zoals Aegis B.V. bepleit. Door [A.S.] is immers onweersproken gesteld dat hij sinds februari 2004 zijn vaste woonadres heeft in de Bondsrepubliek Duitsland. Een gewaarmerkt afschrift uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Boxtel van 22 augustus 2005 waarin zijn adres in Duitsland staat vermeld, is door [A.S.] overgelegd als productie 4 bij verzetdagvaarding. [A.S.] had ten tijde hier van belang derhalve een bekende woonplaats buiten Nederland als bedoeld in de tweede volzin van artikel 143 lid 2 BW. In hoeverre Aegis B.V. met deze woonplaats van [A.S.] bekend was of kon zijn, acht de rechtbank in dit verband niet relevant.
4.4. Over de aanvang van de verzettermijn oordeelt de rechtbank als volgt. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank is van oordeel, dat geen sprake is geweest van een betekening in persoon als bedoeld in artikel 143 lid 2 Rv en evenmin van een voltooide tenuitvoerlegging van het vonnis, die de verzettermijn hebben doen ingaan. Voor de ontvankelijkheid van [A.S.] in het verzet is daarom van doorslaggevend belang om vast te stellen of, en zo ja, wanneer er sprake is geweest van een door [A.S.] gepleegde daad van bekendheid met het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging daarvan.
4.5. Aegis B.V. stelt dat er vóór 8 september 2005 meerdere daden van bekendheid van [A.S.] als bedoeld in artikel 143 lid 2 Rv zijn te duiden en voert daartoe het volgende aan. Door de betekening van het beslag aan de hypotheekhouder op 16 augustus 2005 is de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis aangevangen. Door de brief van de notaris van 17 augustus 2005 is [A.S.] bekend geworden met deze aangevangen executie en met het tegen hem uitgesproken verstekvonnis. Zonder vonnis immers geen executie. [A.S.] heeft zich vervolgens tot zijn raadsman gewend. Uit de faxbrief van 22 augustus 2005 blijkt onmiskenbaar dat de raadsman van [A.S.] op dat moment bekend was met de hoofdinhoud van het verstekvonnis en de aangevangen executie. De vordering van Aegis B.V. was bij [A.S.] en zijn raadsman exact bekend, nu hierover in het verleden door partijen was gecorrespondeerd. Ook uit de dagvaarding in kort geding, die al vóór 1 september 2005 moet zijn geconcipieerd, blijkt dat [A.S.] en zijn raadsman van de hoed en de rand wisten aangaande het verstekvonnis en de executie daarvan, aldus Aegis B.V.. Dit behelzen volgens Aegis B.V. daden van bekendheid in de zin van artikel 143 lid 2 Rv. Ook indien wordt uitgegaan van een verzettermijn van acht weken, betekent dit dat de verzetdagvaarding te laat is ingediend, aldus Aegis B.V.. Het had op de weg van [A.S.] en zijn raadsman gelegen om direct op 22 augustus 2005 bij de raadsman van Aegis B.V. kopieën van de inleidende dagvaarding en het verstekvonnis op te vragen, zo meent Aegis B.V..
4.6. [A.S.] verweert zich door zich er op te beroepen dat de verzettermijn niet eerder is ingegaan dan op 8 september 2005, de dag waarop de raadsman van [A.S.] de beschikking kreeg over het verstekvonnis. [A.S.] voert daartoe het volgende aan.
Op 16 augustus 2005 is de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis nog niet aangevangen, omdat nog geen aanzegging aan de hypotheekgever plaatsvond als voorgeschreven in artikel 544 Rv. Bovendien heeft [A.S.] naar aanleiding van de brief van 17 augustus 2005 actie ondernomen opdat de tenuitvoerlegging van het vonnis niet zou aanvangen. De bijlagen bij de brief van de notaris van 17 augustus 2005 zagen enkel op het beslag. Daaruit bleek niets omtrent de datum of de inhoud van het verstekvonnis. Ook bij het opstellen van de dagvaarding van 8 september 2005 was [A.S.] nog niet bekend met de datum of inhoud van het verstekvonnis. Dit blijkt uit de inhoud van die dagvaarding en het gebruik daarin van het woord kennelijk. [A.S.] bestrijdt dat de faxbrief van 22 augustus 2005 en de uitgebrachte kort geding dagvaarding zijn aan te merken als daden van bekendheid van [A.S.] met het verstekvonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging daarvan. [A.S.] was destijds wel bekend met het bestaan van een vonnis, maar uitdrukkelijk niet met de hoofdzaken van het vonnis, zoals datum en inhoud. De hoofdzaken van het vonnis zijn hem eerst gebleken uit de stukken die zijn raadsman ontving op 8 september 2005 en de verzettermijn kan dus niet eerder dan op die datum zijn aangevangen, aldus [A.S.].
4.7. De rechtbank stelt voorop dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat terughoudendheid moet worden betracht bij het aannemen van (daden van) bekendheid als bedoeld in artikel 143 Rv betreffende niet in persoon betekende verstekvonnissen en de tenuitvoerlegging daarvan, zulks onder meer met het oog op artikel 6 EVRM en het daarin besloten fundamentele recht om te worden gehoord. Om te kunnen spreken van bekendheid met het vonnis in de zin van artikel 143 Rv, dient de veroordeelde bekend te zijn met de hoofdinhoud van het vonnis, dat wil zeggen dat hij ten minste moet weten wanneer, door welk gerecht, op wiens vordering en waartoe hij is veroordeeld. Aan de bekendheidseis is ook voldaan indien geen bekendheid bij de veroordeelde bestond met het vonnis of de hoofdinhoud daarvan, maar wel met de aangevangen tenuitvoerlegging. Er moet in alle gevallen sprake zijn van een door de veroordeelde gepleegde daad, oftewel een waarneembare gedraging, waaruit ondubbelzinnig volgt dat de veroordeelde bekend is met (de hoofdinhoud van) het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging. Nadat uit een daad van een veroordeelde is gebleken dat hij bekend is met (de hoofdinhoud van) het verstekvonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging, vangt de verzettermijn aan.
4.8. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een op 22 augustus 2005 door [A.S.] gepleegde daad van bekendheid als bedoeld in artikel 143 Rv. De bekendheid betreft niet (de hoofdinhoud van) het verstekvonnis van 3 augustus 2005, maar wel de aangevangen tenuitvoerlegging daarvan. De rechtbank acht hierbij het volgende van belang. Op 16 augustus 2005 is het (inmiddels executoriaal geworden) beslag aan de hypotheekhouder betekend. Ook staat vast dat [A.S.] in een brief van de notaris van 17 augustus 2005 is gewaarschuwd voor de op handen zijnde openbare verkoop van zijn woning in verband met het door Aegis B.V. gelegde beslag. Naar het oordeel van de rechtbank is hierdoor sprake van een aangevangen executie in de zin van artikel 143 Rv, ook indien (nog) geen aanzegging aan de hypotheekgever als bedoeld in artikel 544 Rv heeft plaatsgevonden. [A.S.] heeft gesteld dat deze brief van de notaris voor hem aanleiding is geweest om zich op 22 augustus 2005 tot zijn raadsman te wenden, die vervolgens dezelfde dag namens [A.S.] aan Aegis B.V. om uitleg heeft gevraagd en heeft laten weten zich te zullen verzetten tegen deze executie. Uit de gedragingen van [A.S.] op 22 augustus 2005 - het inroepen van rechtsbijstand naar aanleiding van de ontvangen brief van de notaris over de op handen zijnde openbare verkoop - blijkt naar het oordeel van de rechtbank ondubbelzinnig dat [A.S.] op dat moment op de hoogte was van de aangevangen tenuitvoerlegging door Aegis B.V. van een verstekvonnis. Daarbij geldt, nu het de bekendheid met een aangevangen tenuitvoerlegging betreft, niet de hiervoor in 4.7 weergegeven eis dat [A.S.] op de hoogte moet zijn van de hoofdinhoud van de uitspraak. Het ligt in een dergelijk geval op de weg van de veroordeelde om na te gaan waarop de executie is gebaseerd en om vervolgens na kennisname van het verstekvonnis al dan niet verzet te doen.
4.9. Het verzet is door [A.S.] ingesteld op 2 november 2005. Op en na 22 augustus 2005 lag het, zoals gezegd, op de weg van [A.S.] om zelf te achterhalen waarop het gepretendeerd executierecht was gebaseerd. Omdat niet de eis wordt gesteld dat [A.S.] zelf op de hoogte is van de hoofdinhoud van het vonnis, wordt, in verband met het in artikel 6 EVRM neergelegde beginsel, de termijn van verzet verlengd met twee weken. Dat is een termijn waarbinnen [A.S.] redelijkerwijs op de hoogte kon komen van de inhoud van het vonnis. De verzettermijn begint dus pas te lopen vanaf 5 september 2005. [A.S.] voert aan dat hij actie heeft ondernomen om de executie tegen te houden. Zo heeft hij Aegis B.V. in kort geding gedagvaard. In de brief van 22 augustus 2005 heeft [A.S.] Aegis B.V. verzocht om "enige uitleg". Dat [A.S.] vervolgens nadrukkelijk navraag heeft gedaan naar de grondslag van het gestelde executierecht, is echter gesteld noch gebleken. Door [A.S.] zijn verder geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit kan volgen dat het redelijkerwijs niet mogelijk was om binnen twee weken na 22 augustus 2005 op de hoogte te raken van de inhoud van het verstekvonnis.
4.10. Uit al het hiervoor overwogene vloeit voort dat het verzet te laat is gedaan. De rechtbank zal daarom beslissen tot niet-ontvankelijkheid van het verzet en de incidentele vordering van Aegis B.V. toewijzen.
5. De beoordeling in de hoofdzaak
Gelet op hetgeen is geoordeeld in het incident omtrent de overschrijding van de verzettermijn, zal de rechtbank direct uitspraak doen in de hoofdzaak en het verzet niet-ontvankelijk verklaren.
6. De proceskosten
[A.S.] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten in het incident en in de hoofdzaak. De kosten aan de zijde van Aegis B.V. worden begroot op:
- dagvaarding EUR 0,00
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.158,00
7. De beslissing
De rechtbank
in het incident
7.1. wijst de incidentele vordering van Aegis B.V. toe,
in de hoofdzaak
7.2. verklaart het verzet niet-ontvankelijk,
in het incident en in de hoofdzaak
7.3. veroordeelt [A.S.] in de proceskosten, aan de zijde van Aegis B.V. tot op heden begroot op EUR 1.158,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2006.