RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 145450 / KG ZA 06-469
Vonnis in kort geding van 21 juli 2006
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VION SERVICES BOXTEL B.V.,
gevestigd te Boxtel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VION BOXTEL B.V.,
gevestigd te Boxtel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENCEBE VLEESWAREN B.V.,
gevestigd te Boxtel,
eiseressen,
procureur mr. J.A.T.M. van Zinnicq Bergmann,
advocaat mr. N.C.M. Koch te Breda,
de vereniging
VERENIGING MILIEUDEFENSIE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mr. L.J.M. Janssen en mr. M.J.G. Uiterwaal te Amsterdam.
Eisers zullen hierna worden aangeduid als respectievelijk "Vion Services", "Vion Boxtel" en "Encebe" en gezamenlijk worden aangeduid als "Vion". Gedaagde zal worden aangeduid als "Milieudefensie".
1.1. Vion heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. De procureur van Vion heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities en producties.
1.3. De advocaten van Milieudefensie hebben verweer gevoerd, mede aan de hand van de door hen overgelegde pleitnotities en producties
1.4. Na gevoerd debat heeft de rechter mondeling uitspraak gedaan, van de strekking zoals hieronder uitvoeriger gemotiveerd is weergegeven.
2.1. Vion Services is de Nederlandse moedermaatschappij van Vion Boxtel. Laatstgenoemde exploiteert een varkensslachterij aan Boseind 10 te Boxtel. Encebe exploiteert een vleeswarenbedrijf aan hetzelfde adres.
2.2. Milieudefensie is een vereniging die zich bezighoudt met de bestrijding van milieuproblemen in binnen- en buitenland. Zij wil onder meer de misstanden in de sojateelt in Brazilië aan de kaak stellen. Die sojateelt gaat volgens Milieudefensie gepaard met (illegale) ontbossing van het regenwoud, grondroof en slavernij. De soja wordt vervolgens door onder meer Nederlandse voerproducenten verwerkt tot diervoer, met name voor varkens.
2.3. Milieudefensie heeft Vion bij brief van 20 oktober 2005 gewezen op voornoemde problemen met de sojateelt en Vion gewezen op haar verantwoordelijkheid daarin als grootste varkensslachter van Europa. Naar aanleiding van die brief heeft overleg plaatsgevonden tussen Vion en Milieudefensie.
2.4. Op 11 april 2006 heeft Milieudefensie aan Vion een "brandbrief" gestuurd waarin zij de sojaproblematiek nogmaals aan Vion voorlegt en haar verzoekt binnen twee maanden te laten weten hoe Vion haar betrokkenheid bij de illegale ontbossing heeft beëindigd. Vion heeft op die brief niet gereageerd.
2.5. Bij brief van 11 juli 2006 heeft Milieudefensie aan Vion bericht dat zij voornemens is op 25 juli 2006 over te gaan tot blokkade van de slachterij van Vion Boxtel. Bij brief van dezelfde datum heeft Milieudefensie de burgemeester van de gemeente Boxtel ingelicht over de plannen. Naar aanleiding van de brief heeft Milieudefensie nader overleg gehad met de (loco-)burgemeester van Boxtel.
2.6. Bij brief aan Milieudefensie van 18 juli 2006 geeft de burgemeester van Boxtel aan een betoging door Milieudefensie toe te staan onder de in de brief genoemde voorschriften en beperkingen.
3.1. Vion vordert Milieudefensie te veroordelen om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van de voorgenomen blokkade dan wel van een blokkade van het bedrijf van Vion Boxtel, dan wel van enige onderneming tot het concern van Vion Services behorende, zulks op straffe van een dwangsom van ? 500.000,-- per overtreding, respectievelijk per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, met veroordeling van Milieudefensie in de proceskosten.
3.2. Vion legt daaraan het volgende ten grondslag.
De voorgenomen blokkade door Milieudefensie is jegens Vion onrechtmatig. Vion zou daarbij namelijk volledig worden platgelegd, waardoor zij aanzienlijke financiële schade zal lijden.
Vion is niet de juiste partij om actie tegen te voeren; zij heeft geen enkele betrokkenheid bij soja of veevoer en het verband tussen Vion en de problemen met het verbouwen van soja in Zuid-Amerika is dan ook te ver gezocht.
Er is bovendien geen sprake van een ultimum remedium , zoals vereist door de Hoge Raad.
De vergunning van de gemeente Boxtel geeft geen toestemming voor een blokkade.
Gelet op de schade voor Vion is een blokkade disproportioneel.
3.3. Milieudefensie heeft het navolgende verweer gevoerd.
Vion is de grootste producent van varkens- en rundvlees in Europa en verkeert als zodanig in een positie waarin zij veel invloed kan uitoefenen op de overige schakels in de keten.
Milieudefensie wil Vion in die hoedanigheid aanspreken op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid om het gebruik van "foute" soja tegen te gaan.
Milieudefensie dient met de actie tegen Vion een algemeen belang. Dat belang weegt zwaarder dan dat van Vion, dat uitsluitend van financiële aard is.
4.1. Uitgangspunt in ons recht is dat het onrechtmatig is een ander bewust schade toe te brengen. Onder bijzondere omstandigheden kan dat anders zijn. Een van die omstandigheden kan zijn dat de betrokken handeling, die de schade veroorzaakt, onder afweging van alle betrokken belangen, als zodanig zwaarwichtig moet worden aangemerkt, dat die als een rechtvaardigingsgrond kan gelden, waarbij het optreden van schade, voorzover die niet redelijkerwijs is te voorkomen, door de gelaedeerde maar voor lief genomen moet worden, ook als daarvoor geen adequate vergoeding plaats vindt.
4.2. In dit geschil ligt de vraag ter beantwoording voor of de door Milieudefensie geplande blokkade van Vion of een van haar bedrijven, die ongetwijfeld enige schade te weeg zal brengen, als zijnde onrechtmatig moet worden verboden of dat dat verbod achterwege moet blijven omdat de uitkomst van de in dit geval uit te voeren afweging van belangen onder de gegeven omstandigheden aan de blokkade het onrechtmatig karakter ontneemt.
4.3. Vooropgesteld zij dat het niet in geschil is dat het doel waarvoor Milieudefensie opkomt, als behartenswaardig geldt en dat het Milieudefensie ook geheel vrij staat het onderliggende probleem onder de aandacht van het publiek te brengen en daarvoor te demonstreren, ook in de nabijheid van het bedrijf van Vion. Probleem ontstaat daar waar de demonstratie over gaat in een specifiek tot Vion gerichte actie, en wel een actie bestaande uit een blokkade van de toegang tot het bedrijf van Vion.
4.4. De rechter merkt op dat deze actie zeer verschillend is van het geval waarnaar Milieudefensie ter terechtzitting met instemming heeft verwezen, te weten de acties tegen het transport van radioactief materiaal van Dodewaard naar Sellafield, waarvan de President van de rechtbank Amsterdam op 14 december 2000 (KG 2001, 27) oordeelde dat die niet op voorhand behoefden te worden verboden, onder meer omdat nog niet bekend was of die blokkadeacties zouden worden uitgevoerd, hoe deze dan zouden worden uitgevoerd en welk effect deze op het gewraakte transport zouden hebben. Belangrijk verschil met het onderhavige geval is dat die acties gericht waren (of zouden worden) tegen de transporten, waarvan men meende dat die achterwege zouden behoren te blijven. In dit geval gaat het niet om een actie die door middel van een blokkade een verwerpelijk geachte activiteit probeert te verhinderen, maar om een pressiemiddel gericht tegen de directie van Vion om meer verantwoordelijkheid te nemen (dan zij nu al doet) met betrekking tot het vraagstuk van de illegale houtkap en sojaproductie in Brazilië.
4.5. Daarbij valt op dat bij die actie tegen Vion geen concrete eisen worden gesteld aan de directie van Vion. Weliswaar wordt zijdens Milieudefensie ter terechtzitting aangevoerd dat het de bedoeling is om "de druk op de directie van Vion op te voeren om het gebruik van foute soja te stoppen", maar Milieudefensie heeft verder op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt (en kennelijk ook niet willen maken) dat Vion foute soja gebruikt en door de blokkade gedwongen zal worden met dat gebruik, al is het dan maar tijdelijk, te stoppen (waarbij in het midden wordt gelaten of dat een effectief middel zou zijn om de gewraakte toestanden in Brazilië te bestrijden). Hoewel het achterliggende doel natuurlijk duidelijk is, is het concrete doel van de tegen Vion gerichte actie (de "actie-eisen") zodanig vaag dat het op zijn minst betwijfeld moet worden of dit op zich zelf genomen wel als redelijk actiedoel kan dienen.
4.6. Maar ook inhoudelijk gaat het actiedoel naar het voorlopig oordeel van de rechter te ver. Niet alleen is Vion niet bij de gewraakte productie betrokken, haar mogelijkheid tot beïnvloeding daarvan is relatief gering. Weliswaar is haar marktaandeel kennelijk groot, maar dat wil nog niet zeggen dat van Vion - bijvoorbeeld - concreet gevraagd kan worden, met voorbijgaan aan alle andere belangen, eenzijdig vergaande concrete acties te ondernemen tegen (toeleverende) varkensboeren om hen te dwingen weer acties te ondernemen tegen bepaalde ondernemingen in de veevoederindustrie om die weer in actie te laten komen tegen bepaalde handelaren en producenten van soja. Naar het voorlopig oordeel van de rechter lijkt Vion haar verantwoordelijkheid voldoende te erkennen door middel van de rol die zij nu zegt te gaan vervullen (waaronder de deelname aan de Ronde Tafel Conferentie in Paraquay). Dat voortgang van de ontwikkelingen het geduld van Milieudefensie zwaar op de proef stellen is begrijpelijk, maar maakt de verantwoordelijkheid van Vion in haar verhouding tot Milieudefensie niet anders.
4.7. Tegenover het belang van Milieudefensie (zoals geconcretiseerd in de actiedoelstelling) staat het belang van Vion om van de blokkade verschoond te blijven. Dat belang is in de eerste plaats gelegen in het vermijden van schade. Dat die schade groot zal zijn, lijdt geen twijfel. Het argument dat Vion die schade kan beperken en dat zij dat dan ook maar moet doen, kan maar weinig gewicht in de schaal leggen. Dat het logistieke proces gemakkelijk kan worden aangepast door mensen (werknemers) eerder te laten beginnen is door Milieudefensie niet aannemelijk gemaakt en lijkt ook volstrekt onwaarschijnlijk, gezien de juridische eisen, technische processen en aantallen betrokkenen die met de aanvoer te maken hebben. Aanpassing van de logistiek zal een aanpassing van velen vergen, waarvan het uiterst onzeker is of zij in die opzet zullen en kunnen slagen.
De schade voor de omgeving, de openbare orde (filevorming van wachtende vrachtwagens) en de aangevoerde dieren (wachtend in vrachtwagens) zal eveneens groot zijn.
4.8. Het bovenstaande betekent dat niet gezegd kan worden dat de uitkomst van belangenafweging zodanig is dat het belang van Vion moet wijken voor het belang van Milieudefensie om de blokkade te realiseren. Dat betekent dat er voorshands vanuit moet worden gegaan dat de blokkade onrechtmatig is en deze zal daarom worden verboden.
4.9. Wellicht ten overvloede merkt de rechter op dat het feit dat Milieudefensie een publiekrechtelijke vergunning heeft om de blokkade uit te voeren, nog niets zegt over de civielrechtelijke rechtmatigheid van de blokkade (het omgekeerde is overigens wel het geval).
4.10. Conclusie is dat de vordering moet worden toegewezen, waarbij Milieudefensie als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding zal worden veroordeeld.
4.11. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als na te melden.
5.1. verbiedt gedaagde de geplande blokkade uit te voeren danwel enige andere blokkade uit te voeren van het bedrijf van Vion en/of enig ander bedrijf dat tot haar concern behoort;
5.2. veroordeelt gedaagde tot betaling van een dwangsom van EUR 50.000,-- per dag dat zij in strijd met dit verbod handelt;
5.3. veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, aan de zijde van Vion tot op heden begroot op EUR 1.600,--;
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2006.