ECLI:NL:RBSHE:2006:AY5839

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
145452 - KG ZA 06-470
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.M. Callemeijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot verstrekking van toilet- en wasgelegenheid aan eisers in kort geding

In een kort geding dat diende op 8 augustus 2006, hebben eisers, bestaande uit vier personen, een vordering ingediend tegen de gemeente Eindhoven. Deze vordering betrof de verzoeken om een toilet- en wasgelegenheid op hun standplaats, waar zij zonder recht of titel verblijven. In een eerder vonnis van 31 mei 2006 was reeds bepaald dat eisers ontruimd moesten worden, maar zij kregen de tijd tot 1 december 2006 om zelf een oplossing voor hun woonproblematiek te vinden, op voorwaarde dat zij geen andere voorzieningen zouden plaatsen dan de reeds aanwezige caravan en camper. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat er geen aanleiding was om terug te komen op het eerdere vonnis. De vorderingen van eisers werden afgewezen, omdat zij zonder recht op de standplaats verbleven en de gemeente niet verplicht kon worden om extra voorzieningen te treffen. De rechter oordeelde dat de door eisers ingeroepen artikelen uit de Grondwet en internationale verdragen niet van toepassing waren op hun situatie. Tevens werd vastgesteld dat eisers de indruk wekten zich permanent op de standplaats te willen vestigen, wat in strijd was met de eerdere uitspraak. De proceskosten werden aan eisers opgelegd, begroot op EUR 1.064,00, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 145452 / KG ZA 06-470
Vonnis in kort geding van 8 augustus 2006
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
3. [eiser sub 3],
4. [eiser sub 4],
allen wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE EINDHOVEN,
zetelend te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. M. van Heeren.
Partijen zullen hierna “[eisers].” en “de gemeente” genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota met producties van [eisers].
- de pleitnota met producties van de gemeente.
1.2. Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. Voor de vaststaande feiten wordt ten eerste verwezen naar het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van 31 mei 2006. In dat vonnis heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat [eisers]. zonder recht of titel de standplaats aan [adres] in gebruik hebben genomen en [eisers]., kort gezegd, veroordeeld tot ontruiming van die standplaats binnen één week na de betekening van dat vonnis. Teneinde [eisers]. in de gelegenheid te stellen om zelf een oplossing voor hun woonproblematiek te vinden, heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de ontruiming niet vóór 1 december 2006 ten uitvoer kan worden gelegd, zulks op voorwaarde dat [eisers]. niet méér of andere voorzieningen ter plaatse neerzetten dan de bescheiden caravan en camper die zij daar thans hebben staan.
2.2. [eisers]. zijn tegen voormeld vonnis van 31 mei 2006 in hoger beroep gegaan en deze zaak is thans nog aanhangig bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.
2.3. Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 20 juni 2006 bekrachtigd het (ontruimings-) kort gedingvonnis van 11 oktober 2005, op grond waarvan de ontruiming van [adres] heeft plaatsgevonden.
3. Het geschil
3.1. [eisers]. vordert - samengevat - de gemeente te gebieden om (primair) aan [eisers]. in verhuur of gebruik te verstrekken een toilet en wasgelegenheid, dan wel (subsidiair) te bewerkstelligen dat [eisers]. een riool- en wateraansluiting krijgen en hen toe te staan een was- en toiletcabine te plaatsen op hun standplaats aan [adres] te [woonplaats], op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de gemeente in de kosten van deze procedure.
3.2. De gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen door [eisers]. is aangevoerd geen reden om terug te komen op het vonnis van 31 mei 2006. De in dat vonnis opgenomen overwegingen en beslissingen, vormen dan ook het uitgangspunt voor de in het onderhavige geschil te geven beslissing.
4.2. [eisers]. hebben weliswaar tot 1 december 2006 de tijd gekregen om zelf een oplossing te vinden, maar dat laat onverlet dat zij zonder recht of titel op de standplaats aan [adres] verblijven en die standplaats dienen te ontruimen. In verband daarmee is tevens bepaald dat [eisers]. niet méér of andere voorzieningen ter plaatse mogen neerzetten dan de reeds geplaatste caravan en camper. Zoals ook door de gemeente als verweer naar voren is gebracht, is met dit uitgangspunt en deze bepaling niet te rijmen (de toewijzing van) de thans ingestelde primaire en subsidiaire vordering. Mede in aanmerking genomen dat de rechter geenszins van een noodtoestand is gebleken, zal de vordering dan ook worden afgewezen. De door [eisers]. ingeroepen artikelen uit de Grondwet, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, zijn op de voorliggende situatie niet van toepassing en kunnen daarom niet tot een ander oordeel leiden.
4.3. Ook voor het treffen van een ordemaatregel bestaat naar het voorlopig oordeel van de rechter geen aanleiding. Doorslaggevend hiervoor is dat [eisers]. ter terechtzitting bij de rechter de indruk hebben gewekt dat zij zich permanent op hun huidige standplaats wensen te vestigen, zulks geheel in strijd met de strekking van voornoemd vonnis in kort geding van 31 mei 2006. De rechter baseert dit op het feit dat [eisers]. desgevraagd te kennen hebben gegeven niet zelf naar een oplossing voor hun huidige woonproblematiek te hebben gezocht en niet van plan te zijn dat actief te gaan doen. Bovendien hebben [eisers]., toen ter zitting een mogelijke minnelijke regeling met de gemeente aan de orde kwam, te kennen gegeven alleen met een dergelijke regeling akkoord te gaan, indien het zowel een toilet als een douchegelegenheid omvat.
4.4. Nu de vorderingen zullen worden afgewezen, zullen [eisers]. als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- salaris procureur EUR 816,00
Totaal EUR 1.064,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eisers]. in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op EUR 1.064,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2006.