ECLI:NL:RBSHE:2006:AY6483
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.M.A. Opstelten-Dutilh
- Rechtspraak.nl
Wijziging van de omgangsregeling in een co-ouderschapscontext voor minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 juli 2006 uitspraak gedaan in een procedure tot wijziging van de omgangsregeling, ingediend door de minderjarige kinderen. De kinderen, [minderjarig kind 1] en [minderjarig kind 2], hebben verzocht om een wijziging van de omgangsregeling met hun vader, waarbij zij meer tijd met hem willen doorbrengen. Tijdens de zitting op 6 juni 2006 is naar voren gekomen dat de kinderen de voorkeur geven aan een co-ouderschapsregeling, waarbij zij om de week bij hun vader en moeder verblijven. De ouders hebben echter geen overeenstemming kunnen bereiken over deze regeling, ondanks eerdere gesprekken hierover.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen niet zelf een co-ouderschapsregeling kunnen aanvragen, omdat dit meer inhoudt dan alleen het wijzigen van een omgangsregeling. Een co-ouderschapsregeling heeft ook gevolgen voor de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de financiële regelingen. De rechtbank heeft benadrukt dat een dergelijke regeling alleen kan worden vastgesteld als de ouders het daarover eens zijn en goed overleg kunnen voeren. Aangezien dit niet het geval is, heeft de rechtbank het verzoek van de kinderen afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat beslissingen over zaken zoals het hebben van een mobiele telefoon, het meenemen van spullen en het repareren van een computer onder het ouderlijk gezag vallen, dat gezamenlijk door de ouders wordt uitgeoefend. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om in het belang van de kinderen hun communicatie te verbeteren en afspraken te maken die voor iedereen aanvaardbaar zijn. De rechtbank hoopt dat de ouders het belang van hun kinderen vooropstellen en hun onderlinge verhouding verbeteren.
De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld door de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarigen of andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.