ECLI:NL:RBSHE:2006:AY9301
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.E.M. Leclercq
- Rechtspraak.nl
Onterecht opgelegde schorsing zonder behoud van loon aan werknemer en de rol van de ondernemingsraad
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een werknemer, eiser, en zijn werkgever, gedaagde, over een opgelegde schorsing zonder behoud van loon. Eiser, werkzaam als constructie-bankwerker en lid van de ondernemingsraad, heeft kritiek geuit op de bedrijfsveiligheid tijdens een cursus. Na deze uitlatingen werd eiser op 26 mei 2005 uitgenodigd voor een gesprek, waar hem werd meegedeeld dat hij zich negatief gedroeg. Hierop volgde een schorsing van één dag zonder loon, vastgelegd in een brief van 27 mei 2005. Eiser maakte bezwaar tegen deze schorsing, maar gedaagde weigerde de schorsing ongedaan te maken.
Eiser vorderde primair de nietigheid van het schorsingsbesluit en subsidiair de verklaring dat de schorsing onterecht was. Gedaagde voerde aan dat de schorsing rechtmatig was, omdat zij niet in strijd met de wet handelde en de maatregel proportioneel was gezien eerdere waarschuwingen aan eiser. Eiser betwistte de beschuldigingen van negatief gedrag en stelde dat de schorsing een gevolg was van zijn rol als OR-lid, wat niet mocht leiden tot nadelige gevolgen in zijn functie als werknemer.
De kantonrechter oordeelde dat de schorsing onterecht was opgelegd. De rechter stelde vast dat de werkgever, volgens artikel 7:628 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, verplicht is het loon door te betalen tijdens een schorsing, zelfs als deze schorsing aan de werknemer zelf te wijten is. Het besluit van gedaagde was niet nietig, maar vernietigbaar, en de rechter concludeerde dat de schorsing niet proportioneel was en dat gedaagde onzorgvuldig had gehandeld door niet alle relevante informatie in de besluitvorming te betrekken. De subsidiaire vordering van eiser werd toegewezen, en gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.