ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ3067

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
150881/ BP RK 06-1736
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.H.W. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van conservatoir beslag op de praktijkrekening van een dierenartsenpraktijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 27 november 2006 uitspraak gedaan in een kort geding waarin verzoekers, vertegenwoordigd door Dierenartspraktijk [verzoeker c.s.], een verzoek tot conservatoir beslag hebben ingediend. De verzoekers stelden dat er geen maatschap bestond tussen hen en de gerekwestreerden, maar een overeenkomst van opdracht. De rechter overwoog dat, gezien de lange duur van de samenwerking van meer dan vijftien jaar, de beëindiging van deze samenwerking door de gerekwestreerden niet op korte termijn had mogen plaatsvinden. De rechter concludeerde dat de gerekwestreerden mogelijk schadeplichtig zijn, maar dat dit niet de basis vormde voor de vorderingen in deze zaak.

De rechter heeft verder vastgesteld dat de verzoekers niet konden aanspraak maken op de inkomsten die de gerekwestreerden genereerden met hun nieuwe praktijk, aangezien deze inkomsten toebehoorden aan de gerekwestreerden. De verzoekers hebben wel een vordering ingediend voor de zaken die zij bij het uiteengaan van de oude praktijk hebben meegenomen, begroot op € 10.000. De rechter oordeelde dat de ontijdige beëindiging van de overeenkomst de gerekwestreerden schadeplichtig kon maken, maar dat er geen rechtsgrond was voor een goodwill-vergoeding.

De rechter heeft het verzoek tot beslag op de praktijkrekening van de gerekwestreerden, h.o.d.n. "Diergeneeskundig Centrum Asten", toegestaan, maar met de beperking dat alleen beslag mag worden gelegd op het saldo dat hoger is dan € 35.000. Dit om de gerekwestreerden in staat te stellen hun bedrijfsvoering voort te zetten. De voorzieningenrechter heeft de vordering ter verzekering waarvan het beslag wordt gelegd, begroot op € 260.000,00 en het conservatoir beslag op de rekening van de gerekwestreerden toegestaan, met inachtneming van de eerder genoemde beperking.

Uitspraak

verlof beslag (onder gedeeltelijke weigering)
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 150881 / BP RK 06-1736
beschikking van 27 november 2006
in de zaak van Dierenartspraktijk [verzoeker c.s.]./ [gerekwestreerde] c.s.
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van opgemeld verzoekschrift.
De procureur van verzoekers is op 24 november 2006 op het verzoek gehoord.
Met de betrekking tot de vorderingen ter verzekering waarvan het verlof wordt gevraagd wordt overwogen:
1. In de stellingname van verzoekers dat tussen partijen geen maatschap bestaat of heeft bestaan, maar een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst van geheel eigen aard, is denkbaar dat na het meer dan vijftien jaar bestaan hebben van die rechtsverhouding en de daarbinnen gerealiseerde samenwerking, deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op zeer korte termijn door gerekwestreerden feitelijk had mogen worden beëindigd door een afzonderlijke praktijk in Asten te starten. Wegens ontijdige beëindiging zouden gerekwestreerden dan schadeplichtig kunnen zijn (wat verzoekers met hun vordering sub 3 vorderen) maar dat is niet de grondslag van dit onderdeel van de vorderingen.
De rechter vermag dan ook niet in te zien op welke rechtsgrond verzoekers aanspraak hebben op de revenuen die gerekwestreerden met hun arbeid binnen de door hen op 27 februari 2006 nieuw gestarte dierenartsenpraktijk hebben gegenereerd. Die inkomsten zijn toch onmiskenbaar hun inkomsten en niet die van verzoekers. Wellicht dat gerekwestreerden, zo hun stelling juist is dat sprake is geweest van een maatschap (die gerekwestreerden niet hebben opgezegd en waarvan zij in de bodemprocedure de ontbinding door de rechter hebben gevorderd), die revenuen nog in verdeling moeten brengen, maar dat levert geen vordering tot betaling van die revenuen aan verzoekers op; alsdan zullen die revenuen in de verdeling van het vennootschapsvermogen moeten worden betrokken.
Bij summier onderzoek is dit onderdeel van de vordering ondeugelijk.
2. In de stellingname van verzoekers zullen gerekwestreerden hebben te betalen voor de zaken die zij bij het feitelijk uiteengaan van partijen uit de oude praktijk hebben meegenomen. In dit opzicht hebben verzoekers summierlijk van hun vorderingsrecht, inclusief rente en kosten voor dit onderdeel begroot op € 10.000, doen blijken.
3. De in de stellingen van verzoekers ontijdige beëindiging van de opdrachten of van de overeenkomst van geheel eigen aard kan, zoals hiervóór reeds werd overwogen, gerekwestreerden schadeplichtig maken, maar voor een goodwill-vergoeding buiten maatschap ziet de rechter geen rechtsgrond. De schade wegens ontijdige beëindiging moet vooralsnog begroot en beperkt worden tot het gemis van de overwinst wegens "ondernemingsrisico" (zoals bedoeld in al. 4.3.2 van het kortgedingvonnis van 7-2-2006) gedurende één jaar, zijnde omstreeks € 250.000 inclusief rente en kosten. In zoverre hebben verzoekers summierlijk van hun vorderingsrecht doen blijken.
Het beslag kan voor deze vorderingen sub 2 en 3 zonder meer gelegd worden op de in het verzoek onder 12 sub 1 t/m 4 genoemde banken.
Voor wat betreft het beslag ten laste van de vier gerekwestreerden gezamenlijk op de praktijkrekening bij (rekening 10.83.52.447) of andere gezamenlijke vorderingen van gerkwestreerden, h.o.d.n. "Diergeneeskundig Centrum Asten", op de Rabobank te Asten moet bij afweging van alle betrokken belangen aan gerekwestreerden de mogelijkheid blijven om reguliere betalingen ten behoeve van die praktijk te blijven doen. Uit het door verzoekers bij hun verzoek overgelegde overzicht blijkt dat daarvoor in zeven maanden nodig was: € 447.860 + € 77.315 = € 525.175, dat is, afgerond, € 17.500 per week.
Uitgaande van een betalingsscyclus van twee weken zal de rechter beslag op die rekening slechts toestaan op het saldo dat bij beslaglegging het bedrag van € 35.000 te boven gaat.
Met juistheid hebben verzoekers doen toelichten dat een beslag op de lopende rekening wellicht het meeste pijn doet en gerekwestreerden tot overleg zal nopen. Voor dat doel is het beslagrecht echter niet gegeven en dat belang dient achtergesteld te worden bij het belang van gerekwestreerden om hun bedrijfsvoering zo mogelijk onbelemmerd voort te kunnen zetten afgezet tegen slechts het belang van verzoekers om hun vorderingen te verzekeren.
De beslissing
a. De vordering ter verzekering waarvan het beslag wordt gelegd, wordt begroot op € 260.000,00.
b. Conservatoir derdenbeslag ten laste van de afzonderlijke gekwestreerden wordt toegestaan zoals verzocht.
c. Conservatoir derdenbeslag ten laste van de gezamenlijke gerekwestreerden, h.o.d.n. "Diergeneeskundig Centrum Asten", onder de Coöperatieve Rabobank Asten U.A. wordt toegestaan zoals verzocht, maar met die beperking dat met betrekking tot de rekening 10.83.52.447 slechts beslag mag worden gelegd op het saldo voor zover dat op het moment van beslaglegging hoger is dan vijfendertigduizend euro (€ 35.000,00).
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H.W. Rullmann, voorzieningenrechter.