ECLI:NL:RBSHE:2006:BA2088

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
141047 - KG ZA 06-248
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.H.W. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van onrechtmatige internetpublicaties afgewezen

In deze zaak heeft eiser, een autorijschoolhouder, in kort geding gevorderd dat gedaagde, de vader van een voormalige leerling, bepaalde negatieve passages over hem op internet zou verwijderen. Eiser stelde dat deze publicaties onrechtmatig waren en dat hij hierdoor schade had geleden. Gedaagde voerde aan dat eiser geen spoedeisend belang had bij zijn vordering en dat de zaak te complex was voor een kort geding. Tevens stelde gedaagde dat hij de gewraakte passages inmiddels had verwijderd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde inderdaad de passages had laten verwijderen en dat eiser niet had gevorderd om ook de zoekresultaten van Google aan te pakken. Hierdoor kon de vordering niet worden toegewezen. Daarnaast werd geoordeeld dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de gevorderde schadevergoeding. De rechter heeft de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.064,00 zijn begroot. Het vonnis is uitgesproken op 16 mei 2006 door mr. J.H.W. Rullmann.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 141047 / KG ZA 06-248
Vonnis in kort geding van 16 mei 2006
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. drs. J.P. de Man,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
bijgestaan door mr. S. Havermans te Tilburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. [eiser] heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. De procureur van [eiser] heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.3. De gemachtigde van [gedaagde] heeft verweer gevoerd.
1.4. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. [eiser] exploiteert een autorijschool te [vestigingsplaats] en heeft in de loop van 2005 autorijles gegeven aan de meerderjarige dochter van [gedaagde], mevrouw [S].
2.2. Mevrouw [S] heeft op enig moment om haar moverende redenen de rijlessen gestaakt en het reeds aan [eiser] betaalde examengeld van € 235,00 teruggevorderd.
2.3. [eiser] heeft mevrouw [S] te kennen gegeven dat hij overeenkomstig de algemene voorwaarden niet tot terugstorting van het examengeld zou overgaan.
2.4. [eiser] heeft in december 2005 geconstateerd dat [gedaagde] op internet een tekst had geplaatst met een voor [gedaagde] grievende inhoud.
2.5. Bij brief van 9 februari 2006 is [gedaagde] gesommeerd om de bewuste passages van internet te verwijderen, waaraan [gedaagde] slechts ten dele heeft voldaan.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert - kort weergegeven - [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de in het lichaam van de dagvaarding weergegeven passages op het internet te verwijderen, op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, alsmede [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.000,00 bij wege van een voorschot op schadevergoeding, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering - kort weergegeven - ten grondslag dat [gedaagde] door het plaatsen van de negatieve berichtgeving over [eiser] op het internet onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en daardoor schade heeft geleden.
3.3. Het verweer van [gedaagde] tegen de vordering komt zakelijk weergegeven op het volgende neer:
1. [eiser] heeft geen spoedeisend belang bij zijn vordering;
2. de zaak is te complex om in kort geding te worden behandeld;
3. [gedaagde] heeft de gewraakte passages reeds van internet verwijderd / doen verwijderen;
4. de publicaties zijn niet onrechtmatig. Ze vallen onder het recht op vrijheid van meningsuiting;
5. [gedaagde] betwist dat [eiser] door het plaatsen van de gewraakte passages schade heeft geleden;
6. [gedaagde] betwist dat hij schade heeft toegebracht aan de auto van [eiser] en de rolluiken van diens woning.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde] heeft ter zitting erkend dat hij de gewraakte passages op het internet heeft geplaatst, maar dat hij deze inmiddels heeft verwijderd, althans heeft laten verwijderen door de beheerder (webmaster) van de desbetreffende internetsites.
Dit verweer slaagt. Op grond van de door [gedaagde] overgelegde stukken kan enerzijds worden afgeleid dat de gemachtigde van [gedaagde] de beheerder van de website www.klup.nl de opdracht heeft gegeven om de gewraakte passages van internet te halen, en anderzijds heeft de rechter ter zitting geconstateerd dat deze passages ook daadwerkelijk van beide websites zijn verwijderd.
Dat in de zoekresultaten van de zoekmachine google een link naar de website www. Commentaar.nl staat, met daarbij de tekst: "Autorijschool [gedaagde] is een oplichter ([vestigingsplaats]) Waardering: 28 juli '05 door [gedaagde]. Pluspunten: geen. Minpunten: zakkenvuller kan [gedaagde] niet worden tegengeworpen, nu hij voor verwijdering van die tekst in de zoekresultaten van google, alsmede uit het cachegeheugen van google, afhankelijk is van de medewerking van de webmaster van de desbetreffende pagina en [eiser] niet dienovereenkomstig heeft gevorderd.
De door [eiser] gevorderde verwijdering door [gedaagde] kan reeds hierom niet worden toegewezen.
4.2. Onderdeel 2 van de vordering, betreffende een voorschot bij wege van (immateriële) schadevergoeding, strekt tot betaling van een geldsom. Een geldvordering in kort geding komt slechts voor toewijzing in aanmerking als het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is en er daarnaast sprake is van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van belangen mede betrokken dient te worden de vraag naar het risico van de onmogelijkheid van terugbetaling.
Nu niet gesteld, noch gebleken is van een spoedeisend belang aan de zijde van [eiser], zal dit onderdeel van de vordering reeds hierom worden afgewezen.
Aldus behoeven de overige onder 3.3. genoemde verweren geen bespreking meer.
4.3. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vordering af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.064,00, waarvan € 816,00 salaris procureur en € 248,00 vast recht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2006.