vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Vonnis in kort geding in gevoegde zaken van 8 januari 2007
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: 151046 / KG ZA 06-776 van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. D.P. Mommaal,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEENBERGEN BOUWWERKEN B.V.,
gevestigd te Berlicum,
gedaagde,
procureur mr. Ph.C.M. van der Ven,
advocaat mr. R. Smith te Rotterdam,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer 151497 / KG ZA 06-807 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEENBERGEN BOUWWERKEN B.V.,
gevestigd te Berlicum,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. Ph.C.M. van der Ven,
advocaat mr. R. Smith te Rotterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TWINTEC NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Culemborg,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. E.H.H. Schelhaas,
advocaat mr. F. Kolkman te Wierden.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eisers], Steenbergen B.V. en Twintec B.V. genoemd worden. [eisers] zullen, waar nodig, ieder afzonderlijk worden aangeduid als [eiser sub 1] en [eiser sub 2].
1. De procedure in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak
1.1. [eisers] hebben in de hoofdzaak kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. De procureur van [eisers] heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.3. De advocaat van Steenbergen B.V. heeft in de hoofdzaak verweer gevoerd, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met productie.
1.4. In de vrijwaringszaak heeft Steenbergen B.V. in conventie gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.5. De advocaat van Steenbergen B.V. heeft de vordering in de vrijwaringszaak ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.6. De advocaat van Twintec B.V. heeft in de vrijwaringszaak verweer gevoerd tegen de vordering in conventie en in reconventie gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven. De advocaat van Twintec B.V. heeft dit verweer en de eis in reconventie ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van een door hem in het geding gebrachte akte houdende reconventionele vordering en de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.7. De advocaat van Steenbergen B.V. heeft in de vrijwaringszaak verweer gevoerd in reconventie.
1.8. Na gevoerd debat hebben partijen in zowel de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak vonnis gevraagd.
2. De voor beide zaken relevante feiten
2.1. Op 20 september 2001 hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2], ieder afzonderlijk, met Steenbergen B.V. een aanneemovereenkomst gesloten, betreffende de realisering van een twee-onder-één-kap bedrijfspand (een loods). Om fiscale redenen hebben [eiser sub 1], [eiser sub 2] en Steenbergen B.V. deze overeenkomsten vervolgens gesplitst in aanneemovereenkomsten van 26 september 2001 betreffende het plaatsen van een bedrijfsgebouw en aanneemovereenkomsten van 11 januari 2002 betreffende het dichten van de te bouwen loods. Blijkens deze overeenkomsten dient de loods te beschikken over een vloeistofdichte vloer. Met betrekking tot deze vloer heeft Steenbergen B.V. een (onder-) aanneemovereenkomst gesloten met Twintec B.V., die de vloer heeft ontworpen en ook feitelijk heeft gerealiseerd.
2.2. Na de realisering van de loods hebben [eisers] in maart 2003 geconstateerd dat er in de vloer van de loods scheuren zijn ontstaan. Vervolgens heeft in mei 2003 in opdracht van Steenbergen B.V. door [medewerker], werkzaam bij TechnoConsult B.V. te Heeswijk, een visueel onderzoek van de vloer plaatsgevonden. De conclusies van [medewerker] zijn neergelegd in een rapport van 26 mei 2003, waarin - kort samengevat en voor zover hier van belang - wordt geconcludeerd dat de vloer niet als vloeistofdicht is aan te merken. [medewerker] heeft zich hierbij gebaseerd op door hem geconstateerde gebreken zoals de aanwezigheid van scheuren en het niet vloeistofdicht zijn afgedicht van de aansluitingen van de wand met de vloer.
2.3. Tussen [eisers] en Steenbergen B.V. is discussie ontstaan omtrent de aansprakelijkheid voor de geconstateerde gebreken. Deze partijen hebben de rechtbank te 's-Hertogenbosch vervolgens om een voorlopig deskundigenbericht verzocht. Bij beschikking van 28 juli 2005 (zaaknummer 125301 / EX RK 05-93) is ir. P. de Jong door die rechtbank benoemd tot deskundige. Bij beschikking van 8 november 2005 (zaaknummer 131479 / EX RK 05-191) is ook Twintec B.V. bij die procedure betrokken. Ook De Jong heeft blijkens zijn deskundigenbericht van 8 mei 2006 de scheurvorming geconstateerd en hij heeft onder andere geconcludeerd dat Twintec B.V. een aantal ernstige fouten heeft gemaakt in haar berekeningen en verantwoordelijk is voor de scheurvorming.
2.4. Op 7 november 2006 hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ieder voor zich derdenbeslag doen leggen ten laste van Steenbergen B.V. onder de ING Bank N.V., kantoorhoudende te
's-Hertogenbosch, en onder de Coöperatieve Rabobank te Sint-Michielsgestel.
2.5. Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter, heeft Steenbergen B.V. op enig moment (de precieze datum blijkt niet uit het dossier) beslag doen leggen ten laste van Twintec B.V. onder Banque Artesia N.V. te Amsterdam en Coöperatieve Rabobank te Culemborg.
3. Het geschil in de hoofdzaak met zaaknummer 06-776
3.1. [eisers] vorderen - samengevat - veroordeling van Steenbergen B.V. tot betaling van geleden schade aan [eiser sub 1] van EUR 35.611,23 (exclusief BTW) en tot betaling van geleden schade aan [eiser sub 2] van EUR 48.254,26 (exclusief BTW), met veroordeling van Steenbergen B.V. in de kosten van deze procedure, daarbij begrepen de kosten die verband houden met de in hun opdracht gelegde conservatoire beslagen.
3.2. [eisers] leggen hieraan - zakelijk weergegeven - ten grondslag dat Steenbergen B.V. toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van voormelde aanneemovereenkomsten, waarin bovendien aan [eisers] 10 jaar garantie op de vloeistofdichte vloer is verleend. Zij betogen daarbij dat deze afspraak prevaleert boven het op dit punt afwijkende beding in de door Steenbergen B.V. gehanteerde algemene voorwaarden, meer in het bijzonder de artikelen 12 en 13 van die voorwaarden. Voor zover noodzakelijk hebben [eisers] op grond van artikel 6:233 BW de betreffende algemene voorwaarden vernietigd vanwege hun onredelijke bezwarendheid.
Steenbergen B.V. is derhalve aansprakelijk voor de door [eisers] geleden en nog te lijden schade. Ten onrechte verwijst Steenbergen B.V. de aansprakelijkheid door naar Twintec B.V., met wie [eisers] geen enkele contractuele relatie hebben.
De schade die [eisers] stellen ten gevolge van deze niet nakoming te hebben geleden, is samengesteld uit de schade voor het herstel van de vloer zoals die door De Jong is begroot en uit gevolgschade.
3.3. Steenbergen B.V. heeft zich niet beroepen op het ontbreken van aansprakelijkheid in dezen, maar voert - kort samengevat - het volgende verweer.
- Het spoedeisend belang ontbreekt.
- [eisers] hebben geen vordering op Steenbergen B.V.. Zij hebben immers geen schade geleden, nu zij niet zullen overgaan tot herstel van de vloer. Er is ook geen noodzaak de vloer te herstellen.
- Indien er al sprake is van schade, dan is Steenbergen B.V. op grond van artikel 12 van de algemene voorwaarden die op de relatie tussen [eisers] en Steenbergen B.V. van toepassing zijn, slechts gehouden de herstelkosten te vergoeden, wat neerkomt op een bedrag van in totaal € 27.000,-.
- Eerst daags voor de zitting is door [eisers] de vernietiging van de algemene voorwaarden ingeroepen, zodat daarmee in dit kort geding geen rekening kan worden gehouden. Overigens hebben [eisers] gehandeld in de uitoefening van hun beroep/bedrijf en zijn ze dus niet als consument aan te merken. De zogenoemde zwarte en grijze lijst zijn dus niet op hen van toepassing.
3.4. Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in de vrijwaringszaak met zaaknummer 06-807
4.1. Steenbergen B.V. vordert - samengevat - veroordeling van Twintec B.V. tot betaling van datgene waartoe Steenbergen B.V. als gedaagde in de hoofdzaak jegens [eisers] wordt veroordeeld, met inbegrip van de kostenveroordeling, met veroordeling van Twintec B.V. in de kosten van deze vrijwaringsprocedure.
4.2. Aan deze vordering legt Steenbergen B.V. ten grondslag dat Twintec B.V. het ontwerp van de vloer alsmede de uitvoering ervan op zich heeft genomen. De deskundige (De Jong) heeft geconcludeerd dat Twintec B.V. verantwoordelijk is voor de scheurvorming. Eventueel bij [eisers] ontstane schade, dient daarom voor rekening van Twintec B.V. te komen. Bovendien heeft Twintec B.V. met betrekking tot de vloer een garantie afgegeven, die zij thans zal moeten nakomen.
4.3. Twintec B.V. voert - kort samengevat - het navolgende verweer.
- In een kort geding is voor een vrijwaring geen plaats. Bovendien zijn de in artikel 210 Rv opgenomen voorschriften voor het entameren van het vrijwaringsincident niet gevolgd.
- De dagvaardingstermijn van ten minste één week (vgl. artikel 114 Rv) is niet in acht genomen, hetgeen de nietigheid van de dagvaarding met zich brengt.
- Steenbergen B.V. heeft het door haar gestelde spoedeisend belang niet onderbouwd en daarvan is overigens ook geen sprake.
- De zaak leent zich - gezien de technisch complexe materie - niet voor een beoordeling in kort geding.
- Het restitutierisico aan de zijde van [eisers] verzet zich tegen de toewijzing van de geldvordering in de vrijwaringszaak.
- De omvang van de schade wordt betwist.
- In de leveringsvoorwaarden die op de relatie tussen Steenbergen B.V. en Twintec B.V. van toepassing zijn, is een beperking van de aansprakelijkheid opgenomen, op grond waarvan Twintec B.V. voor maximaal € 22.688,70 kan worden aangesproken.
- Twintec B.V. heeft een garantieverzekering afgesloten. De verzekeraar zal eventuele schade vergoeden. Er is dus geen enkele noodzaak voor het door Steenbergen B.V. ten laste van Twintec B.V. gelegde conservatoire beslag.
4.4. Op grond van het voorgaande, vordert Twintec B.V. in reconventie de opheffing van het door Steenbergen B.V. ten laste van Twintec B.V. gelegde derdenbeslagen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Steenbergen B.V. in de kosten van deze procedure.
4.5. Steenbergen B.V. voert tegen de vordering in reconventie gemotiveerd verweer, hetgeen, voor zover relevant, hieronder nader aan de orde zal komen.
5. De beoordeling in de hoofdzaak
5.1. De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in voldoende mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat.
5.2. Tussen de partijen in de hoofdzaak is niet in geschil dat Steenbergen B.V. een vloeistofdichte vloer aan [eisers]. diende op te leveren. Dit staat overigens ook expliciet vermeld in de aanneemovereenkomsten van 26 september 2001. Voorts is niet in geschil dat zich scheurvorming in de vloer heeft voorgedaan en dat - mede daardoor - die vloer in ieder geval ondeugdelijk en ook niet vloeistofdicht is.
5.3. De omstandigheid dat [eisers] nog niet zijn overgegaan tot herstel van de vloer, brengt niet met zich - zoals Steenbergen B.V. wel heeft betoogd - dat zij dus geen schade hebben geleden. Partijen zijn de levering van een deugdelijke (vloeistofdichte) vloer overeengekomen en daar is de aanneemsom ook op gebaseerd. [eisers] hebben derhalve betaald voor iets wat ze niet hebben gekregen; met andere woorden, hun vermogen is niet toegenomen met de waarde van de voorziene deugdelijke vloer, zodat in elk geval het waardeverschil als vermogensschade is aan te merken. Dit nog even los van de precieze hoogte van dat schadebedrag. Het verweer van Steenbergen B.V. op dit punt kan niet slagen.
5.4. De conclusies uit het deskundigenbericht van De Jong zijn voorshands helder en eenduidig. Volgens De Jong is de vloer van de loods ondeugdelijk door ernstige berekeningsfouten van Twintec B.V.. De Jong heeft overigens alleen gekeken naar de scheurvorming, hij heeft de vraag naar de vloeistofdichtheid van de vloer - op uitdrukkelijk verzoek van partijen - buiten beschouwing heeft gelaten. Voorshands valt niet in te zien waarom Steenbergen B.V. voor die tekortkoming niet aansprakelijk zou zijn. Steenbergen B.V. heeft haar aansprakelijkheid overigens ook niet betwist. Wel heeft zij een beroep gedaan op haar algemene voorwaarden en gesteld dat die aansprakelijkheid is beperkt tot de kosten van herstel. Die kosten worden door De Jong in paragraaf 4.2 op pagina 7 van zijn deskundigenbericht begroot op een bedrag van in totaal € 50.000,- (exclusief BTW). Tot dat bedrag hebben [eisers] hun vordering op Steenbergen B.V. binnen de kaders van dit kort geding dan ook voldoende aannemelijk gemaakt.
Bij de toewijzing van dit deel van de vordering hebben [eisers] - gezien ook de hoge mate van aannemelijkheid van het bestaan en de omvang van de aanspraak - voorts een voldoende spoedeisend belang. De vloer van hun loods kan thans immers niet op de door [eisers] voorgestane wijze worden gebruikt. Zij hebben een rechtens te respecteren belang bij een snel herstel van de vloer, waarvoor aanzienlijke financiële middelen nodig zijn. Verder hebben [eisers] ter terechtzitting aangegeven dat er in de loop van 2007 door de gemeente een milieucontrole van de loods zal plaatsvinden. Er dreigt een stillegging van de bedrijven van [eisers] als de loods niet aan alle milieu-eisen voldoet.
Steenbergen B.V. heeft zich niet op het standpunt gesteld dat sprake is van een onaanvaardbaar restitutierisico, zodat er ook op dat punt geen reden is de vordering af te wijzen. Het bedrag van € 50.000,- zal in het dictum naar rato van de door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] afzonderlijk gevorderde bedragen, onder hen worden verdeeld.
5.5. Voor het overige zal de (hoofd-) vordering worden afgewezen. Met betrekking tot de door [eisers] gevorderde gevolgschade speelt ten eerste de vraag of de in de algemene voorwaarden van Steenbergen B.V. opgenomen beperking van de aansprakelijkheid tot de herstelkosten zó onredelijk en/of bezwarend is, dat het vernietigbaar is, althans door Steenbergen B.V. in het voorliggende geschil niet tegen [eisers] kan worden ingeroepen. Verder heeft Steenbergen B.V. zich ter zitting tegen de door [eisers] opgevoerde gevolgschadeposten nog verweerd met de stelling dat [eisers] hun schadebeperkingsplicht hebben miskend door te lang te wachten met het (laten) herstellen van de vloer.
Partijen hebben hun stellingen op deze punten echter onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd om in kort geding tot een gewogen (voorlopig) oordeel te kunnen komen. Bovendien zijn deze stellingen ter terechtzitting door partijen niet uitgebreid bediscussieerd. Een voldoende gefundeerd oordeel over de feiten en omstandigheden die in dit kader van belang zijn, vereist een nader (feiten-) onderzoek waarvoor deze kort gedingprocedure zich niet leent. Voor de gevorderde kosten anders dan de hiervoor besproken herstelkosten, zullen partijen naar de bodemrechter worden verwezen. Hierbij is nog van belang dat [eisers] niet een zodanig spoedeisend belang hebben gesteld, op grond waarvan de rechter in weerwil van het voorgaande toch zou zijn gehouden om - al dan niet na het verrichten van enig nader onderzoek - een verdergaand voorlopig oordeel over dit onderdeel van het geschil te geven.
5.6. [eisers] vordert voorts Steenbergen B.V. te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar, nu voorshands niet is gebleken van de nietigheid, onnodigheid en/of onrechtmatigheid van de in opdracht van [eisers] gelegde beslagen.
5.7. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
6. De beoordeling in de vrijwaringszaak
6.1. Er bestaat geen algemene rechtsregel die zich tegen de vrijwaring in een kort gedingprocedure verzet, waarbij uiteraard beperkingen gelegen zijn in de eisen van voortvarendheid, die de kort gedingprocedure kenmerken. Die beperkingen zijn echter van praktische aard en in het onderhavige geval doen die beperkingen zich niet voor. Twintec B.V. heeft kunnen verschijnen ter zitting en haar verweer kennelijk naar behoren kunnen voorbereiden. Zelfs doet zich de omstandigheid voor dat Twintec B.V. is betrokken bij het uitgebrachte "voorlopige deskundigenbericht", dat essentieel is voor zowel de hoofdzaak als deze vrijwaringszaak. Het verweer van Twintec B.V. op dit punt treft derhalve geen doel.
6.2. De rechter heeft op 30 november 2006 op de voet van artikel 254, tweede lid Rv, op aanvraag van Steenbergen B.V. de dag en het uur voor de behandeling van de onderhavige vrijwaringszaak bepaald en daarbij aangegeven dat de dagvaarding diezelfde dag dient te worden uitgebracht. De voor de zitting bepaalde dag, 6 december 2006, lag op dat moment reeds te vroeg om de in artikel 114 Rv opgenomen wettelijke termijn van oproeping in acht te nemen. Dit impliceerde echter dat met een kortere oproepingstermijn kon worden volstaan (zoals voorzien in artikel 117 Rv) en brengt niet de nietigheid van de dagvaarding met zich. Ook dit verweer faalt.
6.3. Ook de vrijwaringszaak betreft een vordering tot betaling van een geldsom. Voor het toetsingskader van een dergelijke vordering in kort geding, verwijst de rechter naar hetgeen hiervoor onder 5.1 is overwogen.
6.4. Steenbergen B.V. heeft haar vorderingsrecht op Twintec B.V. voorshands voldoende aannemelijk gemaakt. De ondeugdelijkheid van de loodsvloer hangt volgens het deskundigenbericht van De Jong samen met een aantal door Twintec B.V. gemaakte ernstige berekeningsfouten in het ontwerp van de vloer. De discussie in dit geding tussen Twintec B.V. en Steenbergen B.V. omtrent de vraag of zij zijn overeengekomen dat Twintec B.V. een vloeistofdichte vloer zou realiseren of dat haar contractuele verplichting niet meer inhield dan het leveren van vloeistofdicht beton, is voor de beoordeling van het voorliggende geschil niet van belang. De scheurvorming in de loodsvloer brengt immers reeds de ondeugdelijkheid van de vloer met zich, nog daargelaten de vloeistofdichtheid van die vloer (vgl. het deskundigenbericht van De Jong, pagina 4, het antwoord op vraag 3).
6.5. Twintec B.V. is derhalve, zo kan op dit moment worden aangenomen, toerekenbaar tekortgekomen in de nakoming van de onderaanneemovereenkomst en als gevolg daarvan voorshands gehouden de in verband daarmee door Steenbergen B.V. geleden schade te vergoeden. Die schade bestaat vooralsnog uit de bedragen die Steenbergen B.V. op grond van de veroordeling in de hoofdzaak aan [eisers] dient te betalen. Twintec B.V. heeft de door [eisers] gestelde omvang van de schade weliswaar betwist, maar de herstelkosten tot het bedrag van € 50.000,- zijn in de hoofdzaak gezien het rapport van De Jong voldoende aannemelijk bevonden om te worden toegewezen. In het verlengde daarvan is het voorshands ook voldoende aannemelijk dat Twintec B.V. deze kosten uiteindelijk zal dienen te dragen. Gezien de ernst van het verwijt dat volgens de deskundige in dezen aan Twintec B.V. gemaakt kan worden, kan Twintec B.V. zich voorshands in redelijkheid niet jegens Steenbergen B.V. met succes beroepen op de in haar algemene voorwaarden opgenomen beperking van haar aansprakelijkheid tot het bedrag van € 22.688,70.
6.6. Mede gezien de hardheid van het vorderingsrecht van Steenbergen B.V. op Twintec B.V., heeft Steenbergen B.V. een voldoende spoedeisend belang bij het door haar gevorderde.
6.7. Het door Twintec B.V. gestelde bestaan van een restitutierisico aan de zijde van [eisers], wat daar ook van zij, kan niet aan de toewijzing van de vordering in deze vrijwaringszaak in de weg staan. [eisers] zijn in deze procedure immers geen procespartij. Voor zover Twintec B.V. met haar stelling heeft willen betogen dat een restitutierisico bij [eisers] eenzelfde risico bij Steenbergen B.V. schept, dan heeft zij met die enkele stelling het bestaan van een onaanvaardbaar restitutierisico aan de zijde van Steenbergen B.V. onvoldoende aannemelijk gemaakt.
6.8. De vordering zal op de na te melden wijze worden toegewezen. Twintec B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
6.9. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
6.10. Gezien het vorenoverwogene is de vordering waarvoor Steenbergen B.V. beslag heeft laten leggen voorshands niet summierlijk ondeugdelijk gebleken. Twintec B.V. heeft aan haar vordering wel ten grondslag gelegd, dat er geen enkele noodzaak bestaat voor het conservatoire beslag, aangezien zij voor eventuele schade een garantieverzekering heeft afgesloten bij een internationaal opererende en solide verzekeringsmaatschappij. Met deze enkele niet nader onderbouwde stelling heeft Twintec B.V. voorshands echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat die verzekeringsmaatschappij tot uitkering van eventueel door Twintec B.V. te claimen schade zal overgaan en dat die uitkering vervolgens aan Steenbergen B.V. ten goede zal komen. Het conservatoire beslag is derhalve niet zonder reden gelegd.
6.11. De vordering in reconventie zal gezien het voorgaande worden afgewezen en Twintec B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
7. De beslissing in beide zaken
in de hoofdzaak met zaaknummer 06-776:
7.1. veroordeelt Steenbergen B.V. om aan [eiser sub 1] te betalen een bedrag van EUR 21.231,16 (eenentwintigduizend tweehonderdéénendertig euro en zestien eurocent),
7.2. veroordeelt Steenbergen B.V. om aan [eiser sub 2] te betalen een bedrag van
EUR 28.768,84 (zegge achtentwintigduizend zevenhonderdachtenzestig euro en vierentachtig eurocent),
7.3. veroordeelt Steenbergen B.V. in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 1.321,67,
7.4. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.6. wijst het meer of anders gevorderde af,
in de vrijwaringszaak met zaaknummer 06-807:
7.7. veroordeelt Twintec B.V. om aan Steenbergen B.V. te betalen de bedragen waartoe Steenbergen B.V. in de hoofdzaak hiervoor onder 7.1, 7.2 en 7.3 jegens [eisers]. is veroordeeld,
7.8. veroordeelt Twintec B.V. in de proceskosten, aan de zijde van Steenbergen B.V. tot op heden begroot op EUR 900,87,
7.9. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.10. wijst het meer of anders gevorderde af,
7.11. wijst de vordering af,
7.12. veroordeelt Twintec B.V. in de proceskosten, aan de zijde van Steenbergen B.V. tot op heden begroot op EUR 408,00,
7.13. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2007.