ECLI:NL:RBSHE:2007:AZ5938

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
148007
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.M. Callemeijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in schadestaatprocedure: oproeping in vrijwaring niet toegestaan

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, ging het om een incident in een schadestaatprocedure. De rechtbank diende te oordelen over de vordering van [partij y] om [z] in vrijwaring op te roepen. [partij y] stelde dat hij [z] moest oproepen om bij te dragen aan de schadevergoeding die voortvloeide uit een eerder vonnis van 15 juni 2001, waarin hij was veroordeeld tot betaling van schade aan [partij x]. De rechtbank oordeelde echter dat in de schadestaatprocedure in beginsel geen incidenten tot oproeping in vrijwaring meer kunnen worden uitgelokt. Dit is in lijn met artikel 615a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat het hoofdgeding en de schadestaatprocedure niet als afzonderlijke gedingen worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat [partij y] te laat was met zijn verzoek, aangezien de schadestaatprocedure een voortzetting is van de eerdere bodemprocedure en dat een vrijwaringsverzoek vóór alle weren in de hoofdzaak ingediend had moeten worden. De rechtbank verklaarde [partij y] niet ontvankelijk in zijn incidentele vordering en veroordeelde hem in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van [partij x] tot op dat moment waren begroot op € 452,00. De zaak werd vervolgens opnieuw op de rol gezet voor conclusie van antwoord op 7 februari 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaak- en rolnummer 148007 / HA ZA 06-1932
Vonnis in het incident van 10 januari 2007
in de zaak van
[partij x],
wonende te Oss,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. P.J.A.M. Baudoin,
tegen
[partij y],
wonende te Vught,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur mr. J.E. Benner.
Partijen zullen hierna [partij x] en [partij y] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussen partijen gewezen vonnis van deze rechtbank van 15 juni 2001 met zaak- en rolnummer 37058/HA ZA 99-717,
waarbij [partij y] is veroordeeld tot betaling van de door [partij x] als gevolg van de trap van het Friese paard geleden
schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- het exploot van 4 september 2006, waarbij [partij x] een staat, waarin het beloop van de te vereffenen schade
gespecificeerd is opgegeven, aan [partij y] heeft doen betekenen;
- de akte van [partij x];
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [partij y];
- de incidentele conclusie van antwoord van [partij x].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [partij y] vordert dat hem wordt toegestaan [z], in vrijwaring op te roepen.
2.2. [partij x] heeft verweer gevoerd. Zij heeft onder meer gesteld (inc. cva sub 2): dat "[partij y] gehouden (is) een vrijwaringsverzoek in te dienen vóór alle weren in de hoofdzaak. In casu is dat station al lang en breed gepasseerd nu in de hoofdzaak in het jaar 2001 vonnis is gewezen. De schadestaatprocedure (…) is een voortzetting van deze bodem-procedure en ziet op het vereffenen van de schadevergoeding. In deze fase van het geding kan een vrijwaringsverzoek niet meer aan de orde zijn. [partij y] komt hiermee te laat".
2.3. De rechtbank zal [partij y] niet ontvankelijk verklaren in zijn incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring.
Uit artikel 615a Rv volgt dat voor de toepassing van de artikelen betreffende de vrijwaring het hoofdgeding en de schadestaatprocedure niet als afzonderlijke gedingen worden beschouwd. Dit heeft tot gevolg dat in de schadestaatprocedure in beginsel geen incidenten tot oproeping in vrijwaring meer kunnen worden uitgelokt.
Deze voorziening dient immers gevraagd te worden vóór alle weren.
Er zijn geen omstandigheden gesteld en/of gebleken waaruit volgt dat in deze zaak op dit beginsel een uitzondering dient te worden gemaakt. De door [partij y] in het incident gestelde omstandigheid dat [z] als medebezitster van het Friese paard gehouden is bij te dragen in de schuld en de kosten die te zijnen laste komen, is daartoe onvoldoende. Er is onder meer niet gesteld en/of gebleken dat deze omstandigheid niet reeds in het hoofdgeding had kunnen worden gesteld.
2.4. De rechtbank zal [partij y], gelet op al het vorenoverwogene, veroordelen in de proceskosten van het incident.
3. De beslissing
De rechtbank:
in het incident
verklaart [partij y] niet ontvankelijk in zijn incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van [z];
veroordeelt [partij y] in de kosten van het incident, aan de zijde van [partij x] tot op heden begroot op € 452,00;
in de hoofdzaak
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 februari 2007 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2007.