ECLI:NL:RBSHE:2007:AZ8189

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
152773 KG ZA 06-872
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Blokkering van executie door conservatoir eigenbeslag in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 9 februari 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Van Oers Grootverbruik B.V. en een gedaagde partij, aangeduid als [verweerder]. De procedure volgde op een eerder vonnis van 15 september 2006, waarin de vorderingen van Van Oers in conventie werden afgewezen en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag wegens niet opgenomen vakantie-uren. Van Oers vorderde in het kort geding schorsing van de tenuitvoerlegging van dit eerdere vonnis, stellende dat de executie in strijd was met de openbare rechtsorde door het gelegde conservatoire eigenbeslag.

De rechtbank overwoog dat, indien summierlijk gebleken is van de deugdelijkheid van de gepretendeerde tegenvordering, een conservatoir eigenbeslag in beginsel de executie van een vonnis kan blokkeren. Echter, de rechter benadrukte dat deze beoordeling niet los kan worden gezien van de belangenafweging tussen de beslaglegger en de executant. In dit geval woog het belang van de gedaagde bij de executie van het eerdere vonnis zwaarder dan het belang van Van Oers bij de blokkering van de executie. De rechter concludeerde dat er geen reden was om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen, en wees de vorderingen van Van Oers af. Tevens werd Van Oers veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 1.064,00 werden begroot.

Deze uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder conservatoir beslag kan worden gelegd en de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in kort geding procedures.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 152773 / KG ZA 06-872
Vonnis in kort geding van 9 februari 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN OERS GROOTVERBRUIK B.V.,
gevestigd te Boxtel ,
eiseres,
procureur mr. J.F.P.M. van Helvoort,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. L.H. Haarsma te Paterswolde.
Partijen zullen hierna Van Oers en [verweerder] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Van Oers
- de pleitnota van [verweerder].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen Van Oers en [verweerder] heeft een arbeidsovereenkomst bestaan, ingaande op
5 oktober 1998 en geëindigd op 26 november 2004 door ontslag van [verweerder] op eigen verzoek.
2.2. Bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van 15 september 2006 (zaaknummer 182475 \ CV EXPL 05-6128) gewezen tussen Van Oers en [verweerder], heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, de vorderingen in conventie van Van Oers,
waarbij zij [verweerder] primair op grond van schending van een concurrentiebeding en subsidiair op grond van onrechtmatige daad heeft aangesproken, afgewezen en haar in reconventie - uit hoofde van opgebouwde doch niet opgenomen vakantieuren en de vergoeding van vakantietoeslag - veroordeeld tot - kort weergegeven - betaling van een bedrag groot
€ 6.603,-- te vermeerderen met een wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente.
2.3. Ter verzekering van haar vordering op [verweerder] heeft Van Oers op 2 oktober 2006 conservatoir beslag doen leggen op de woning van [verweerder] alsmede eigenbeslag doen leggen op alle gelden en geldswaarden welke zij uit hoofde van het vonnis van 15 september 2006 aan [verweerder] verschuldigd is of zal worden.
2.4. Dit beslag heeft Van Oers doen leggen krachtens een door de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 27 september 2007 aan haar verleend verlof, waarbij de voorzieningenrechter de vordering heeft begroot op € 140.000,--, inclusief rente en kosten.
2.5. Na het vonnis in kort geding heeft Van Oers bij de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, een bodemprocedure geëntameerd, waarbij zij aan haar vordering op [verweerder] naast schending van het voormelde concurrentiebeding en onrechtmatige daad tevens wanprestatie ten grondslag heeft gelegd.
2.6. [verweerder] heeft op 29 november 2006 voormeld kort geding vonnis aan Van Oers laten betekenen.
2.7. Op 19 december 2006 heeft [verweerder] ter uitvoering van het vonnis executoriaal derdenbeslag doen leggen onder de ABN Amro Bank NV en de Coöperatie Coöperatieve Rabobank Boxtel-Liempde op - kort gezegd - alle gelden, geldswaarden, vorderingen en/of roerende zaken die geen registergoed zijn, die deze banken onder zich hebben en/of zullen of mogen verkrijgen, onder hun berusting hebben en /of mogen krijgen ten behoeve van Van Oers.
3. Het geschil
Van Oers vordert - samengevat - schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 15 september 2006, totdat in de bodemzaak tussen partijen aanhangig bij de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, onherroepelijk zal zijn beslist.
3.1. Van Oers legt hieraan het volgende ten grondslag.
De executie van het vonnis door middel van het derdenbeslag onder voornoemde banken is in strijd met de openbare rechtsorde van het conservatoire eigenbeslag en daarmee onrechtmatig jegens Van Oers.
3.2. [verweerder] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Voorop wordt gesteld dat door betekening van de ter inleiding van onderhavig kort geding uitgebrachte dagvaarding van 2 januari 2007, als bedoeld in artikel 476 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, aan de ABN Amro Bank NV en de Coöperatie Coöperatieve Rabobank Boxtel-Liempde de executie van het vonnis van 15 september 2006 is geschorst.
4.2. In dit geding is aan de orde de vraag of het vonnis van 15 september 2006 kan worden geëxecuteerd nu Van Oers ter verzekering van haar vorderingen op [verweerder] op gelden waarop de executie ziet onderhavig conservatoir eigenbeslag heeft doen leggen.
4.3. Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord. Daartoe overweegt de rechter als volgt.
4.4. Indien summierlijk gebleken is van de deugdelijkheid van de gepretendeerde tegenvordering blokkeert een conservatoir eigenbeslag als het onderhavige in beginsel de executie van een vonnis door middel van een nadien gelegd executoriaal derdenbeslag. Het conservatoir eigenbeslag strekt er immers toe te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn. Voormelde beoordeling van de blokkerende werking van het conservatoir eigenbeslag kan echter niet los geschieden van in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen van beslaglegger en executant.
4.5. Niet weersproken is dat summierlijk gebleken is van de tegenvordering van Van Oers.
4.6. De rechter is evenwel van oordeel dat het belang van [verweerder] bij executie van het vonnis van 15 september 2006 in casu zwaarder dient te wegen dan het belang van Van Oers bij blokkering van deze executie middels het gelegde conservatoire eigenbeslag.
4.6.1. Daarbij neemt de rechter in aanmerking dat [verweerder] met dit vonnis in reconventie een executoriale titel heeft verkregen, hetgeen betekent dat het vorderingsrecht van [verweerder] op betaling van achterstallig loon door Van Oers vaststaat, terwijl Van Oers dit vorderingsrecht bovendien heeft erkend en tegen het vonnis geen hoger beroep heeft ingesteld.
4.6.2. Daartegenover staat het bij dit vonnis in conventie gegeven voorlopige oordeel van de kantonrechter tot afwijzing van de vorderingen van Van Oers, waaraan de kantonrechter - kort weergegeven - ten grondslag heeft gelegd dat deze vorderingen zich niet voor behandeling in kort geding lenen, nu niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld of al dan niet het concurrentiebeding is geschonden. Sedertdien is niet gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden waaruit een dergelijke schendig wel op eenvoudige wijze kan worden afgeleid. Hoewel voorshands niet uitgesloten is dat tengevolge van schending van het concurrentiebeding een vorderingsrecht in feite zal blijken te bestaan, moet dat echter nog in de thans bij de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, aanhangige bodemprocedure worden vastgesteld, hetgeen, gezien de fase waarin dit geding zich thans bevindt en de betwisting van dat vorderingsrecht, nog geruime tijd zal duren.
4.6.3. Verder heeft de kantonrechter zich niet uitgelaten over de door Van Oers aan haar vordering ten grondslag gelegde onrechtmatige daad en heeft [verweerder] in de bodemprocedure gemotiveerd betwist dat hij onrechtmatig jegens Van Oers heeft gehandeld. Mitsdien staat vooralsnog niet vast dat Van Oers uit hoofde van onrechtmatige daad een vorderingsrecht op [verweerder] heeft.
4.6.4. Weliswaar heeft Van Oers in de bodemprocedure aan haar vorderingen tevens wanprestatie ten grondslag gelegd en heeft [verweerder] bij brief van 23 juni 2004 erkend volledig verantwoordelijk te zijn voor de ontstane situatie - de rechtbank begrijpt: de met de firma No Limits gerezen betalingsproblemen -, doch in de bodemprocedure heeft [verweerder] - zakelijk weergegeven - aangevoerd daarmee niet te hebben erkend aansprakelijk te zijn en heeft hij bovendien gemotiveerd betwist dat hij is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst met Van Oers.
Gelet daarop staat thans nog niet vast dat Van Oers op grondslag van wanprestatie een vorderingsrecht op [verweerder] heeft.
4.6.5. Het door Van Oers gestelde vorderingsrecht weegt derhalve vooralsnog niet op tegen het sterke recht van [verweerder] op betaling van de hem toekomende loonbestanddelen.
4.6.6. Daarenboven heeft Van Oers ter verzekering van haar vorderingen op [verweerder] tevens een conservatoir beslag op de woning van [verweerder] doen leggen, terwijl niet is gesteld althans aannemelijk geworden dat, zo deze vooralsnog niet vaststaande vorderingen in de bodemprocedure worden toegewezen, op deze woning een of meerdere hypotheken en/of beslagen rusten en dit beslag dientengevolge dan wel anderszins onvoldoende zekerheid voor verhaal biedt.
4.7. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat er geen reden is de tenuitvoerlegging van het vonnis nog langer te doen staken of te schorsen. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.8. Van Oers zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.064,00
4.9. Het ter zake van de proceskosten door [verweerder] gedane verzoek tot veroordeling van Van Oers in de kosten van het beslag wordt bij de proceskostenveroordeling buiten beschouwing gelaten, nu deze kosten niet aan te merken zijn als met onderhavige procedure verbandhoudende proceskosten. Afgezien daarvan heeft [verweerder] voor de veroordeling in de beslagkosten geen eis in reconventie ingediend. Overigens kunnen de beslagkosten bij tenuitvoerlegging van de executie van het vonnis bij Van Oers in rekening worden gebracht.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Van Oers in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op EUR 1.064,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2007.