ECLI:NL:RBSHE:2007:BA0141

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839263-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in mensenhandel en mensensmokkelzaak na beoordeling van bewijs en omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 8 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mensenhandel en mensensmokkel. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 6 december 2006 en 22 februari 2007, met een eerdere zitting op 27 november 2006. De verdachte werd verweten dat hij illegale Chinese werknemers had geworven, vervoerd en gehuisvest met het oog op uitbuiting. De rechtbank heeft de tenlastelegging in twee feiten verdeeld. Feit 1 betrof het werven en huisvesten van de Chinezen met het oog op uitbuiting, terwijl feit 2 betrekking had op het helpen van deze personen bij het verkrijgen van verblijf in Nederland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en anderen niet actief hebben gehandeld om de Chinezen te werven, maar eerder hebben gereageerd op verzoeken van deze personen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte doelbewust misbruik had gemaakt van de kwetsbare positie van de Chinezen. De omstandigheden waaronder de Chinezen werkten, zoals lange werkdagen en lage beloning, werden niet als voldoende bewijs voor uitbuiting beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de Chinezen zelf de keuze hadden gemaakt om naar Nederland te komen en dat zij niet gedwongen waren om te blijven werken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel feit 1 als feit 2, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard dat hij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering tekortschiet. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, met mr. J.M.P. Willemse als voorzitter en mr. P.J.H. van Dellen en mr. R.P.G.L.M. Verbunt als leden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/839263-06
Uitspraakdatum: 8 maart 2007
VONNIS
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [woonplaats], [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 december 2006 en 22 februari 2007. Op 27 november 2006 heeft nog een onderzoek in een andere samenstelling van de rechtbank plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 oktober 2006.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 22 augustus 2006 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) (een)
ander(en), genaamd [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of een of meer
andere perso(o)n(en), door dwang, door één of meer feitelijkheden, door dreiging met één of meer feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik
van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander, bestaande die/dat dwang, feitelijkheden, misleiding en/of misbruik hieruit dat hij verdachte,
voornoemde perso(on(en), die allen illegaal in Nederland verbleven, (gemiddeld) zes dagen per week, (ongeveer) elf uur per dag werkzaamheden heeft laten verrichten in restaurant [naam restaurant] (waarbinnen verdachte (één van de)
de leidinggevende(n) was) in ruil voor voedsel en onderdak, danwel een zeer geringe geldelijke vergoeding en/of hem/hen met meerdere perso(o)n(en) heeft gehuisvest in een (kleine) ruimte in het pand waarin restaurant [naam restaurant]
is gevestigd en/of belet dat zij zich buiten het pand begaven, danwel contact zochten met de buitenwereld;
(Artikel 273a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 22 augustus 2006 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en, althans alleen, (telkens) (een)
ander(en), te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en), uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, danwel hem/hen daartoe gelegenheid
en/of middelen heeft verschaft, te weten het verschaffen van woonruimte en/of het aanbieden van werk en/of het te werk stellen van voornoemde perso(o)n(en) in restaurant [naam restaurant] (waarbinnen verdachte (één van) de leidinggevenden
is), terwijl hij wist, danwel ernstige redenen had te vermoeden dat het verblijf wederrechtelijk was;
(Artikel 197a lid 2 Wetboek van Strafrecht)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
Ten aanzien van feit 1:
Aan verdachte is -kort gezegd- tenlastegelegd het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen met het oogmerk van uitbuiting van die ander.
Bij wet van 9 december 2004 (inwerkingtreding 1 januari 2005) is artikel 273a wetboek van strafrecht ingevoegd, welk artikel op 1 september 2006 is vernummerd tot artikel 273f wetboek van strafrecht. Dit artikel is in de plaats gekomen van artikel 250a wetboek van strafrecht.
Artikel 250a wetboek van strafrecht beoogde alle vormen van sexuele uitbuiting strafbaar te stellen.
Kenmerkend voor uitbuiting in dat artikel is de aanwezigheid van dwang in ruime zin of misleiding, blijkens de tekst van artikel 250a lid 1,onder ten eerste: een persoon dwingen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen ....enz.
Blijkens de Memorie van Toelichting (kamerstukken 2003/2004, 29291,nr.3) voorziet het wetsvoorstel (betreffende o.a. artikel 273a/273f) in uitvoering van 8 mondiale rechtsinstrumenten ter bestrijding van o.a. mensenhandel waaronder het VN Protocol inzake mensenhandel en het Kaderbesluit van de Raad inzake bestrijding van mensenhandel.
De omschrijving van mensenhandel in artikel 3 van het VN Protocol inzake mensenhandel luidt -kort gezegd- als volgt "het werven, bieden van onderdak aan of opnemen van personen door dwang, machtsmisbruik of misbruik van een kwetsbare positie met het oogmerk van uitbuiting.
Uitbuiting omvat tenminste gedwongen arbeid of diensten".
Bij de omschrijving van mensenhandel zowel in artikel 1 van het Kaderbesluit van de Raad inzake bestrijding van mensenhandel als in artikel 273 f Wetboek van strafrecht is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de hierboven weergegeven omschrijving van mensenhandel.
Blijkens de memorie van Toelichting (pagina 16) heeft de redactie van bovengenoemd artikel 250a lid1, onder ten eerste primair het oog op de uitbuiting.
De omschrijving van mensenhandel zoals hiervoor omschreven in het VN Protocol heeft primair betrekking op de activiteiten van mensenhandel. Deze activiteiten zijn gericht op de verwezenlijking van het einddoel: de uitbuiting.
Het gaat om een aantal gedragingen (zoals werven, onderdak bieden enz.) gepaard met middelen (dwang, machtsmisbruik enz.) en gericht op uitbuiting.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de gevolgtrekking dat bij de beoordeling van de feiten en omstandigheden in de voorliggende zaak met het oog op de vraag of deze onder de strafbaarstelling van artikel 273f Wetboek van strafrecht vallen, allereerst vastgesteld moet worden of er sprake is van handelen (werven, huisvesten of opnemen) door dwang, door een of meer feitelijkheden, door dreiging met een of meer feitelijkheden, door misleiding danwel door misbruik te maken van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht of door misbruik te maken van een kwetsbare positie. De rechtbank zal zich bij die vaststelling beperken tot de vraag of er -kort gezegd- sprake is van misbruik van een zwakkere/kwetsbare positie aangezien noch uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken van dwang, (dreiging met ) een of meer feitelijkheden of misleiding.
Naar het oordeel van de rechtbank vooronderstelt zulks gelet op het vorenstaande en de redactie van artikel 273f Wetboek van strafrecht een zeker initiatief en actief handelen van de dader(s) waarbij doelbewust misbruik wordt gemaakt van de zwakkere/kwetsbare positie van slachtoffers.
Eerst indien zulks vastgesteld kan worden dient te worden beoordeeld of een en ander is geschied met het oogmerk van uitbuiting.
Vooropgesteld kan worden dat de Chinezen in een kwetsbare/zwakkere positie verkeerden, reeds omdat zij illegaal in Nederland verbleven.
Voorts gaat de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden:
-De in het chinees restaurant [naam restaurant] aangetroffen illegale Chinezen die als getuigen zijn gehoord betroffen allen mensen die zelf de beslissing hebben genomen naar Nederland te gaan.
-Zij deden dit om in Nederland geld te verdienen.
-Zij hebben zich zelf gewend tot aanwezigen in voornoemd chinees restaurant met het verzoek om werk en een aantal van hen heeft daarnaast gevraagd om eten en onderdak en een aantal van hen heeft alleen gevraagd om eten en onderdak. In dat laatste geval verrichtten zij vrijwillig werkzaamheden ([betrokkene 2], [betrokkene 4] en [betrokkene 5]).
-Geen van hen had enige geldschuld of anderszins een verplichting aan aanwezigen in het restaurant.
-Allen stond het vrij op ieder moment te vertrekken. Verschillende van hen hadden tevoren reeds op 1 of meerdere andere plaatsen gewerkt.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verdachte en/of een of meer anderen het initiatief hebben genomen noch dat zij actief hebben gehandeld ten aanzien van voornoemde Chinezen bijv. door hen te benaderen of te overreden in het restaurant te komen werken. Zij hebben veeleer gereageerd op verzoeken en in een aantal gevallen zelfs op smeekbedes van de Chinezen.
Onder die omstandigheden kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte en/of een of meer anderen bij het huisvesten of opnemen van de Chinezen doelbewust misbruik hebben gemaakt van hun zwakkere/kwetsbare positie.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende.
Blijkens de Memorie van Toelichting bestaat uitbuiting tenminste uit gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij of met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken. Dat zijn alle vormen van moderne slavernij. Daarbij kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het maken van misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keus heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken. Als voorbeeld kan worden genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden.
Weliswaar kan worden gezegd dat er in de onderhavige zaak sprake was van een maatschappelijk ongewenst geachte arbeidssituatie door lange werkdagen ( 11 tot 13 uur), 5 vrije dagen per maand, meerdere bedden op een slaapkamer en een inkomen tussen de E 450,- en E 800,- per maand doch dat brengt naar het oordeel van de rechtbank nog niet mee, dat geconcludeerd kan worden dat er sprake was van een uitbuitingssituatie zoals bedoeld in artikel 273 f Wetboek van strafrecht.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet gebleken is dat de werkomstandigheden op zichzelf (los van de lengte van de werkdagen) slecht waren, het verdiende inkomen geheel ter vrije beschikking stond van degene die het kreeg -immers kost en inwoning waren gratis- , en dat van geen van de Chinezen -mede gelet op het hierboven overwogene - kan worden gezegd dat zij in hun situatie redelijkerwijs geen andere keuze hadden dan te werken en/of verblijven in restaurant [naam restaurant].
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
Aan verdachte is - kort gezegd - tenlastegelegd dat hij (tezamen en in vereniging) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, danwel daartoe gelegenheid of middelen heeft verschaft.
Uit de processen-verbaal van verhoor van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] maakt de rechtbank op dat [medeverdachte] degene is geweest die het keukenpersoneel aannam en het salaris vaststelde en betaalde.
[medeverdachte] heeft hierover het volgende verklaard:
"Ik ben de enige die beslist of er mensen in het restaurant worden aangenomen". (p. 414). "Als het op aanname van nieuw personeel aankomt is dat alleen mijn verantwoordelijkheid" (p. 444). Dit wordt bevestigd door verdachte:
"[medeverdachte] [= [medeverdachte]] is degene die alles regelt. Hij is door de heer [betrokkene 6] [= [betrokkene 6]] aangewezen om alles te regelen. Dit betreft ook het personeel. Ik ben niet bevoegd mensen aan te nemen. Dit kan alleen door de bedrijfsleider of de baas gebeuren, dus door [medeverdachte]."
Uit de verklaringen van de Chinezen kan voorts worden afgeleid dat het verrichten van arbeid in het onderhavige geval vrijwel steeds gepaard ging met het laten verblijven van deze personen in de woonruimte boven het restaurant.
Dat verdachte wel werd betrokken bij het aannemen van personeel kan worden afgeleid uit de volgende verklaringen van [medeverdachte]:
"U zegt dat ik samen met [verdachte] mensen aanneem. Dat klopt"(p. 449) "Wij bepaalden ook wie werd aangenomen. Als er iemand kwam om te werken dan vroeg deze een bepaald bedrag dat hij zou willen verdienen.. Ik overlegde dat dan met [verdachte] en liet dan aan meneer [betrokkene 6] weten hoeveel iemand verdiende." (p. 451)
Gelet op bovenstaande verklaringen is naar het oordeel van de rechtbank echter niet gebleken dat verdachte meer dan zijdelings en in adviserende zin betrokken is geweest bij beslissingen over het aannemen en huisvesten van personeel.
Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking en dient verdachte ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Derhalve kan onbesproken blijven of er sprake is van oogmerk van winstbejag.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
- een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1, feit 2:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en
overtuigend bewezen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.P. Willemse, voorzitter,
mr. P.J.H. van Dellen en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier
en is uitgesproken op 8 maart 2007.
Mr. Verbunt is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.