ECLI:NL:RBSHE:2007:BA1221

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/840289-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. S. van Lokven
  • mr. C.B.M. Bruens
  • mr. A.F. van Hoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een moeder voor mishandeling en opzettelijke benadeling van de gezondheid van haar kinderen

Op 21 maart 2007 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch een vonnis gewezen in de zaak tegen een moeder die beschuldigd werd van mishandeling en opzettelijke benadeling van de gezondheid van haar minderjarige kinderen. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 29 januari 2007, en de rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 7 maart 2007 gehouden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van mishandeling en verwaarlozing van de kinderen in de periode van 1 januari 2001 tot en met 28 juni 2005.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de kinderen, alsook die van getuigen, voldoende bewijs boden voor de beschuldigingen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte haar kinderen opzettelijk heeft mishandeld en hun gezondheid heeft benadeeld door onvoldoende verzorging en voeding te bieden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact op de kinderen. De rechtbank legde een werkstraf op van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd houden aan de aanwijzingen van de Reclassering, inclusief mogelijke ambulante behandeling bij de GGZ. De rechtbank benadrukte de noodzaak van invloed op het gedrag van de verdachte om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/840289-06
Uitspraakdatum: 21 maart 2007
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 maart 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 januari 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2001
tot en met 28 juni 2005 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk
mishandelend een of meer perso(o)n(en) (te weten [slachtoffers], zijnde (telkens) haar (minderjarig) kind),
heeft geslagen en/of heeft geknepen en/of heeft gekrast en/of een brandwond
heeft toegebracht en/of op de grond heeft gegooid en/of op de voet heeft
gestaan en/of heeft gebeten, waardoor deze perso(o)n(en) (telkens) letsel
heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
en/of
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2001
tot en met 28 juni 2005 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk de gezondheid van haar minderjarig(e) kind(eren)(te
weten [slachtoffers] heeft benadeeld, hebbende zij, verdachte, opzettelijk:
- die [slachtoffers] onvoldoende en/of of niet constante en/of niet adequate verzorging geboden
en/of
- die [slachtoffers] te weinig en/of onregelmatig eten gegeven;
[artikel 300/304 Wetboek van Strafrecht]
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Bewijsoverweging.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte haar kinderen niet heeft mishandeld en dat zij heeft geprobeerd om haar kinderen voldoende te verzorgen. De raadsman pleit voor vrijspraak van de verdachte. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het studioverhoor van de zoon van verdachte, [slachtoffer] betrouwbaarder moet worden geacht dan de door hem afgelegde verklaring tegenover [getuige]. In dit studioverhoor legt [slachtoffer] een belastende verklaring over zijn vader af.
De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
[getuige] heeft namens de Raad voor de Kinderbescherming aangifte gedaan van de mishandeling en verwaarlozing van de drie kinderen van verdachte. In haar aangifte beschrijft [getuige] hetgeen zij heeft waargenomen bij de drie kinderen en geeft zij haar indrukken weer. Tevens blijkt uit de aangifte dat vanaf 1 januari 2001 het gezin meerdere malen is besproken in diverse netwerken. Ter terechtzitting heeft [getuige] als getuige verklaard dat de drie kinderen in het bijzijn van hun moeder anders verklaren dan buiten haar aanwezigheid. In het bijzijn van de moeder zijn de kinderen angstig. De rechtbank hecht waarde aan het feit dat [getuige], werkzaam is als raadsonderzoeker voor de Raad van Kinderbescherming, beroepsmatig kennis van zaken heeft. Daarbij komt dat de drie kinderen ieder afzonderlijk van elkaar verklaren over de mishandeling en verwaarlozing door hun moeder. Eén en ander wordt tevens ondersteund door de verklaringen van de lerares van de kinderen, [persoon], die verwondingen bij de kinderen heeft waargenomen en de buurman van verdachte, de [getuige], die verdachte één van haar kinderen heeft zien slaan. Gelet op al het vorenstaande in onderling verband en samenhang beschouwd acht de rechtbank zowel de mishandeling als de opzettelijke benadeling van de gezondheid door verdachte van haar drie kinderen bewezen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] in het studioverhoor ook deels belastend heeft verklaard over zijn moeder (verdachte). Het feit dat hij in het verhoor zich tevens negatief uitlaat over zijn vader doet daaraan niets af.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2001 tot en met 28 juni 2005 te
's-Hertogenbosch telkens opzettelijk mishandelend [slachtoffers], zijnde haar minderjarige kinderen,
heeft geslagen en/of heeft geknepen en/of heeft gekrast en/of op de grond heeft gegooid,
waardoor deze personen telkens letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden;
en
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2001 tot en met 28 juni 2005 te
's-Hertogenbosch telkens opzettelijk de gezondheid van haar minderjarige kinderen
(te weten [slachtoffers]) heeft benadeeld, hebbende zij, verdachte, opzettelijk:
- die [slachtoffers] onvoldoende verzorging geboden
en
- [slachtoffer] te weinig eten gegeven.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te hare laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a(oud), 14b(oud), 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 63, 300(oud), 304
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Tevens vordert de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij de GGZ.
De op te leggen straffen.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft gedurende een lange periode (4,5 jaar) haar kinderen mishandeld en hun gezondheid benadeeld in de ouderlijke woning, terwijl dit nu juist een plaats is die rust en geborgenheid zou moeten bieden;
- de nog zeer jonge kinderen bevonden zich in een afhankelijke positie ten opzichte van verdachte en waren weinig weerbaar, in het bijzonder nu het hun moeder betreft;
-de mate van het leed dat aan de kinderen is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer, alsmede dat verdachte zich om het lot van haar kinderen onvoldoende heeft bekommerd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straffen hebben geleid:
- uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door drs. J. Goederee van 23 februari 2007 blijkt, dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan haar kunnen worden toegerekend;
- uit het voorlichtingsrapport d.d. 14 februari 2007 van de Reclassering Nederland blijkt, dat verdachte zich bereid heeft getoond haar persoonlijke problemen ambulant te laten behandelen bij de GGZ.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een werkstraf van na te melden duur op zijn plaats.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat zij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
mishandeling terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind, meermalen gepleegd
en
opzettelijke benadeling van de gezondheid terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
Werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren
en bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, haar te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch,Leeghwaterlaan 14 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling
zulks noodzakelijk acht, ook indien dat inhoudt een ambulante behandeling bij de GGZ.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. van Lokven, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. A.F. van Hoorn, leden,
in tegenwoordigheid van mr. B.J. Jansen, griffier
en is uitgesproken op 21 maart 2007.
Parketnummer: 01/840289-06 pag. 6
[verdachte]