ECLI:NL:RBSHE:2007:BA1805

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
147084 / FA RK 06-3305
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • O.T. Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen in een Marokkaans huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 maart 2007 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die beiden de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit bezitten. De man verzocht om echtscheiding op de grond dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw betwistte de burgerlijke status van het huwelijk en stelde dat er geen echtscheiding mogelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de man en de vrouw met elkaar zijn gehuwd volgens het Marokkaanse recht, en dat de echtscheiding kan worden uitgesproken.

De rechtbank heeft ook geoordeeld over de rechtsmacht, waarbij werd vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding, gezien de nationaliteit van beide partijen en de woonplaats van de kinderen in Nederland. De rechtbank heeft Nederlands recht toegepast op de echtscheiding en de nevenvoorzieningen, zoals de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de omgangsregeling.

De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de vrouw vastgesteld, en de vrouw is als huurster van de echtelijke woning aangewezen. De omgangsregeling voor de man is vastgesteld, waarbij hij recht heeft op omgang met de kinderen in de weekenden en tijdens vakanties. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. O.T. Brouwer, vice-president en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 23 maart 2007.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zaaknummer: 147084 / FA RK 06-3305
Uitspraak: 23 maart 2007
Beschikking betreffende echtscheiding in de zaak van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
procureur mr. P.A. Blaas,
tegen:
[verweerster]
wonende te [woonplaats],
procureur mr. K. Coenders-El Dahri,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de man en de vrouw.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen ter griffie op 24 juli 2006;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek van de vrouw;
- de correspondentie, waaronder met name:
de brief met bijlage van de procureur van man, gedateerd 21 september 2006;
de brief van de procureur van de man, gedateerd 10 oktober 2006;
de brief met bijlagen van de procureur van de man, gedateerd 01 november 2006.
De man verzoekt echtscheiding en een nevenvoorzieningen.
De vrouw verzoekt nevenvoorzieningen.
De zaak is behandeld ter zitting van 19 januari 2007. Verschenen zijn partijen vergezeld van hun procureurs. Voorts is [naam] verschenen, tolk in de Marokkaanse taal. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De griffier heeft de minderjarige [naam] in de gelegenheid gesteld om zijn mening omtrent de gevolgen van de echtscheiding aan de rechter kenbaar te maken. De minderjarige heeft daarvan gebruik gemaakt.
De beoordeling
Bewijsstukken
Uit de overgelegde bewijsstukken blijkt de nationaliteit en de woonplaats van partijen, alsmede waar en wanneer zij met elkaar zijn gehuwd.
Tevens blijkt daaruit de geboorte van hun minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
- [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
De rechtsmacht
Echtscheiding
Blijkens de overgelegde bescheiden hebben beide partijen zowel de Nederlands nationaliteit, als ook de Marokkaanse nationaliteit. Omdat partijen beiden tevens de Nederlandse nationaliteit hadden ten tijde van de indiening van het verzoekschrift komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om over het verzoek tot echtscheiding te oordelen (artikel 3 lid 1 sub b "Brussel II bis"-Verordening, nr. 2201/2003).
Overige verzoeken
Ten aanzien van de verzoeken tot het vaststellen van de hoofdverblijfplaats en een omgangsregeling heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, omdat de kinderen in Nederland woonachtig zijn.
Ten aanzien van het verzoek tot toewijzing van het huurrecht heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, omdat de woning in Nederland staat.
Toepasselijk recht
Echtscheiding
Door partijen is geen gezamenlijke keuze gedaan voor toepassing van Nederlands recht of Marokkaans recht. Op grond van de Wet Conflictenrecht Echtscheiding (WCE) geldt in het geval een partij de nationaliteit van meer dan één land bezit als zijn nationaal recht, het recht van dat land waarvan hij de nationaliteit bezit waarmee hij/zij alle omstandigheden in aanmerking genomen de sterkste band heeft.
Uit hetgeen door partijen over en weer is gesteld blijkt dat de man al 37 jaar woonachtig is in Nederland, mede de Nederlandse nationaliteit heeft, ongeveer twaalf jaar in Nederland heeft gewerkt en niet de intentie heeft om terug te keren naar Marokko. Tevens is gebleken dat de vrouw al meer dan 20 jaar in Nederland woont, mede de Nederlandse nationaliteit heeft en evenmin de intentie heeft om terug te keren naar Marokko. Tenslotte is gebleken dat de kinderen, alsook de kleinkinderen, van partijen in Nederland woonachtig en hier hun sociale leven hebben.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat zowel de man als de vrouw hun sterkste sociale en economische band hebben met Nederland. Het feit dat de vrouw haar islamitische geloofsovertuiging heeft behouden en het feit dat haar familie in Marokko woont maakt dit niet anders. De rechtbank is derhalve van oordeel dat Nederlands recht dient te worden toegepast op het verzoek tot echtscheiding.
Overige verzoeken
Ten aanzien van de verzoeken inzake het hoofdverblijf, de omgangsregeling en het huurrecht wordt Nederlands recht toegepast nu de kinderen in Nederland verblijven en de huurwoning in Nederland is gelegen.
Het verzoek
Echtscheiding
De man verzoekt de echtscheiding uit te spreken op grond van de stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw betwist primair dat er sprake is van een burgerlijk huwelijk en stelt dat een echtscheiding om die reden niet mogelijk is. De rechtbank zal deze stelling van de vrouw vooreerst beoordelen.
Tussen de stukken bevinden zich bescheiden waaruit blijkt dat een zogenaamde akte huwelijksbevestiging is opgemaakt. Deze akte is tot stand gekomen doordat twaalf mannelijke getuigen hebben verklaard dat de man en de vrouw zijn gehuwd en de akte is door twee notariële getuigen, verbonden aan de rechtbank in eerste aanleg te [plaatsnaam] (Marokko), op 24 september 1985 opgemaakt en ondertekend. De aldus verkregen akte is door de notariële rechter van de rechtbank in eerste aanleg te [plaatsnaam] (Marokko) gehomologeerd.
Met ingang van 5 februari 2004 is het nieuwe Marokkaanse wetboek van familierecht in werking getreden. Anders dan het voor dat tijdstip geldende recht kent de Marokkaanse wet sedert die datum niet meer de mogelijkheid om een niet geregistreerd huwelijk op vooromschreven wijze vast te stellen. De Marokkaanse familiewet bepaalt (artikel 16) dat tot uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding van de wet, niet geregistreerde huwelijken alsnog kunnen worden bekrachtigd mits de daartoe opgemaakte akte van huwelijksbevestiging door twee notariële getuigen is opgemaakt voor de datum van inwerkingtreding van de wet. Aan deze eis is in het onderhavige geval voldaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de man en de vrouw met elkaar zijn gehuwd naar burgerlijk Marokkaans recht, zodat een echtscheiding kan worden uitgesproken. Door de vrouw zijn geen feiten en omstandigheden gesteld die nopen tot een ander oordeel. Het enkel feit dat bij haar de wetenschap ontbreekt van het bestaan van de akte van huwelijksbevestiging is daartoe onvoldoende.
Alvorens een echtscheiding uit te spreken dient te rechtbank te oordelen over het subsidiaire verweer van de vrouw, dat geen sprake is van een duurzame ontwrichting. Ter zitting is gebleken dat de man en de vrouw vanaf medio 2006 niet meer samenwonen. De man heeft ter zitting verklaard dat hij zonder de vrouw verder wil en dat de problemen tussen hem en de vrouw niet meer zijn op te lossen. De rechtbank is gebleken dat bij de man sprake is van boosheid jegens de vrouw. De man betwist in dat verband dat er enkel sprake is van een zakelijk conflict, zoals door de vrouw gesteld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een duurzame ontwrichting van het huwelijk en een verzoening tussen partijen niet mogelijk is.
De verzochte echtscheiding kan worden uitgesproken.
Hoofdverblijf
Het verzoek van de vrouw om te bepalen dat de kinderen bij haar hoofdverblijf hebben is door de man niet weersproken. Dit verzoek kan worden toegewezen.
Huurrecht
Het verzoek van de vrouw om te bepalen dat zij na echtscheiding huurster zal zijn van de echtelijke woning is door de man niet weersproken. Dit verzoek kan worden toegewezen.
Omgangsregeling
De man verzoekt de vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige kinderen gedurende elke weekend op zaterdag van 12.00 uur tot 17.00 uur, zolang hij nog geen zelfstandige woonruimte heeft, en één weekend per twee weken van vrijdagavond 18.00 uur tot zondagavond 18.00 uur, zodra hij zelfstandige woonruimte heeft, alsmede de helft van de vakantiedagen.
De vrouw verzet zich niet tegen een omgangsregeling, doch verzoekt een omgangsregeling vast te stellen van eenmaal per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.00 uur. Ter zitting is door de vrouw verzocht een dwangsom aan de vast te stellen omgangsregeling te verbinden, omdat de man zijn afspraken niet nakomt.
De rechtbank overweegt als volgt. Het door de vrouw gewenste aanvangstijdstip op vrijdag om 19.00 uur heeft volgens haar te maken met de sport van de [minderjarige 1]. Dit is door de man niet betwist. Door de man is voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de kinderen pas kan laten overnachten zodra hij beschikt over zelfstandige woonruimte, zodat de rechtbank in zoverre het verzoek van de man zal volgen.
Het verzoek van de vrouw om een dwangsom te verbinden aan de omgangregeling wordt afgewezen. De man heeft ter zitting verklaard dat hij omgang wenst met zijn kinderen en dat hij de kinderen daartoe ook zal uitnodigen. Aldus staat naar het oordeel van de rechtbank niet vast dat de man niet mee wil werken aan een omgangsregeling.
Proceskosten
De proceskosten zullen worden gecompenseerd als na te melden.
De beslissing
De rechtbank:
spreekt tussen partijen, die op [huwelijksdatum] te [plaatsnaam] (Marokko) met elkaar zijn gehuwd, de echtscheiding uit op grond van duurzame ontwrichting;
bepaalt dat de vrouw vanaf de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand huurster zal zijn van de woning aan het adres: [straatnaam] te [plaatsnaam];
bepaalt de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw;
stelt inzake de uitoefening van het omgangsrecht de volgende regeling vast:
de man is gerechtigd tot omgang met voornoemde minderjarigen:
-indien de man nog niet over zelfstandige woonruimte beschikt, gedurende elk weekend op zaterdag van 12.00 uur tot 17.00 uur;
-vanaf het moment dat de man over zelfstandige woonruimte beschikt, gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.00 uur, alsmede gedurende de helft van de vakantiedagen van de kinderen;
verklaart de beslissingen met betrekking tot het huurrecht, het hoofdverblijf en de omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af;
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.T. Brouwer, vice-president, tevens kinderrechter,en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2007 in aanwezigheid van de griffier.