ECLI:NL:RBSHE:2007:BA3298

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/849137-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor opzetheling van een schilderij van Vincent van Gogh

Op 19 april 2007 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch een vonnis gewezen in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzetheling van het schilderij 'De Geknotte Berkenboom' van Vincent van Gogh. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een terechtzitting op 5 april 2007, waar zowel de vordering van de officier van justitie als de verdediging van de verdachte aan bod zijn gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging, ondanks enkele taal- en schrijffouten, niet tot een schending van de verdediging heeft geleid. De verdachte is vrijgesproken van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan bewezen is verklaard.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar opgelegd moest krijgen. De rechtbank motiveerde deze beslissing door te wijzen op de ernst van het gepleegde feit en de noodzaak om de verdachte te beïnvloeden in zijn gedrag. De rechtbank legde een lichtere straf op dan door de officier van justitie was geëist, omdat zij van mening was dat de opgelegde straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking bracht.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzetheling, waarbij het bewezenverklaarde feit betrekking had op de verwerving en het voorhanden hebben van het schilderij, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen toegepast en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij de strafoplegging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, en de rechtbank heeft de beslissing gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/849137-06
Uitspraakdatum: 19 april 2007
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 april 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 januari 2007. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 5 april 2007 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht (bijlage). Met inachtneming van deze wijziging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 1999 tot en met 12 maart 2006,
althans in de periode van 7 maart 2006 tot en met 12 maart 2006, in elk geval
op 12 maart 2006 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een schilderij (te weten "De Geknotte
Berkenboom" van Vincent Van Gogh) heeft/hebben verworven en/of voorhanden
heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten
tijde van het verwerven en/of het voorhanden hebben en/of het overdragen wist(en) dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 416 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 1999 tot en met 14 mei 1999 te
's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een schilderij (te weten "De Geknotte Berkenboom" van Vincent van Gogh), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Van Lanschot Bankiers
N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
(artikel 310 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
(primair)
in de periode van 1 februari 2006 tot en met 12 maart 2006 te 's-Hertogenbosch een schilderij (te weten "De Geknotte Berkenboom" van Vincent Van Gogh) heeft verworven en voorhanden
heeft gehad en heeft overgedragen terwijl hij ten tijde van het verwerven en het voorhanden hebben en het overdragen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 416.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
t.a.v. primair:
een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De op te leggen straffen.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede
op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het initiatief tot het plegen van het strafbare feit ging uit van verdachte;
- verdachte is er niet voor teruggeschrokken om een nationaal erfgoed van aanzienlijke waarde
uit puur winstbejag te verhandelen;
- door verdachtes kennelijk onverschillige houding ten aanzien van de uiteindelijke bestemming
van het erfgoed had het onderhavige schilderij van Van Gogh buiten Nederlands grondgebied kunnen geraken. Dat dit uiteindelijk niet is gebeurd is niet aan verdachtes handelen te danken geweest.
- verdachte heeft door zijn strafbare handelen een bijdrage geleverd aan het in stand houden van
een afzetmarkt van gestolen goed.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- verdachte heeft het door hem gepleegde strafbare feit bij de aanvang van het tegen hem ingestelde onderzoek toegegeven en heeft tevens zijn volledige medewerking aan dat onderzoek verleend;
- verdachte heeft een vaste betrekking en kent geen problemen op leefgebieden.
Gelet op dit alles acht de rechtbank een werkstraf van na te melden duur op zijn plaats.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Anders dan de officier van justitie rekent de rechtbank verdachte niet in strafverhogende zin aan de omstandigheid dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven omtrent de identiteit van degene die hem het schilderij ter verkoop heeft overgedragen, aangezien verdachte zich in deze strafzaak primair dient te verantwoorden terzake van heling en hij daaromtrent wél openheid van zaken heeft verschaft.
DE UITSPRAAK
Verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
(primair)
opzetheling, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
t.a.v. primair:
*Werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig
artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te
verrichten arbeid.
*Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. van Dellen, voorzitter,
mr. M.E. Bartels en mr. P.A. Buijs, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier
en is uitgesproken op 19 april 2007.