ECLI:NL:RBSHE:2007:BA7199

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
158737 - KG ZA 07-291
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.H.W. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitblijven van uitbetaling door UWV in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 4 juni 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, wonende te Antwerpen, België, en het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV), gevestigd te Eindhoven. De eiser, vertegenwoordigd door procureur mr. P.J.A.M. Baudoin en advocaat mr. R. Vleugel, vorderde een uitkering die hem eerder door het UWV was toegekend, maar die nog niet was uitbetaald. De beslissing van het UWV, gedateerd 20 december 2005, had formele rechtskracht, maar de eiser ontving geen voor tenuitvoerlegging vatbare titel. Ondanks herhaalde verzoeken om uitbetaling bleef het UWV in gebreke, wat de eiser schade toebracht.

De rechtbank oordeelde dat het uitblijven van de uitbetaling door het UWV onrechtmatig was. De burgerlijke rechter is bevoegd om van de vordering kennis te nemen, aangezien de Ziektewet geen adequate regeling biedt voor het verkrijgen van een uitvoerbare titel. De vordering van de eiser, die strekte tot het verkrijgen van een voorschot op de toegekende uitkering, werd door de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond bevonden. De rechter kende een netto voorschot van € 7.000 toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 mei 2007.

Daarnaast werd het UWV veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eiser op € 1.335,31 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van het UWV om tijdig uitkeringen te betalen en de mogelijkheid voor de burgerlijke rechter om in dergelijke geschillen te oordelen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 158737 / KG ZA 07-291
Vonnis in kort geding van 4 juni 2007
in de zaak van
[Eiser],
wonende te Antwerpen, België,
eiser,
procureur mr. P.J.A.M. Baudoin,
advocaat mr. R. Vleugel te Utrecht
tegen
het rechtspersoonlijkheid bezittende orgaan
UITVOERINGSORGAAN WERKNEMERS VERZEKERINGEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven, hierna: het UWV,
gedaagde,
niet verschenen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2. Ten slotte is ter zitting mondeling vonnis uitgesproken als hieronder weergegeven.
2. De beoordeling
2.1. Ten aanzien van de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
2.2. Het geschil betreft een aanspraak van eiser op een uitkering ingevolge de Ziektewet en het wortelt mitsdien in het administratieve recht. Onderzocht dient dan te worden of de burgerlijke rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen en eiser daarin kan worden ontvangen.
2.3. De aanspraak van eiser ligt vast in een beslissing van het UWV (kantoor Breda) d.d. 20 december 2005, kenmerk 2354.22.897, waarbij het UWV aan eiser de daarin genoemde uitkering toekende, met mededeling in separaat schrijven van dezelfde datum en kenmerk dat uitbetaling verzorgd zal worden door het UWV-kantoor te Eindoven, alwaar ook de dagvaarding werd uitgebracht. Die beslissing heeft formele rechtskracht, maar geeft eiser niet een voor tenuitvoerlegging vatbare titel.
Onweersproken stelt eiser dat hij en zijn raadsman in de sedertdien verlopen periode van ruim een jaar bij het UWV meermalen op uitbetaling hebben aangedrongen. Niettemin blijft uitbetaling zonder opgave van redenen uit.
2.4. Door dit uitblijven van betaling, zonder dat het UWV daarvoor goede grond geeft, zelfs na dagvaarding niet, handelt het kennelijk in strijd met de wet, welk handelen aan het UWV moet worden toegerekend en waardoor eiser vermogensschade schade lijdt. Door deze onrechtmatige daad van UWV wordt eiser mitsdien in zijn burgerlijke rechten getroffen. De burgerlijke rechter is mitsdien bevoegd van de vordering kennis te nemen.
De Ziektewet kent geen met voldoende waarborgen omklede regeling om aan eiser een voor ten uitvoerlegging vatbare titel te verschaffen. Eiser kan mitsdien in zijn daarop gerichte vordering worden ontvangen.
2.5. De vordering, gelezen als strekkende tot het verkrijgen van een voor tenuitvoerlegging vatbare titel middels een veroordeling tot het betalen van een netto voorschot op de toegekende uitkering van bruto € 11.455,44, komt de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechter begroot het met dat brutobedrag corresponderende nettobedrag op grond van algemene ervaringsregelen op tenminste € 7.000,00. Dat bedrag zal bij wege van voorschot als na te melden worden toegewezen.
2.6. Volgens artikel 611a Rv kan een dwangsom niet worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom. De door eiser gevorderde dwangsom zal derhalve worden afgewezen.
2.7. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,31
- betaald vast recht 62,75
- in debet gesteld vast recht 188,25
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1000,00
Totaal EUR 1335,31
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
3.1. verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2. veroordeelt gedaagde, UWV, om aan eiser te betalen een bedrag van EUR 7.000,-- (zevenduizend euro) netto, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 21 mei 2007 tot de dag van volledige betaling,
3.3. veroordeelt gedaagde, UWV, in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op EUR 1.335,31 te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.787 ten name van Arrondissement 536 's-Hertogenbosch onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
3.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2007.