RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 11 juni 2007
[eiseres]
te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. P.J.A. van de Laar,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel,
verweerder,
gemachtigde C.E.J.M. van Hintum.
Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2006 heeft verweerder geweigerd vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan “Gaspeldoorn” voor de uitoefening van een escortbedrijf aan de [adres] te [plaats], alsmede geweigerd een vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) te verlenen voor de exploitatie van het escortbedrijf.
Het hiertegen door eiseres ingediende bezwaar is door verweerder bij besluit van 8 juni 2006, verzonden 13 juni 2006, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 25 juli 2006 tegen het besluit van 8 juni 2006 beroep ingesteld. De zaak is behandeld ter zitting van 22 mei 2007, waar eiseres is verschenen in persoon, bijgestaan door gemachtigde mr. J.P.M. Mol. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Aan de orde is de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan “Gaspeldoorn” voor de uitoefening van een escortbedrijf aan de [adres] te [plaats], alsmede de vraag of verweerder op goede gronden heeft geweigerd een vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1. van de APV te verlenen voor de exploitatie van het escortbedrijf.
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het gebruik van een gedeelte van de woning voor de vestiging van een escortbedrijf in strijd is met de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Gaspeldoorn”. Volgens verweerder kan een escortbedrijf voorts niet worden aangemerkt als een aan huis gebonden beroep, waarvoor vrijstelling verleend kan worden. Voorts heeft verweerder aangegeven dat ook anderszins geen vrijstelling verleend wordt voor de uitoefening van een escortbedrijf, omdat verweerder de uitoefening van een escortbedrijf niet passend acht in een rustige woonwijk en er geen maatschappelijk draagvlak bestaat voor het vestigen van een dergelijke voorziening in een woonwijk. Verweerder merkt daarbij op dat uit het ondernemingsplan blijkt dat de dienstdoende chauffeur dagelijks bij het kantoor komt afrekenen en dat het voorlichtingsmateriaal voor het personeel in de woning ligt. Verweerder is van mening dat de woning zal dienen als centrale ontmoetingsplaats, hetgeen volgens verweerder zal leiden tot een verkeersaantrekkende werking en vergroting van de ter plaatse reeds aanwezige parkeerproblematiek. Verweerder is van mening dat de uitstraling van het escortbedrijf van nadelige invloed kan zijn op het woonklimaat. Volgens verweerder bestaat er voorts geen garantie dat de activiteiten ter plaatse niet verder worden uitgebreid.
Verweerder heeft vervolgens aangegeven dat de gevraagde vergunning voor de exploitatie van het escortbedrijf dient te worden geweigerd op grond van artikel 3.3.2 van de APV, omdat de vestiging van het escortbedrijf in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
3. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat door eiseres specifiek naar voren gebrachte bezwaren niet zijn besproken. Tevens is eiseres van mening dat het besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid, nu verweerder voorbij gaat aan het onderscheid tussen een seksinrichting en een escortbedrijf.
Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat het gebruik van het perceel voor de exploitatie van escortwerkzaamheden niet in strijd is met de voor het perceel geldende woonbestemming. Volgens vaste jurisprudentie dient daarbij gekeken te worden naar de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft. Eiseres is van mening dat het escortbedrijf geen overlast zal opleveren. Eiseres heeft een ondernemingsplan overgelegd, waarin de voorgenomen wijze van de te verrichten werkzaamheden wordt toegelicht. Eiseres geeft aan dat de chauffeurs, de dames en de klanten niet bij de woning zullen komen. In één kamer van de woning op de eerste verdieping zal een telefoon en computer geplaatst worden ten behoeve van administratieve werkzaamheden. De vestigingsplaats zal nimmer naar buiten toe kenbaar worden gemaakt, noch in advertenties, noch aan de woning zelf. Eisers geeft aan dat het afrekenen met de chauffeur niet bij de woning hoeft te gebeuren en dat voorlichtingsmateriaal voor de dames in de auto van de chauffeur kan worden gelegd.
Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat, nu er enkel administratieve werkzaamheden zullen worden verricht, er sprake is van een aan huis gebonden beroep, en dat aan de overige voorwaarden wordt voldaan, zodat vrijstelling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, sub 5, van het bestemmingsplan kan worden verleend. Eiseres geeft aan dat er door middel van voorwaarden die aan de vergunning kunnen worden verbonden en die verweerder kan handhaven, garanties kunnen bestaan dat de werkzaamheden ter plaatse niet verder worden uitgebreid.
Eiseres acht het bestreden besluit voorts in strijd met de nota Prostitutiebeleid, waarin onder andere is aangegeven dat “escort een vorm van prostitutie is die, vanwege het niet perceelsgebonden karakter, nauwelijks haar weerslag kent op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van een buurt”. Eiseres geeft aan dat één escortbedrijf op grond van de nota Prostitutiebeleid is toegestaan. Eiseres voert tevens aan dat het huidige bestemmingsplan bepalend is en dat een eventuele bestemmingsplanherziening niet relevant is.
Volgens eiseres is er dan ook geen sprake van strijd met het bestemmingsplan en had de gevraagde vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 van de APV verleend moeten worden.
4. Het wettelijk/ planologisch kader is als volgt.
5. Ingevolge artikel 3.2.1, eerste lid, van de APV is het verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
6. Ingevolge artikel 3.3.2, eerste lid, onder b, van de APV wordt de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, geweigerd indien de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening.
7. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Gaspeldoorn” heeft het perceel [adres] te [plaats], waarop de aanvraag betrekking heeft, de bestemming “Woondoeleinden - klasse A”. In artikel 3 van de planvoorschriften is als doeleindenomschrijving opgenomen: “Woondoeleinden met vrijstaande en aaneengebouwde eengezinshuizen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde”.
8. Ingevolge artikel 3, lid C, onder a, van de planvoorschriften is het verboden de bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming waaronder in ieder geval moet worden verstaan het gebruik voor de uitoefening van enige vorm van handel of bedrijf.
9. Ingevolge artikel 7, eerste lid, onder 5, van de planvoorschriften zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van de voorschriften van dit plan voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat:
a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 62 t/m 151 van de gemeentelijke bouwverordening, zoals deze van toepassing is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
b. geen gebruik plaatsvindt dat Hinderwetplichtig is op grond van artikel 1 van het Hinderbesluit, zoals dat van kracht is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
c. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met een aan huis gebonden beroep;
d. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen –waaronder extra parkeervoorzieningen- noodzakelijk worden.
10. Ingevolge artikel 1, aanhef, onder q, van de planvoorschriften wordt in deze voorschriften onder aan huis gebonden beroep verstaan: een beroep, uitgeoefend op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
11. De rechtbank overweegt als volgt.
12. Ingevolge artikel 3.3.2, eerste lid, onder b, van de APV dient te worden beoordeeld of de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening.
13. Op het perceel [adres] te [plaats], waarop de aanvraag betrekking heeft, rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Gaspeldoorn” de bestemming “Woondoeleinden - klasse A”. De rechtbank is van oordeel dat de (primaire) stelling van eiseres dat het escortbedrijf past binnen de geldende bestemming niet opgaat. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat een escortbedrijf in strijd is met deze bestemming, mede gelet op het bepaalde in artikel 3, lid C, onder a, van de planvoorschriften. Dat de ruimtelijke uitstraling die het beoogde gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft, wellicht klein kan worden geacht, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.
14. Vervolgens dient te worden beoordeeld of verweerder in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 3, lid C, onder a van de planvoorschriften. De rechtbank overweegt daarbij dat het verlenen van vrijstelling een discretionaire bevoegdheid van verweerder betreft. Gelet daarop dient de rechtbank terughoudendheid te betrachten bij het beoordelen van de wijze waarop verweerder van de hem toekomende beslisruimte gebruik maakt. Dit betekent concreet dat het bestreden besluit alleen dan niet in stand kan blijven indien verweerder in redelijkheid niet tot het bestreden besluit heeft kunnen komen, dan wel dat dit besluit anderszins in strijd is met enige wettelijke bepaling.
15. Ingevolge artikel 7, eerste lid, onder 5, van de planvoorschriften kan verweerder onder voorwaarden vrijstelling verlenen van de planvoorschriften voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep. Eiseres stelt dat het escortbedrijf is gelijk te stellen is met een aan huis gebonden beroep, nu zij ter plaatse louter administratieve werkzaamheden verricht. De rechtbank deelt dit standpunt niet. De rechtbank is van oordeel dat het uitoefenen van een escortbedrijf niet onder de reikwijdte van artikel 7, eerste lid, onder 5 van de planvoorschriften valt, aangezien het uitoefenen van een escortbedrijf niet is aan te merken als de uitoefening van een ‘beroep’. Een beroep betreft naar het oordeel van de rechtbank een ambt of professie, waarvoor men de vereiste bekwaamheid en/of bevoegdheid heeft verkregen, en is niet gelijk te stellen met de uitoefening van een bedrijf. Dat ter plaatse volgens eiseres louter administratieve werkzaamheden worden verricht, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.
16. Verweerder heeft voorts aangegeven dat ook anderszins geen vrijstelling wordt verleend voor de uitoefening van een escortbedrijf.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarbij onvoldoende is ingegaan op de argumenten van eiseres en dat met name het aspect van de verkeersaantrekkende werking en de parkeerproblematiek door verweerder niet voldoende is onderbouwd, nu eiseres heeft aangegeven dat de uitoefening van het escortbedrijf geen overlast zal opleveren en dat de ruimtelijke uitstraling zeer gering moet worden geacht, nu er enkel administratieve werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Eiseres heeft tevens aangegeven dat zij haar werkwijze zodanig kan aanpassen dat er geen chauffeurs, dames of klanten bij de woning komen. Door niet nader in te gaan op deze argumenten van eiseres, is het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd en dient het wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd te worden. Verweerder zal een nieuw besluit dienen te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Nu het beroep reeds hierom gegrond is, behoeft hetgeen overigens door eiseres is aangevoerd geen bespreking meer.
17. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
18. • 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322;
• wegingsfactor 1
19. Tevens bepaalt de rechtbank dat door de gemeente Bladel aan eiseres het door haar gestorte griffierecht dient te worden vergoed.
20. Beslist wordt als volgt.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 8 juni 2006;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 644,-;
- gelast de gemeente Bladel het door eiseres gestorte griffierecht ad € 141,- aan eiseres te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen als rechter in tegenwoordigheid van mr. F.A.M.C. Hermans als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2007.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.