ECLI:NL:RBSHE:2007:BA9556
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling omgangsregeling tussen biologische vader en kind in het kader van family life volgens artikel 8 EVRM
In deze beschikking van de Rechtbank 's-Hertogenbosch, uitgesproken op 9 juli 2007, wordt de vraag behandeld of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de biologische vader en zijn kind, in het kader van het recht op omgang. De rechtbank oordeelt dat de man, ondanks het feit dat hij en de vrouw niet hebben samengewoond, voldoende bewijs heeft geleverd van een affectieve relatie die heeft bestaan vóór de geboorte van het kind. De man en de vrouw hebben samen naar de huisarts gegaan om de zwangerschap te bevestigen en hebben gesproken over de naam van de baby. Na de geboorte heeft de vrouw de man op de hoogte gesteld en zijn er meerdere bezoeken geweest, hoewel de frequentie daarvan door de vrouw wordt betwist. De rechtbank concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de man meer betrokken is geweest bij het leven van het kind dan de vrouw heeft aangegeven. Dit, in combinatie met het biologisch vaderschap, leidt de rechtbank tot de conclusie dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking, wat noodzakelijk is voor de vaststelling van een omgangsregeling. De rechtbank wijst erop dat het tijdsverloop geen belemmering vormt voor het bestaan van family life. De rechtbank besluit dat er een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming moet plaatsvinden om de mogelijkheden van een omgangsregeling te verkennen. De beslissing wordt pro forma aangehouden tot de zitting van 5 november 2007.