ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1069

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/849315-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van volwassen straffen voor poging tot afpersing en afpersing in vereniging door minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1990, die werd beschuldigd van poging tot afpersing en afpersing in vereniging. De tenlastelegging omvatte twee incidenten waarbij de verdachte samen met anderen geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt om geld en goederen af te dwingen van verschillende slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn minderjarigheid, volwassen straffen moest ondergaan, gezien de ernst van de feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en reclasseringstoezicht. De rechtbank overwoog dat de gepleegde feiten een ernstige inbreuk maakten op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en dat de verdachte een brutale en gewelddadige aanpak had gehanteerd. De rechtbank achtte de verklaringen van getuigen geloofwaardig en steunde deze op andere bewijsmiddelen, waaronder beeldmateriaal en tapgesprekken. De rechtbank besloot dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat zij zich leende voor behandeling in het strafgeding. De beslissing van de rechtbank weerspiegelt de noodzaak van normhandhaving en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/849315-07
Datum uitspraak: 19 december 2007
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd te: RIJ Den Hey-Acker locatie Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 september 2007 en 5 december 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 augustus 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 april 2007 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een geldbedrag en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
en/of
hij op of omstreeks 2 april 2007 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en /of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van hetgestolene te verzekeren,
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond
en/of
- dat vuurwapen, in elk geval dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden
en/of
- (daarbij) tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben geroepen en/of geschreeuwd en/of gezegd: "geef me je geld" en/of "geef me je geld, anders vermoord ik je, kankerhoer", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[Sr art. 317/312/45/47]
2.
hij op of omstreeks 20 april 2007 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan drogisterij Schlecker, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en/of
hij op of omstreeks 20 april 2007 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of drogisterij Schlecker, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- [slachtoffer 4] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond
en/of
- dat vuurwapen, in elk geval dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden en/of (met kracht) in de rug / tegen het lichaam van [slachtoffer 4] heeft/hebben geduwd en/of gedrukt
en/of
- (daarbij) tegen [slachtoffer 4] heeft/hebben geroepen en/of geschreeuwd en/of gezegd: "geld, naar de kluis" en/of "schiet op, anders schiet ik je echt dood" en/of "kassa, kassa" en/of "nu de andere kassa", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
[Sr art. 317/312/47]
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de
bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Bijzondere overweging omtrent het bewijs.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is bij de beide hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank acht de ter zitting door de getuigen afgelegde verklaringen die deels een aanvulling waren op eerder afgelegde verklaringen, gedetailleerd en (zowel op zich als ten opzichte van elkaar) consistent en daarmee geloofwaardig. Deze verklaringen vinden (deels in onderling verband bezien) verder steun in andere bewijsmiddelen waaronder het beeldmateriaal (feit 1 van de dagvaarding), de bij verdachte in diens woning aangetroffen kleding (idem) en een tapgesprek waarin verdachte tegenover een derde verklaart betrokken te zijn bij een van de twee feiten.
De verklaring van de [getuige 1] die verklaart van [persoon 1] en [persoon 2] te hebben gehoord dat zij die overval zouden hebben gepleegd, doet daar niet aan af. De verklaring bevat zodanige afwijkingen met betrekking tot de werkelijke gang van zaken dat de rechtbank deze verklaring ziet als een verklaring die diende om indruk te maken op [getuige 1] met als doel [getuige 1] te bewegen een vuurwapen aan hen te verkopen/af te leveren.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 2 april 2007 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door
geweld en bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een geldbedrag en/of goederen van zijn/hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond
en
- dat vuurwapen, in elk geval dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden
en
- daarbij tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben geroepen en/of geschreeuwd en/of gezegd: "geef me je geld" en "geef me je geld, anders vermoord ik je, kankerhoer",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
op 20 april 2007 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag,
toebehorende aan drogisterij Schlecker, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
en/of zijn mededaders
- [slachtoffer 4] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, heeft/hebben getoond
en
- dat vuurwapen, in elk geval dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden en/of
(met kracht) in de rug / tegen het lichaam van [slachtoffer 4] heeft/hebben
geduwd en/of gedrukt
en
- daarbij tegen [slachtoffer 4] heeft/hebben geroepen en/of geschreeuwd en/of gezegd: "geld, naar de kluis" en "schiet op, anders schiet ik je echt dood" en "kassa, kassa" en
"nu de andere kassa".
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 45, 57, 63, 77b, 312, 317.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
jeugddetentie voor de duur van 23 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan
5 maanden voorwaardelijk, een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde begeleiding van de Jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van het Pal Jas traject van Vreekwijk.
Ten aanzien van feit 2:
Volledige en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], met daarbij de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het toe te passen sanctiestelsel.
Uit het Wetboek van Strafrecht, Boek I, Titel VIII A, bijzondere bepalingen voor jeugdige personen, volgt dat ten aanzien van de verdachte die ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten de leeftijd van twaalf jaren doch nog niet die van achttien jaren heeft bereikt ten aanzien van de op te leggen straf en of maatregel in beginsel de bepalingen van het strafrecht voor minderjarigen dienen te worden toegepast. Op grond van artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht kan hiervan echter worden afgeweken indien verdachte ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van zestien jaren doch nog niet die van achttien jaren heeft bereikt en de rechtbank daartoe grond vindt in de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of omstandigheden waaronder het feit is begaan.
In deze strafzaak had verdachte ten tijde van het plegen van de hiervoor onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten de leeftijd van zestien jaren doch niet van achttien jaren bereikt. Het rechtbank ziet in de ernst van de begane feiten, de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan aanleiding om de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht buiten toepassing te laten en recht te doen overeenkomstig de bepalingen in de Titels I tot en met VII van voormeld wetboek vervat.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met name wordt verdachte ernstig aangerekend het zeer brutale en gewelddadige karakter van
de bewezenverklaarde feiten. De door verdachte gepleegde feiten hebben een ernstige inbreuk
gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en het is bekend dat bij slachtoffers
van deze misdrijven gedurende lange tijd gevoelens van onrust en onveiligheid (kunnen) blijven
bestaan.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen- verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
De rechtbank zal bepalen dat een deel van de op te leggen gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft.
De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door nogmaals invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 2).
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
- poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.
T.a.v. feit 2:
- afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
DE BESLISSING:
T.a.v. feit 1, feit 2:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel
27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen, hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 2:
- niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 4] in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten
draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. van Damen, voorzitter en tevens plaatsvervangend kinderrechter,
mr. J.A. van Biesbergen en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 19 december 2007.
Mr. A.M.R. van Ginneken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
8
Parketnummer: 01/849315-07
[verdachte]