RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2007
[eiseres],
te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. G.J.A. van de Grint,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde A.M. Jacobs.
Procesverloop
Bij besluit van 11 januari 2006 heeft verweerder de uitkering van eiseres ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) met ingang van 1 januari 2006 beëindigd (lees: ingetrokken).
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 13 februari 2006 heeft verweerder besloten de einddatum van de uitkering van eiseres te bepalen op 11 januari 2006. Verweerder heeft het reeds door eiseres gemaakte bezwaar mede gericht geacht tegen dit besluit.
Bij besluit van 18 april 2006 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van gronden.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Hangende de beroepsprocedure bij de rechtbank heeft eiseres het beroep ingetrokken omdat verweerder alsnog besloot het bezwaarschrift van eiseres inhoudelijk te behandelen. Verweerder is op 14 mei 2007 door de rechtbank veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres.
Het door eiseres gemaakte bezwaar is daarna door verweerder bij besluit van 17 januari 2007 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 oktober 2007, waar eiseres is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres ontvangt sinds 25 mei 1998 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder. Begin januari 2006 heeft verweerder de melding ontvangen van de Regiopolitie Brabant-Noord dat het vermoeden bestond dat eiseres samenwoonde met haar partner, de heer [partner] (hierna: [partner]), die illegaal dvd’s zou branden en verkopen. Ook bestond het vermoeden dat zich in de woning van eiseres een hennepkwekerij bevond. Op 11 januari 2006 is [partner] in zijn woning door de politie aangehouden. Daarop zijn twee sociaal rechercheurs met de politie naar de woning van eiseres gegaan. Tijdens het onderzoek in de woning van eiseres heeft de politie geen hennepkwekerij aangetroffen. Eiseres heeft op 11 januari 2006 een verklaring ondertekend dat zij haar bijstandsuitkering intrekt.
2. Blijkens het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat de bijstandsuitkering op verzoek van eiseres is beëindigd. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verklaring niet vrijwillig is afgelegd door eiseres, aldus stelt verweerder. Ook ziet verweerder niet in dat eiseres niet de zeer ingrijpende consequenties van haar verklaring zou hebben kunnen overzien. De gegevens van de politie waren van dien aard dat deze gegevens een nader onderzoek, bestaande uit een huisbezoek, rechtvaardigden. De verklaring van eiseres dat haar is voorgehouden dat zij samenwoonde en dat het gezien het overweldigende bewijs zeer verstandig zou zijn, indien zij afstand zou doen van haar uitkering, waarbij haar tevens is meegegeven dat zij zich een terugvordering van de uitkering over een periode van zeven maanden zou besparen, is niet de juiste weergave van wat zich heeft afgespeeld op 11 januari 2006. Verweerder hecht in dit verband meer waarde aan de aanvullende verklaringen van de twee sociaal rechercheurs. Volgens verweerder is geen sprake geweest van een schending van het verbod van détournement de pouvoir en is evenmin sprake geweest van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel door de rechercheurs.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiseres stelt dat haar verklaring, gezien de omstandigheden, niet kan worden geacht in vrijheid te zijn afgelegd. Voorts is niet gebleken dat eiseres is gewezen op de zeer ingrijpende consequenties van haar verklaring. Vóór het onaangekondigde bezoek in de vroege ochtend van 11 januari 2006 heeft verweerder geen enkel zelfstandig onderzoek naar de woonsituatie van eiseres ingesteld, noch daartoe aanleiding gehad. Eiseres was begrijpelijkerwijs overdonderd door het onaangekondigde bezoek van een aantal opsporingsambtenaren, twee sociaal rechercheurs en een vertegenwoordiger van de woningbouwcorporatie. Eiseres werd voorgehouden dat uit onderzoek zou zijn gebleken dat zij samenwoonde met [partner] en dat het, gezien het overweldigende bewijs, zeer verstandig zou zijn, indien zij afstand zou doen van haar recht op uitkering, waarbij eiseres bovendien werd meegegeven dat zij zich in dat geval een terugvordering van zeven maanden zou besparen. In haar beleving had eiseres geen andere keus dan het ondertekenen van de verklaring. Volgens eiseres was sprake van een verdachtenverhoor en geen getuigenverhoor en had haar de cautie moeten worden gegeven. Ten onrechte is eiseres niet nadrukkelijk op de consequenties gewezen en ten onrechte is haar niet de gelegenheid geboden zich gedurende een redelijke tijd te beraden. De beslissing is in strijd met het beginsel van détournement de pouvoir en het zorgvuldigheidsbeginsel.
Verweerder heeft zijn verantwoordelijkheid om zorgvuldig jegens eiseres te handelen geschonden en heeft hetgeen zij in dat verband in bezwaar heeft aangevoerd ongemotiveerd gepasseerd.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Op grond van de gedingstukken is komen vast te staan dat eiseres op 11 januari 2006 onvoorbereid is geconfronteerd met een ingrijpende keuzemogelijkheid aangaande haar recht op bijstand en dat haar geen bedenktijd is geboden. De rechtbank acht het volkomen aannemelijk dat eiseres op dat moment, na geconfronteerd te zijn met een huiszoeking door de politie en een, onaangekondigd, huisbezoek door de woningbouwcorporatie en twee sociaal rechercheurs, niet in volle omvang de consequenties van de door haar te tekenen verklaring heeft kunnen overzien. Derhalve had aan eiseres een bedenktijd moeten worden gegund, waarin ze desgewenst juridisch advies had kunnen inwinnen. Nu dit niet is gebeurd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het fair play beginsel. De rechtbank acht in dit verband tevens van belang dat eiseres niet lang na 11 januari 2006, na het inwinnen van juridisch advies, in haar bezwaarschrift van 25 januari 2006, heeft aangegeven dat de door haar getekende verklaring niet in vrijheid is afgelegd en dat zij wilde terugkomen op haar verklaring. Onder de genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres niet aan haar verklaring kon houden.
6. Door verweerder heeft geen nader onderzoek naar het recht op bijstand van eiseres plaatsgevonden. Bij het bestreden besluit is, net als bij het primaire besluit, als enige grond voor de intrekking van de uitkering vermeld dat eiseres van haar recht op uitkering schriftelijk afstand heeft gedaan. De reden van die afstand is niet vermeld. Nu deze afstandsverklaring om bovengenoemde redenen buiten beschouwing moet worden gelaten, vervalt iedere grond aan het bestreden besluit.
7. Het beroep van eiseres slaagt. Het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal vernietigd worden. Nu verweerder zich tot en met de beslissing op bezwaar op het standpunt is blijven stellen dat de uitkering moest worden ingetrokken op grond van de afstandsverklaring van eiseres en nu de rechtbank dat besluit vernietigt, ziet de rechtbank geen aanleiding verweerder in de gelegenheid te stellen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank zal, onder toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht, zelf in de zaak voorzien, en ook het besluit van 13 februari 2006 herroepen, omdat het op dezelfde, onhoudbare grond berust als de beslissing op bezwaar.
8. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00;
• wegingsfactor 1.
9. Tevens zal de rechtbank bepalen dat door de gemeente 's-Hertogenbosch aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ad € 38,00 dient te worden vergoed.
10. Beslist wordt als volgt.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en herroept het besluit van 13 februari 2006;
- gelast de gemeente 's-Hertogenbosch aan eiseres te vergoeden het door haar gestorte griffierecht ad € 38,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;
- wijst de gemeente 's-Hertogenbosch aan als de rechtspersoon die het bedrag van de proceskosten dient te vergoeden;
- bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moeten worden voldaan aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. B.A.J. Zijlstra als rechter in tegenwoordigheid van mr. P.D.H. Selhorst als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 december 2007.