ECLI:NL:RBSHE:2008:BC7381

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845590-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid jegens minderjarige meisjes met gevangenisstraf en werkstraf als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 25 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van vier minderjarige meisjes. De tenlastelegging omvatte meerdere incidenten waarbij de verdachte, door middel van geweld of bedreiging, de slachtoffers dwong tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zitting op 11 maart 2008 heeft de officier van justitie een aanhouding van de behandeling gevorderd voor aanvullend onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte, maar dit verzoek werd door de rechtbank afgewezen. De rechtbank oordeelde dat zij voldoende geïnformeerd was om een beslissing te nemen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van één van de tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaren. Daarnaast werd een werkstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van een psycholoog dat de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwde. De rechtbank benadrukte de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers en de samenleving, en de noodzaak van normhandhaving.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845590-07
Datum uitspraak: 25 maart 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 januari 2008.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 11 maart 2008 gewijzigd. Na deze wijziging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 oktober 2007 te Berghem, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [slachtoffer 1] [geboortedatum 1992] heeft gedwongen tot het
plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het met zijn hand betasten van haar kruis/vagina en/of billen, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds en/of van achteren benaderen van [slachtoffer 1] en/of zodanig onverwachts en/of snel handelen dat [slachtoffer 1] niet de gelegenheid had om zich daartegen te verweren en/of zich daaraan te onttrekken;
(incident 1 - artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 5 oktober 2007 te Berghem, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [slachtoffer 2] [geboortedatum 1994] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het met zijn hand betasten van haar kruis/vagina en/of billen, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds en/of van achteren benaderen van [slachtoffer 2] en/of zodanig onverwachts en/of snel handelen dat [slachtoffer 2] niet de gelegenheid had om zich
daartegen te verweren en/of zich daaraan te onttrekken;
(incident 2 - artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 11 oktober 2007 te Nuland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [slachtoffer 3] [geboortedatum 1989] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het met zijn hand betasten van haar kruis/vagina en/of billen, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds en/of van achteren benaderen van [slachtoffer 3] en/of zodanig onverwachts en/of snel handelen dat
[slachtoffer 3] niet de gelegenheid had om zich daartegen te verweren en/of zich daaraan te onttrekken;
(incident 3 - artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 16 oktober 2007 te Oss, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [slachtoffer 4] [geboortedatum 1997] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en) en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het met zijn hand vastpakken van een onderarm [slachtoffer 4] en/of het vastpakken van de bagagedrager van de fiets [slachtoffer 4], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 4 - artikelen 45 en 246 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 15 oktober 2007 te Bennekom, gemeente Ede,, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 5] [geboortedatum 1998] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het met zijn hand betasten van haar kruis/vagina en/of billen en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds benaderen van [slachtoffer 5] en/of zodanig onverwachts en/of snel handelen dat [slachtoffer 5]
niet de gelegenheid had om zich daartegen te verweren en/of zich daaraan te onttrekken;
(incident 5 - artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
Ter terechtzitting zullen onderstaande strafbare feiten ter kennis van de rechtbank worden gebracht. De rechtbank kan aldus bij de bepaling van de straf ook met die feiten rekening houden. Doet de rechtbank dat, dan kunt u die feiten als strafrechtelijk afgedaan beschouwen.
Aanranding van de volgende minderjarigen:
[slachtoffer 6] op 5 september 2007 te Doorwerth,
[slachtoffer 7] op 5 oktober 2007 te Doorwerth,
[slachtoffer 8] op 15 oktober 2007 te Doorwerth,
[slachtoffer 9] op 18 oktober 2007 te Renkum,
[slachtoffer 10] op 18 oktober 2007 te Doorwerth en
[slachtoffer 11] op 18 oktober 2007 te Renkum
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Beslissing omtrent verzoek aanhouding.
De officier van justitie heeft bij zijn requisitoir primair gevorderd om aanhouding van de behandeling van de zaak en verwijzing naar de rechter-commissaris in het arrondissement
’s-Hertogenbosch, voor een aanvullend onderzoek naar de geestvermogens van verdachte.
De officier van justitie voert daartoe aan dat er een discrepantie is in de conclusie tussen het onlangs van verdachte uitgevoerde Pro Justitia psychologisch onderzoek van de klinisch psycholoog en psychotherapeut drs. J.H.A.M. Kobussen en de conclusie na een intakegesprek met verdachte van de Forensische Psychiatrische Polikliniek van de GGZ Westelijk Noord Brabant. De psycholoog rapporteert dat een ambulante behandeling van verdachte bij de GGZ of een forensische kliniek onder toezicht van de reclassering kan volstaan, en de GGZ concludeert na een intakegesprek met verdachte dat een ambulante behandeling vanwege de zwaarte en complexiteit van de problematiek ontoereikend is.
De officier van justitie stelt dat hij nu, met name door de ernst van de strafbare feiten, zich onvoldoende voorgelicht acht omtrent de geestvermogens van verdachte, om alle opties voor afdoening van deze strafzaak open te houden.
De raadsman stelt dat de verdediging zich verzet tegen de door de officier van justitie gevorderde aanhouding van de behandeling. De raadsman voert daartoe aan dat meerdere gedragsdeskundigen vele uren met verdachte hebben gesproken en dat heeft geresulteerd in de in het dossier aanwezige rapportages. Alle deskundigen adviseren in de rapportage een ambulante behandeling. Deze zaak dient dan ook te worden afgedaan op basis van de thans in het dossier aanwezige stukken.
De raadsman voegt hieraan toe dat een aanhouding van de behandeling extra wrang voor verdachte is, omdat het initiatief voor een intakegesprek bij de GGZ van verdachte is uitgegaan. Als verdachte niet zelf had aangegeven nu al met een behandeling te willen starten, dan was deze zitting was afgedaan op basis van de aanwezige stukken.
De rechtbank wijst het verzoek af tot aanhouding van de behandeling en verwijzing naar de rechter-commissaris voor een aanvullend onderzoek naar de geestvermogens van verdachte.
De rechtbank vindt zich voldoende geïnformeerd is over de persoon van verdachte voor enig te nemen beslissing in deze zaak.
De bewijsbeslissing t.a.v. feit 4.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Aan verdachte is een poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 4] tenlastegelegd. In juridische zin is er sprake van aanranding van de eerbaarheid als iemand wordt gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen.
In het onder 4 tenlastegelegde bestaat de ontuchtige handeling uit het ‘betasten van de onderarmen’ van aangeefster. Een vast uitgangspunt voor de rechtbank bij het beoordelen van ontuchtige handelingen is, dat deze handelingen van seksuele aard zijn en strijdig met de sociaal-ethische norm.
Naar het oordeel van de rechtbank is de gedraging van verdachte, het vastpakken van de onderarm van [slachtoffer 4], naar haar uiterlijke verschijningsvorm niet te kwalificeren als een poging tot ontuchtig handelen. Die handeling is immers niet te kwalificeren als het begin van een handeling die, als zij volledig was uitgevoerd, van seksuele aard is en strijdig met een sociaal-ethische norm.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaringen van verdachte als bedoeld in artikel 359, lid 3 van het
Wetboek van Strafvordering [1] [2]
- de aangifte van [slachtoffer 1] [3]
- de aangifte van [slachtoffer 2] [4]
- de aangifte van [slachtoffer 3] [5]
- de aangifte van [slachtoffer 5] [6],
wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 5 oktober 2007 te Berghem, door een feitelijkheid [slachtoffer 1] [geboortedatum 1992] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het met zijn hand betasten van haar kruis, en bestaande die feitelijkheid uit het benaderen van [slachtoffer 1] en zodanig onverwachts en snel handelen dat [slachtoffer 1] niet de gelegenheid had om zich daartegen te verweren en/of zich daaraan te onttrekken.
2.
op 5 oktober 2007 te Berghem, door een feitelijkheid [slachtoffer 2] [geboortedatum 1994] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het met zijn hand betasten van haar kruis, en bestaande die feitelijkheid uit het benaderen van [slachtoffer 2] en zodanig onverwachts en snel handelen dat [slachtoffer 2] niet de gelegenheid had om zich daartegen te verweren en/of zich daaraan te onttrekken.
3.
op 11 oktober 2007 te Nuland, door een feitelijkheid [slachtoffer 3] [geboortedatum 1989] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het met zijn hand betasten van haar kruis, en bestaande die feitelijkheid uit het benaderen van [slachtoffer 3] en zodanig onverwachts en snel handelen dat [slachtoffer 3] niet de gelegenheid had om zich daartegen te verweren en/of zich daaraan te onttrekken.
5.
op 15 oktober 2007 te Bennekom, gemeente Ede,, door een andere feitelijkheid [slachtoffer 5] [geboortedatum 1998] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het met zijn hand betasten van haar kruis, en bestaande die feitelijkheid uit het benaderen van [slachtoffer 5] en zodanig onverwachts en snel handelen dat [slachtoffer 5] niet de gelegenheid had om zich daartegen te verweren en/of zich daaraan te onttrekken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 246.
De strafoplegging.
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het ad informandum gevoegde feit “[slachtoffer 11] op 18 oktober 2007 te Renkum” wettig en overtuigend bewezen worden verklaard en dat verdachte daarvoor wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt de deelname aan een ambulante behandeling bij GGZ of een forensische kliniek.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met het feit dat gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is en verdachte niet eerder voor dit soort feiten is veroordeeld.
De raadsman stelt voor dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd die gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast aan verdachte een voorwaardelijke werkstraf wordt opgelegd met als bijzonderde voorwaarde dat verdachte gedurende de aan deze voorwaardelijke werkstraf te koppelen proeftijd, zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt de deelname aan een ambulante behandeling bij GGZ of een forensische kliniek.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over een passende afdoening van deze zaak, heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met name wordt verdachte ernstig aangerekend dat hij in een reeks van aanrandingen bij minderjarige meisjes ontuchtige handelingen heeft gepleegd die, zo blijkt uit de aangiften,
een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van deze slachtoffers en het is bekend dat bij slachtoffers van deze misdrijven gedurende lange tijd gevoelens van onrust en onveiligheid (kunnen) blijven bestaan. Voorts dragen de door verdachte gepleegde serie aanrandingen bij aan het toenemen van het gevoel van onveiligheid van de samenleving.
Ten aanzien van de persoon van verdachte zal de rechtbank bij de strafoplegging in het bijzonder
rekening houden met de omstandigheid dat uit het Pro Justitia onderzoek omtrent de
geestvermogens van verdachte, uitgevoerd door de klinisch psycholoog en psychotherapeut
drs. J.H.A.M.Kobussen, blijkt dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verminderde
mate aan hem kunnen worden toegerekend. Dit rapport houdt onder meer zakelijk weergegeven
in: “Bij betrokkene is sprake van een parafilie, welke geluxeerd wordt door de aanwezigheid
van stressvolle omstandigheden. Verder wordt de persoonlijkheid van betrokkene gekenmerkt
door narcistische trekken. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. Dit heeft betrokkene
in lichte mate beperkt in zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde.
Betrokkene wordt als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar geacht.”
Voorts laat de rechtbank bij de strafoplegging meewegen dat verdachte ter zitting er blijk van
heeft gegeven dat hij zich bewust is van de ontoelaatbaarheid van zijn handelen en zich bereid
heeft getoond zich in verband met zijn psychische problemen zoals die uit het omtrent hem
uitgebracht psychologisch rapport naar voren zijn gekomen, ambulant te laten behandelen.
Ook wordt rekening gehouden met het feit dat verdachte zelf is getroffen door de gevolgen van de door hem gepleegde strafbare feiten. Verdachte is in verband met de door hem gepleegde strafbare feiten door zijn werkgever ontslagen.
Tot slot zal de rechtbank bij de strafoplegging mede in aanmerking nemen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een vijftal op de dagvaarding vermelde ad informandum gevoegde zaken, voor welke feiten verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd.
Het zesde ad informandum gevoegde feit, de zaak “[slachtoffer 11] op 18 oktober 2007 te Renkum” wordt niet meegenomen omdat verdachte dit feit heeft ontkend.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een gevangenisstraf en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Overeenkomstig het advies in het omtrent verdachte uitgebracht voorlichtingsrapport van de Reclassering zal een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de bijzondere voorwaarde naleeft dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.
Omdat in deze zaak er sprake is van een situatie waarin er rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank de proeftijd vaststellen op 4 jaar. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De beslissing.
De rechtbank
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij,
verklaart het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven,
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
T.a.v. feit 2:
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
T.a.v. feit 3:
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
T.a.v. feit 5:
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en veroordeelt verdachte tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaren en de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt de deelname aan een ambulante behandeling bij GGZ of een forensische kliniek.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht.
- een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De rechtbank heft het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis op met
ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het
onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.W. van den Heuvel, voorzitter,
mr. J.J.H. Bruggink en mr. G.J. Holtkamp, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 25 maart 2008.
Mr. E.W. van den Heuvel en mr. G.J. Holtkamp zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[1] processen-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen het dossier de regiopolitie Brabant-Noord, district Maasland, met dossiernummer PL2140/07-019572, dossier pagina 80 t/m 98.
[2] verklaring van verdachte, weergegeven in het proces-verbaal ter terechtzitting van 11 maart 2008
[3] proces-verbaal van aangifte, opgenomen het dossier de regiopolitie Brabant-Noord, district Maasland, met dossiernummer PL2140/07-019572, pagina 24
[4] proces-verbaal van aangifte opgenomen het dossier de regiopolitie Brabant-Noord, district Maasland, met dossiernummer PL2140/07-019572, pagina 32
[5] proces-verbaal van aangifte opgenomen het dossier de regiopolitie Brabant-Noord, district Maasland, met dossiernummer PL2140/07-019572, pagina 39
[6] proces-verbaal van aangifte opgenomen het dossier de regiopolitie Gelderland-Midden, met dossiernummer PL0740/07-008124, pagina 72
??
??
??
??