ECLI:NL:RBSHE:2008:BD2908
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in echtscheidingsprocedure onder Brussel IIbis-verordening
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, staat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een echtscheidingsprocedure centraal. De zaak betreft een verzoek tot echtscheiding van de man, die woonachtig is in Oostenrijk, terwijl de vrouw in Nederland woont. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere stukken en brieven van de procureurs van beide partijen, waarin de bevoegdheid van de Oostenrijkse rechter, het Bezirksgericht Salzburg, aan de orde is gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tussen dezelfde partijen in twee verschillende lidstaten, Oostenrijk en Nederland, echtscheidingsprocedures aanhangig zijn. Op basis van artikel 19 lid 1 van de Brussel IIbis-verordening heeft de rechtbank de behandeling van de zaak aangehouden totdat de Oostenrijkse rechter zich al dan niet bevoegd acht om van het verzoek tot echtscheiding kennis te nemen.
De rechtbank overweegt dat het Bezirksgericht Salzburg heeft geoordeeld dat het zich bevoegd acht om van het verzoek tot echtscheiding kennis te nemen. De vrouw betwist de juistheid van dit oordeel, maar de Nederlandse rechter kan daarover niet oordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het oordeel van het Bezirksgericht Salzburg. De rechtbank concludeert dat de stellingen van de vrouw met betrekking tot de bevoegdheid van de Oostenrijkse rechter niet kunnen worden gehonoreerd.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank zich onbevoegd om van het verzoek tot echtscheiding kennis te nemen en verwijst de zaak naar het Bezirksgericht Salzburg. De beslissing houdt in dat de griffier een afschrift van de beschikking en het procesdossier onverwijld naar het Bezirksgericht te Salzburg zal toezenden. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij ieder van de partijen de eigen kosten draagt.