ECLI:NL:RBSHE:2008:BD6904
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- F. van Laanen
- K. Visser
- M. Lammers
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden ter behandeling van verslavingsproblematiek
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 14 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 maart 2008 in Nuland een tas met inhoud heeft gestolen, toebehorende aan een ander. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte heeft tijdens de zitting een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank heeft op basis van deze verklaring en de aangifte van het slachtoffer geoordeeld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal, zoals omschreven in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar geëist, maar de rechtbank heeft besloten om geen ISD-maatregel op te leggen. In plaats daarvan heeft de rechtbank gekozen voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 260 dagen, waarvan 130 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder de verplichting voor de verdachte om zich te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek bij Novadic Kentron, afdeling Dienst Verblijf Motivatie (DVM) in Vught. De rechtbank heeft geoordeeld dat het onvoorwaardelijk opleggen van een ISD-maatregel niet passend is, gezien de motivatie van de verdachte om zich te laten behandelen en de noodzaak van behandeling ter voorkoming van recidive.
De rechtbank heeft benadrukt dat de detentie en de behandeling naadloos op elkaar moeten aansluiten en dat een voorwaardelijke ISD-maatregel niet mogelijk is in combinatie met een gevangenisstraf. De rechtbank heeft de verdachte een laatste kans gegeven om de nodige behandeling te volgen buiten het kader van een ISD-maatregel, en heeft de beslissing gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door mr. F. van Laanen, voorzitter, en mr. K. Visser en mr. M. Lammers, leden, in tegenwoordigheid van griffier L. Scholl.