2.3. Eiser heeft aan zijn vordering - voor zover te dezen van belang en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. In eerste instantie heeft gedaagde het standpunt ingenomen dat er geen sprake was van een OR, daar het besluit tot instelling van die OR niet bij de bedrijfscommissie zou zijn gemeld. Toen gedaagde was gebleken dat er wel degelijk sprake was van een ondernemingsraad, werd door gedaagde een aantal omstandigheden naar voren gebracht, welke een opheffing van eiser zou billijken. Eiser beschouwt deze omstandigheden niet als belangrijke omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 2 WOR. Dat het hier om gezochte argumenten gaat, blijkt uit het schrijven van de heer [x] van 9 april 2008, waarin wordt opgemerkt dat het aantal werknemers bepalend is en een PVT meer aansluit bij de schaalgrootte van de onderneming. Gedaagde wil kennelijk van haar OR af. Onder verwijzing naar de Memorie van Toelichting op artikel 5 lid 2 WOR en de parlementaire behandeling betoogt eiser dat een OR niet al te gemakkelijk kan worden opgeheven; dat sprake moet zijn van een belangrijke wijziging van omstandigheden, in welk kader als voorbeeld wordt gegeven een belangrijke vermindering van het aantal werknemers, en dat ook een rol aan de achterban van eiser wordt toegekend.
Toen gedaagde in 2005 welbewust overging tot continuering van de OR bedroeg het aantal werknemers binnen gedaagde 24. Nu in 2008 bedraagt het aantal 36. De belangrijke wijziging van omstandigheden kan daarin dus niet gelegen zijn.
De achterban van eiser heeft zich blijkens het aantal handtekeningen op de overgelegde productie uitgesproken voor continuering van de OR . Bovendien is gebleken dat niemand gehoor heeft gegeven aan de oproep van de directie van gedaagde zich kandidaat te stellen voor de PVT. Gedaagde geeft weliswaar een aantal wijzigingen weer, maar beargumenteert niet waarom deze wijzigingen zouden moeten leiden tot opheffing van de OR.
Voorts merkt eiser op dat er geen sprake is van meerdere directe betrokkenheid van het management op locaal niveau door de komst van de huidige bestuurder, [de heer x] eind vorig jaar. Eiser maakt bezwaar tegen de kwalificatie dat zij onder de vorige directeur als doorgeefluik van de directie fungeerde. Mevrouw [Y] had geen spreekbuis nodig. Evenmin is er sprake van een extra managementlaag in ’s-Hertogenbosch, zodat ook daarin geen wijziging van omstandigheden is te vinden.
Van het sluiten van productiefaciliteiten was al sprake vóór 2004 en bovendien betroffen die productiefaciliteiten ompakactiviteiten van zeer geringe omvang.
Eiser ziet niet in hoe een wijziging op het terrein van de IT als een belangrijke wijziging van omstandigheden zou kunnen worden beschouwd die de opheffing van de OR zou billijken.
Dat een wijziging op het terrein van de financiën - geen consolidatie meer van de cijfers uit Scandinavië met die van de Benelux – tot veel minder werkzaamheden zou leiden en een belangrijke wijziging zou opleveren wordt betwijfeld.
Ook de veranderingen op het terrein van de marketing waren al lang aan de orde, terwijl niet valt in te zien waarom er sprake zou zijn van een belangrijke wijziging.
Veranderingen in het SSL-concern hebben geen essentiële veranderingen teweeg gebracht voor de onderneming van gedaagde te ’s-Hertogenbosch.
De meest wezenlijke verandering is dat er sprake is van een nieuwe bestuurder.
Eiser is van mening dat het het meest adequaat is om de huidige vorm van medezeggenschap te continueren totdat de rechter zich in een bodemprocedure heeft uitgesproken. Eiser wijst op het bijna unanieme geluid uit het personeelsbestand.
De periode voor eiser loopt op 18 juli 2008 af, waarna er in die zin geen medezeggenschap meer bestaat. Nu de bevoegdheden van een PVT niet zijn gelijk te stellen met die van een OR, heeft eiser een spoedeisend belang bij de onderhavige vordering.