ECLI:NL:RBSHE:2008:BD9136

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
175052 - KG ZA 08-287
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving verkrijgende verjaring door bewaarder van het Kadaster

In deze zaak vorderde eiser, [eiser], een bevel tot inschrijving van een notariële akte van eigendomsverkrijging in de Kadastrale registers, na te hebben gesteld dat hij door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van een strook grond. De bewaarder van het Kadaster had geweigerd deze inschrijving te doen, omdat de notaris een verklaring had afgegeven waarin stond dat hij niet kon voldoen aan de vereisten voor inschrijving. Eiser stelde dat hij de strook grond al meer dan 30 jaar in gebruik had en dat hij recht had op inschrijving. Gedaagde, [gedaagde J], voerde aan dat eiser niet het bezit had gehad van de strook grond, maar slechts als houder had gefunctioneerd, en dat er dus geen sprake was van verkrijgende verjaring. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij het bezit van de strook grond had verkregen. De rechter concludeerde dat de weigering van de bewaarder van het Kadaster om de akte in te schrijven niet onterecht was, en wees de vorderingen van eiser af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 175052 / KG ZA 08-287
Vonnis in kort geding van 30 juli 2008
in de zaak van
1. [eiser] en
2. [eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. M.G. Spijker,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden,
in persoon verschenen,
bijgestaan door mr. E.M.G. Wolters (ARAG Rechtsbijstand)
en
3. de rechtspersoon DE BEWAARDER VAN HET KADASTER EN DE OPENBARE REGISTERS,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. I.S.T.A. van Riet te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiser] (enkelvoud), [gedaagde J] (enkelvoud) en de bewaarder van het Kadaster genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Na dagvaarding heeft een behandeling ter terechtzitting plaatsgevonden.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] en [gedaagde J] zijn buren van elkaar en wonen beiden aan [adres], op respectievelijk nummer [..] en nummer [..]. [gedaagde J] heeft de woning gekocht van familie [B], die het op haart beurt weer heeft verkregen van de weduwe [G].
2.2. [eiser] heeft ruim 37 jaar geleden van de weduwe [G] een strook grond in gebruik gekregen van 12 meter lang en 9 centimeter breed. [eiser] heeft de strook beplant en onderhouden en heeft deze ook thans nog in gebruik.
2.3. [gedaagde J] is voornemens een aanbouw te realiseren aan hun woning op enkele centimeters naast de bij [eiser] in gebruik zijnde strook grond.
2.4. [eiser] stelt als gevolg van verjaring eigenaar te zijn geworden van de strook grond en wenst daartoe inschrijving van de notariële akte van eigendomsverkrijging in de Kadastrale registers. [gedaagde J] weigert daaraan zijn medewerking te verlenen. De bewaarder van het Kadaster heeft de verklaring van de notaris daarom ingeschreven in het register van voorlopige aantekeningen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat – de bewaarder van het Kadaster te bevelen over te gaan tot inschrijving van de verklaring van notaris mr. R.Th.J.M. Hetterschijt d.d. 18 april 2008, onder veroordeling van [gedaagde J] in de proceskosten.
3.2. [eiser] legt daaraan, samengevat, het volgende ten grondslag.
Hij is door verkrijgende verjaring eigenaar geworden van de strook grond.
Nu de bewaarder weigert de eigendomsverkrijging in te schrijven, is volgens artikel 37 ld 2 Kadasterwet in samenhang met artikel 3:20 BW daarvoor een rechterlijk bevel vereist.
3.3. [gedaagde J] voert daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
[eiser] heeft onvoldoende spoedeisend belang bij het gevorderde.
Van verkrijgende verjaring is geen sprake, nu [eiser] niet het bezit heeft gehad van de strook grond, maar daarvan slechts houder is (geweest). Derhalve bestaat geen aanleiding tot wijziging van de kadeastrale registers.
3.4. De bewaarder van het Kadaster heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechter.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang van [eiser] bij het verkrijgen van een bevel tot inschrijving van de eigendomsverkrijging door verjaring vloeit reeds voort uit het feit dat [gedaagde J] voornemens is om op korte termijn vlak naast de strook grond een aanbouw te realiseren, waartegen [eiser] zich in rechte wenst te verzetten.
4.2. Artikel 34 van de Kadasterwet schrijft voor dat ter inschrijving van een verjaring in de openbare registers een afschrift van een door de notaris met inachtneming van artikel 37 van die wet opgemaakte verklaring wordt aangeboden. Artikel 37 luidt als volgt:
“1. Een notariële verklaring, als bedoeld in de artikelen 26, 30, 34 en 36, houdt behalve hetgeen in deze artikelen is voorgeschreven, tevens in een verklaring van de notaris:
a. hetzij dat allen die als partij bij het in te schrijven feit betrokken zijn aan de notaris hebben medegedeeld met de inschrijving in te stemmen;
b. hetzij dat bewijsstukken aan hem zijn overgelegd en aan de verklaring gehecht, die genoegzaam aantonen dat het in te schrijven feit zich inderdaad heeft voorgedaan dan wel, in geval van een verklaring als bedoeld in artikel 36, tweede lid, dat het recht bestaat;
c. hetzij dat hij niet aan het onder a en b gestelde kan voldoen.
2. In het in het eerste lid, onder c, bedoelde geval boekt de bewaarder de aanbieding van de notariële verklaring slechts in het register van voorlopige aantekeningen en kan inschrijving alleen plaatsvinden op bevel van de rechter. Het tweede, derde en vierde lid, eerste volzin, alsmede het vijfde en zesde lid van artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat het bevel slechts wordt gegeven, indien de eiser naast de bewaarder allen die als partij bij het in te schrijven feit zijn betrokken, tijdig in het geding heeft geroepen.
3. De kosten van het geding blijven voor rekening van de eiser, tenzij de vordering ondanks verweer wordt toegewezen, in welk geval degene die het verweer heeft gevoerd in de kosten wordt veroordeeld.
4. Wanneer het aangeboden stuk ook overigens niet aan de vereisten voor inschrijving voldoet, vermeldt de bewaarder bij de voorlopige aantekening tevens de gerezen bedenkingen en is artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in dier voege van toepassing dat het daarbedoelde bevel slechts tezamen met dat uit hoofde van het tweede lid kan worden gevorderd.”
4.3. In het onderhavige geval heeft de notaris een verklaring afgegeven als bedoeld in het eerste lid onder c, derhalve dat hij niet aan het onder a en b van dat lid gestelde kan voldoen. Ingevolge het tweede lid van artikel 37 kan inschrijving in dat geval alleen plaatsvinden op bevel van de rechter. Dat bevel wordt door de voorzieningenrechter ingevolge het tweede lid van artikel 3:20 BW, dat in lid 2 van artikel 37 Kadasterwet van overeenkomstige toepassing is verklaard, gegeven indien de weigering tot inschrijving door de bewaarder van het Kadaster onterecht is geschied.
4.4. Kern van dit kort geding is derhalve de vraag of voldoende aannemelijk is dat die weigering onterecht is. Dat is het geval, indien de aan de notaris overgelegde bewijsstukken genoegzaam aantonen dat inderdaad sprake is van verjaring en de notaris dus ten onrechte heeft verklaard dat hij niet een verklaring als bedoeld onder b van het eerste lid van artikel 37 Kadasterwet kan afgeven omdat de aan hem voorgelegde bewijsstukken niet genoegzaam aantonen dat de verjaring zich heeft voorgedaan.
4.5. Door [eiser] is als bewijs van de hem gestelde verjaring een viertal tekstueel exact gelijkluidende verklaringen overgelegd, ondertekend door familieleden van [eiser] ([............]) en de zoon en dochter van de weduwe [G] ([...................]). De tekst van de verklaringen luidt als volgt:
“Hierbij verklaar ik, dat de familie [van eiser], het betreffende stuk grond, dat kadastraal ingeschreven staat bij [adres], al 30 tot 35 jaar in gebruik en in onderhoud heeft. “
4.6. Naar het oordeel van de rechter tonen genoemde verklaringen, mede in het licht van het verhandelde ter zitting, waar de verjaring door [gedaagde J] gemotiveerd is betwist, niet genoegzaam aan dat [eiser] door verjaring eigenaar is geworden van de strook grond. Nog daargelaten de vraag welke waarde moet worden toegekend aan vooraf opgestelde verklaringen die zijn ondertekend door familieleden, staat in die verklaringen niet meer dan dat [eiser] de strook grond reeds lange tijd in gebruik en onderhoud heeft. Voor verkrijgende verjaring is echter vereist dat [eiser] het bezit heeft gehad van de strook grond (art. 3:99 BW). Hij dient met andere woorden de strook grond voor zichzelf te hebben gehouden (art. 3:107 BW). Of dat het geval is, wordt ingevolge het bepaalde in artikel 3:108 BW beoordeeld naar verkeersopvattingen met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3:109 tot en met 117 BW en overigens op grond van uiterlijke feiten.
4.7. Naar het oordeel van de rechter leidt toepassing van het vorenstaande tot de conclusie dat voorshands onvoldoende aannemelijk is dat [eiser] het bezit van de strook grond heeft verkregen. [eiser] heeft destijds naar eigen zeggen de strook grond in gebruik genomen nadat de toenmalige eigenaresse daarvan, de weduwe [G], bij monde van haar zoon had aangegeven dat [eiser] de strook mocht gebruiken als hij deze zou opruimen en onderhouden, omdat mevrouw [G] daartoe zelf niet meer in staat was. Die verklaring wijst er naar het oordeel van de rechter niet op dat zij het bezit van de strook aan [eiser] heeft willen overdragen, maar veeleer dat [eiser] de strook als houder mocht gebruiken in ruil voor het verzorgen van het onderhoud ervan. Dat [eiser] de strook grond vervolgens al die tijd is blijven gebruiken en ook feitelijk bij zijn tuin heeft getrokken door het aanbrengen van een erfafscheiding van golfplaten, maakt dat niet anders.
4.8. Gelet op het vorenstaande is voorshands onvoldoende aannemelijk dat de bewaarder van het Kadaster ten onrechte heeft geweigerd de notariële akte van eigendomsverkrijging in de openbare registers in te schrijven. Voor het geven van een bevel daartoe bestaat derhalve geen grond, zodat de vordering zal worden afgewezen.
4.9. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde J] tot op heden begroot op € 1.070,00 en aan de zijde van de bewaarder van het Kadaster op € 500,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2008.