vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825003-08
Datum uitspraak: 19 augustus 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonplaats] [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 augustus 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 april 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 1 januari 2008 in de (intercity)trein op het traject tussen Helmond en Deurne, althans te Deurne, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) de keel van [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 jo artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 1 januari 2008 in de (intercity)trein op het traject tussen Helmond en Deurne, althans te Deurne, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Ik breek je in
tweeën. Ik ben erg sterk.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Blijkens de aangifte van [slachtoffer 1],1 de aangifte van [slachtoffer 2]2 en de verklaring van verdachte3 staat vast dat het volgende heeft plaatsgevonden.
Op 1 januari 2008 heeft verdachte in de intercitytrein op het traject Helmond-Deurne de keel van hoofdconducteur [slachtoffer 1] dichtgeknepen. Hij drukte de keel van [slachtoffer 1] met een constante druk dicht ten gevolge waarvan [slachtoffer 1]’ adamsappel werd ingedrukt. [slachtoffer 1] kreeg hierdoor bijna geen lucht meer. Verdachte zei daarbij de woorden: “Ik maak je kapot” en “Weet je wel hoe sterk ik ben”. [slachtoffer 1] voelde zich door deze woorden van verdachte bedreigd.
De wurggreep van verdachte bij [slachtoffer 1] werd door machinist [slachtoffer 2] beëindigd, door de handen van verdachte met kracht los te trekken van de keel van [slachtoffer 1]. Verdachte keerde zich vervolgens jegens [slachtoffer 2] en zei daarbij de woorden: “Ik maak je dood. Ik maak je kapot. Ik breek je in tweeën. Ik ben erg sterk.” [slachtoffer 2] voelde zich door verdachte ten gevolge van deze woorden (en de kort tevoren door hem beëindigde wurggreep) bedreigd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tenlastegelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] en de onder 2 tenlastegelegde bedreiging van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2].
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman acht eveneens de onder 1 tenlastegelegde poging tot doodslag en de onder 2 tenlastegelegde bedreigingen jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van voornoemde vaststaande feiten, voortkomende uit de hiervoor genoemde aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank het onder 1 en 2 aan verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. op 1 januari 2008 in de intercitytrein op het traject tussen Helmond en Deurne, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met kracht de keel van [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. op 1 januari 2008 in de intercitytrein op het traject tussen Helmond en Deurne
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Ik breek je in tweeën. Ik ben erg sterk.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 285, 287.
De strafoplegging.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan
6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, met een proeftijd van 2 jaar. Voorts eist de officier van justitie met betrekking tot deze proeftijd de oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten reclasseringstoezicht waaronder psychotherapeutische behandeling en controle op alcoholmisbruik. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat een werkstraf gelet op de ernst van de onderhavige feiten niet aan de orde kan zijn. Hij neemt bij zijn eis in aanmerking dat de tenlastegelegde feiten niet in volledige mate aan verdachte zijn toe te rekenen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging pleit voor het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en voortzetting van de psychotherapeutische behandeling. De voortgang van deze behandeling zou ter beoordeling kunnen staan van psychotherapeut Scheepers van Psycho Plus te Helmond, waar verdachte reeds onder behandeling is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank voorts enerzijds rekening houden met de uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid ten bezware van verdachte, dat verdachte met zijn gewelddadige gedragingen hoofdconducteur [slachtoffer 1] groot leed heeft berokkend. De rechtbank neemt hierbij niet alleen in aanmerking dat [slachtoffer 1] ten gevolge van de wurggreep zijn strottenhoofd heeft gekneusd, maar ook dat de door verdachte gepleegde feiten grote impact hebben (gehad) op het functioneren van [slachtoffer 1]. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting en het door [slachtoffer 1] ingevulde voegingsformulier gaan zijn psychisch welzijn en werkzaamheden bij de Nederlandse Spoorwegen hieronder in ernstige mate gebukt.
Ook voor [slachtoffer 2] heeft het gebeuren nadelige effecten gesorteerd, nu – blijkens het door hem ingevulde voegingsformulier – ten gevolge daarvan onder meer zijn werkplezier is aangetast.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen strafmatigende omstandigheid dat verdachte terzake strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde strafbare feiten niet eerder tot straf werd veroordeeld. Voorts heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet. De rechtbank heeft de overtuiging dat verdachte door zijn gedrag is vervuld met schaamte en schuldgevoelens. Mede op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten kennelijk kunnen worden gezien als een eenmalige misstap. Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat verdachte reeds stappen heeft ondernomen om zijn persoonlijke omstandigheden te wijzigen, teneinde soortgelijk gedrag in de toekomst te voorkomen. Verdachte heeft zich onder behandeling gesteld van de heer Scheepers van Psycho Plus te Helmond en heeft zijn alcoholmisbruik aangepakt.
Ten slotte houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapport van psycholoog drs. S. Dijkema van
22 april 2008, waaruit blijkt dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in licht verminderde tot verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde, gelet op de reeds geschetste persoonlijke omstandigheden van verdachte, voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] moet worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte refereert zich op dit onderdeel aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezenverklaarde feiten toegebrachte schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
Aangezien aldus aan verdachte meerdere verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van benadeelde partij
[slachtoffer 2] moet worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte refereert zich op dit onderdeel aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
Aangezien aldus aan verdachte meerdere verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Poging tot doodslag.
T.a.v. feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd laat controleren op alcoholmisbruik en de reeds ingezette psychotherapeutische behandeling dient voort te zetten.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
T.a.v. feit 1, feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1034,00 subsidiair 20 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1034,00 (zegge: duizendenvierendertig euro), bestaande uit EUR 34,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening, voor materiële schade, en EUR 1000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot de dag der algehele voldoening, voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 1034,00 (zegge: duizendenvierendertig euro), bestaande uit EUR 34,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening, voor materiële schade, en EUR 1000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot de dag der algehele voldoening, voor immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 150,00 (zegge: honderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot de dag der algehele voldoening, voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van EUR 150,00 (zegge: honderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot de dag der algehele voldoening, voor immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 3 januari 2008 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.H. Bruggink, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. F. van Laanen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.N. Guntenaar, griffier,
en is uitgesproken op 19 augustus 2008.
1 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 1 januari 2008 (p. 19-22).
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 1 januari 2008 (p. 34-35).
3 Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 5 augustus 2008.