ECLI:NL:RBSHE:2008:BF6914

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825313-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting wegens gebrek aan objectief bewijs

In deze zaak, die op 6 oktober 2008 door de Rechtbank 's-Hertogenbosch werd behandeld, stond de verdachte terecht op beschuldiging van verkrachting. De tenlastelegging betrof meerdere seksuele handelingen die zouden zijn verricht tegen de wil van de aangeefster, een licht verstandelijk gehandicapte vrouw. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een aangifte van de aangeefster op 13 maart 2008, waarin zij de verdachte beschuldigde van seksueel misbruik in de periode van november 2007 tot en met februari 2008. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de seksuele handelingen op initiatief van de aangeefster plaatsvonden.

Tijdens de zitting op 22 september 2008 werd de zaak besproken, waarbij de officier van justitie de verklaringen van de aangeefster als geloofwaardig beschouwde en een gevangenisstraf van 21 maanden eiste. De verdediging pleitte voor vrijspraak, wijzend op het ontbreken van objectief bewijs en de mogelijkheid dat de aangeefster vrijwillig had ingestemd met de seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te staven. Er was geen rechtstreeks objectief bewijs dat de seksuele handelingen tegen de wil van de aangeefster hadden plaatsgevonden.

De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de verdachte en de aangeefster niet in overeenstemming waren en dat er geen overtuiging bestond dat de verdachte psychische druk op de aangeefster had uitgeoefend. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte van het hem tenlastegelegde feit was vrijgesproken. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partij in de kosten van de verdachte, die op nihil werden begroot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825313-08
Datum uitspraak: 06 oktober 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948,
wonende te [woonplaats], [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 september 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 augustus 2008. De tenlastelegging
is op vorderingen van de officier van justitie ter terechtzitting van 22 september 2008 gewijzigd. Van deze vorderingen zijn kopieën aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijzigingen is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks van 1 november 2007 tot en met 25 februari 2008 te
Helmond, meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan
van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende
verdachte zijn vinger(s) en/of zijn penis in de vagina en/of mond van die (slachtoffer)
gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
verdachte, met behulp van zijn fysiek en geestelijk overwicht op [slachtoffer]
-die [slachtoffer] onverhoeds bij haar borsten heeft gepakt en haar kleding
heeft uitgetrokken en/of
-(met kracht) zijn vinger(s) en/of zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
-de handen van die [slachtoffer] op het moment dat zij hem afweerde heeft
weggeduwd en/of vervolgens is doorgegaan door met zijn handelingen en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij op bed moest gaan liggen als
zij iets fout had gedaan en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat haar
vriend haar niet zou geloven als zij het zou vertellen en/of haar vriend haar huis uit zou
zetten en/of
-(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(Artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Op 13 maart 2008 doet de 24-jarige [slachtoffer] aangifte van seksueel misbruik gepleegd door verdachte. De licht verstandelijke gehandicapte aangeefster legt diezelfde dag in een studioverhoor een nadere verklaring af en beticht verdachte, een vriend van haar vriend [vriend], ervan dat hij in de periode november 2007 t/m 25 februari 2008 haar in haar woning te Helmond gedurende een vijftal incidenten tegen haar zin seksueel zou hebben misbruikt. Hierbij zou onder meer sprake zijn geweest van het betasten van haar borsten, vingeren, pijpen en penetratie middels zijn vingers en penis. Verdachte zou hierbij ook klaar zijn gekomen in aangeefsters mond en vagina. Aangeefster voelde
zich tot de seksuele handelingen gedwongen omdat verdachte zou hebben benadrukt dat
de vriend van [slachtoffer], [vriend], haar toch niet zou geloven en zij door hem, [vriend], uit het huis zou worden gezet indien zij openheid van zaken zou geven. Tijdens het nadere studioverhoor op 27 augustus 2008 bevestigt aangeefster in grote lijnen haar eerdere verklaring.
[vriend] verklaart op 7 maart 2008 onder meer over hetgeen zijn vriendin [slachtoffer] hem over het seksueel misbruik door verdachte heeft verteld. Dit stemt in grote lijnen overeen met hetgeen aangeefster heeft verklaard.
Verdachte erkent van aanvang af dat hij tijdens een aantal incidenten seksuele handelingen
met aangeefster heeft verricht, bestaande uit het zich laten pijpen en het vingeren van aangeefster, doch dat dit telkens op uitdrukkelijk initiatief van aangeefster is geschied.
Verdachte verklaart dat hij zich telkens tot die handelingen voelde gedwongen omdat aangeefster anders zou zeggen dat verdachte haar had verkracht. Verdachte zou daardoor
in paniek zijn geraakt. Volgens verdachte heeft [slachtoffer] aangifte gedaan nadat hij op enig moment weigerde nog langer in haar seksuele behoefte te voldoen. [slachtoffer] zou nog diezelfde dag naar de politie zijn gestapt. Verdachte ontkent uitdrukkelijk dat hij aangeefster met zijn penis heeft gepenetreerd. Hij zou überhaupt nagenoeg niet in staat zijn een stijve penis te krijgen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij diverse keren op sluwe wijze door aangeefster, zijnde een licht verstandelijk gehandicapte, in een situatie werd gemanoeuvreerd waarin hij werd gedwongen tot het verrichten en ondergaan van seksuele handelingen niet geloofwaardig. De officier van justitie gaat uit van de juistheid van de inhoud van de verklaringen van aangeefster, inclusief de penetratie met de penis door verdachte, en acht dan ook de – kort gezegd – meerdere verkrachtingen van [slachtoffer] door verdachte bewezen. De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit vrijspraak omdat uit de wettige bewijsmiddelen niet overtuigend volgt dat aangeefster tot de tenlastegelegde seksuele handelingen zou zijn gedwongen. Volgens de raadsman kan op basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting niet worden uigesloten dat het initiatief tot de seksuele handelingen van aangeefster is uitgegaan en aldus sprake is geweest van ‘vrijwillig’ seksueel verkeer. De raadsman wijst op het ontbreken van objectieve bewijsmiddelen ter ondersteuning van de beschuldigingen van aangeefster alsmede op de inhoud van enkele rapportages betreffende aangeefster, waaruit onder meer afgeleid kan worden dat aangeefster een bijna dwangmatige aandachtsbehoefte heeft en vooral contact zoekt met mannelijke volwassenen en zich aan hen opdringt.
Tot slot pleit de raadsman tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Tegenover de beschuldiging
van aangeefster, herhaald in de de auditu-verklaring van [vriend], van onvrijwillig seksueel contact met verdachte staat de van aanvang af stellige ontkenning van verdachte van het onvrijwillige karakter van de seksuele handelingen. Gelet op het ontbreken van enig rechtstreeks objectief bewijs ter ondersteuning van de beschuldiging van aangeefster acht de rechtbank niet bewezen dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt daartoe dat zij niet de overtuiging heeft bekomen dat de verdachte psychische druk op aangeefster heeft uitgeoefend. De bewijsmiddelen houden weliswaar in dat de verdachte aangeefster in het vooruitzicht heef gesteld dat haar partner ([vriend]) haar zeker zou verlaten wanneer hij zou ontdekken wat er tussen aangeefster en verdachte had plaatsgevonden, doch uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte daardoor opzettelijk heeft veroorzaakt dat aangeefster de handelingen tegen haar wil onderging.
De vordering van de benadeelde partij.
Nu verdachte van het hem tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.
DE UITSPRAAK
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. J.A. van Biesbergen en mr. P.J. Neijt, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 6 oktober 2008.