ECLI:NL:RBSHE:2008:BG6203

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825496-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting in Genneperpark te Eindhoven met DNA-bewijs

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 9 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De feiten vonden plaats op 5 juni 2008 in het Genneperpark te Eindhoven, waar de verdachte de aangeefster, [slachtoffer 1], meermalen heeft gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de seksuele handelingen vrijwillig waren, maar de rechtbank heeft deze verklaring niet geloofwaardig geacht. De aangeefster heeft verklaard dat zij door de verdachte werd geslagen en gedwongen om seksuele handelingen te ondergaan, wat door forensisch bewijs werd ondersteund. Het DNA van de verdachte matchte met het DNA dat op de plaats delict was aangetroffen, wat leidde tot de overtuiging van de rechtbank dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 5.250,- aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825496-08
Datum uitspraak: 9 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats] [adres]
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 oktober 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 juni 2008 te Eindhoven (in/aan/bij het Genneperpark)
meermalen, althans eenmaal door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens)
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van [slachtoffer 1], hebbende verdachte;
zijn, verdachte's, penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van [slachtoffer 1] gebracht en gehouden en (daarbij) telkens een of meerdere op- en
neergaande bewegingen gemaakt en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte;
-[slachtoffer 1] heeft geleid naar een afgelegen en/of verlaten plek en/of
-de kleding van [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken, althans [slachtoffer 1] heeft
gedwongen haar kleding uit te doen en/of
-[slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal met kracht in het gezicht, althans
tegen het hoofd heeft geslagen en/of
-[slachtoffer 1] (aan haar voeten) over de grond heeft gesleept/gesleurd en/of
-(met kracht) aan de haren van [slachtoffer 1] heeft getrokken en/of
-[slachtoffer 1] daarbij op dreigende/agressieve manier heeft toegesproken en/of
(aldus) voor [slachtoffer 1] een (be)dreigende situatie heeft doen ontstaan;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 5 juni 2008 rond 05.05 uur komt bij de politie een melding binnen te gaan naar de [adres 1] te Eindhoven, omdat zich daar een vrouw bevindt die diezelfde nacht zou zijn verkracht in de omgeving van het prehistorisch dorp te Eindhoven. Verbalisanten gaan ter plaatse en treffen een hevig geëmotioneerde vrouw aan genaamd [slachtoffer 1]. Verbalisanten zien dat de vrouw verschillende blauwe plekken op en rondom haar gezicht heeft en dat haar kleding op diverse plaatsen verkleurd en bevuild is1.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij seks heeft gehad met aangeefster, maar dat dit geheel vrijwillig is geschied.
Ten aanzien van het DNA-onderzoek:
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte geen schriftelijke toestemming heeft verleend voor de afname van zijn DNA-materiaal in de zaak met parketnummer 01/825224-08. Het celmateriaal van verdachte is volgens de raadsman op 7 april 2008 in strijd met de wet (artikel 151a Sv en artikel 2 Besluit DNA-onderzoek) afgenomen en derhalve op onrechtmatige wijze verkregen. Het vervolgens van dit celmateriaal van verdachte afgeleide DNA-profiel is op 22 mei 2008 in de NFI-databank op genomen. Gelet op het feit dat niet op een ander moment en op rechtmatige wijze een DNA-profiel van verdachte is opgenomen in de databank dient volgens de raadsman te worden vastgesteld dat het DNA- profiel van verdachte onrechtmatig aanwezig was in de databank ten tijde van de match met het DNA-materiaal van verdachte op 15 augustus 2008.
Gelet op een arrest van het Hof Den Bosch d.d. 16 juli 2008 dient er bewijsuitsluiting plaats te vinden van de match van 15 augustus 2008 alsmede van de resultaten hierdoor verkregen.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte gelet op het bovenstaande vrij te spreken van het tenlastegelegde.
Ten aanzien van de tenlastegelegde dwang of het geweld:
De raadsman heeft vervolgens aangevoerd dat indien de rechtbank hem niet volgt in zijn verweer ten aanzien van het DNA-onderzoek hij van mening is dat uit het dossier een aantal feitelijkheden naar voren komt waardoor op zijn minst genomen twijfel ontstaat over de vraag of met voldoende overtuiging bewezen kan worden of er sprake was van geweld of dwang als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman geeft hiertoe onder meer als voorbeelden dat aangeefster die bewuste nacht fors onder invloed van alcohol was, niet naar huis was gegaan zoals zij tegen haar vriendin Mandy had gezegd, maar met twee jongens naar een nachtclub is gegaan en samen met verdachte een sigaret heeft gerookt. De raadsman is van mening dat gelet op het bovenstaande de overtuiging ontbreekt en verzoekt de rechtbank verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op grond van de aangifte van [slachtoffer 1], het uitgevoerde technisch onderzoek, het NFI-rapport inhoudende de DNA-match met verdachte, de verklaring van [vriendin van slachtoffer 1], het bij het slachtoffer geconstateerde letsel alsmede de verklaringen van buurtbewoners de tenlastegelegde verkrachting, meermalen gepleegd, wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het DNA-onderzoek:
De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit het proces-verbaal van verbalisant in de zaak met parketnummer 01/825224-08 blijkt dat verdachte vrijwillig heeft ingestemd met de afname van zijn DNA-materiaal. Verdachte heeft hiervoor echter niet willen tekenen. De officier van justitie is van mening dat het feit dat de officier van justitie hierop geen bevel heeft afgegeven geen schoonheidsprijs verdient. Verdachte is hierdoor echter niet in zijn belangen geschaad nu hij toestemming heeft gegeven tot de afname van zijn DNA-materiaal. Er dient geen bewijsuitsluiting plaats te vinden.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het DNA-onderzoek
Verdachte is als verdachte betrokken in een ander strafrechtelijk onderzoek in verband met een steekpartij. Verdachte is in deze zaak reeds gedagvaard voor de meervoudige kamer van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft nog geen vonnis gewezen. In het kader van dat andere strafrechtelijke onderzoek werd bij verdachte op 7 april 2008 wangslijm afgenomen. Het uit het wangslijm verkregen DNA werd overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut en opgenomen in de DNA-databank.2 Verdachte heeft voor de afname van wangslijm voor DNA-onderzoek toestemming verleend.Voormelde toestemming is echter niet schriftelijk, maar uitsluitend mondeling door verdachte gegeven. Deze mondelinge toestemming is vervolgens vastgelegd in een ambtsedig proces-verbaal, met de vermelding dat verdachte niet wenst te tekenen. .3 In het kader van het vooronderzoek in de onderhavige zaak werd op 8 augustus 2008 een koppeling gemaakt tussen bij het slachtoffer aangetroffen DNA en het van verdachte in de DNA-databank opgenomen DNA.
De afname van celmateriaal kan plaatsvinden met schriftelijke toestemming van verdachte (artikel 151a van het Wetboek van Strafvordering), of nadat een officier van justitie daartoe een bevel heeft gegeven (art. 151b van het Wetboek van Strafvordering). De rechtbank constateert dat in het onderhavige geval wel toestemming werd verkregen, maar dat niet aan de schriftelijkheidseis werd voldaan en dat evenmin een bevel door de officier van justitie is afgegeven.
Anders dan het geval was in het door de raadsman aangehaalde arrest van het Gerechtshof d.d. 16 juli 2008 (LJN: BF7373), is er in het Wetboek van Strafvordering noch het Besluit DNA-onderzoek, een rechtsregel op basis waarvan het niet voldoen aan de schriftelijkheidseis tot gevolg heeft dat het DNA-materiaal van verdachte uit de DNA-database had moeten worden verwijderd.
Indien er sprake is van een vormverzuim en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken moet de rechter beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden.
Daarbij dient rekening gehouden te worden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
De rechtbank zal met in achtneming van bovenstaande factoren toetsen of het ontbreken van schriftelijke toestemming, zoals de raadsman betoogt, tot gevolg moet hebben dat het betreffende DNA-profiel niet in de databank had mogen worden opgenomen. Indien deze vraag positief wordt beantwoord is vervolgens aan de orde de vraag of de in de onderhavige zaak verkregen DNA-match onrechtmatig is verkregen en moet worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank neemt bij het beantwoorden van de vraag het volgende in aanmerking:
- Het voorschrift van een schriftelijke vastlegging van de door een verdachte gegeven instemming, beoogt te voorkomen dat twijfel rijst over het vrijwillige karakter van de medewerking van de verdachte en om te waarborgen dat de verdachte wordt gewezen op de consequenties van zijn medewerking. (Kamerstuk 1998-1999, 26271, nr. 3, Tweede Kamer) De afname van DNA houdt immers een inbreuk op de lichamelijke integriteit van verdachte in en doordat dit DNA in een database wordt bewaard, werkt verdachte mogelijk mee aan zijn eigen veroordeling;
- In een ambtsedig proces-verbaal is door verbalisanten vastgelegd dat verdachte mondeling zijn toestemming heeft gegeven, maar vervolgens weigerde de bijbehorende formulieren te ondertekenen. Verdachte heeft niet betwist dat hij inderdaad mondeling toestemming heeft gegeven. De twijfel die schriftelijkheidseis beoogt te voorkomen, is dus in deze zaak niet gerezen;
- Aan alle overige wettelijke vereisten voor afname van DNA is voldaan;
- Bij het afnemen van celmateriaal bij verdachte, is gekozen voor de minst ingrijpende vorm, namelijk door middel van het afnemen van wangslijm.
De rechtbank is, met name nu er geen reden is te twijfelen aan de toestemming van verdachte, van oordeel dat onder de hiervoor geschetste omstandigheden niet kan worden gezegd dat het niet voldoen aan de schriftelijkheidseis een vormverzuim is van dien aard dat daardoor het DNA-profiel van verdachte niet in de DNA- databank had mogen worden opgenomen. Het resultaat van de vergelijking van het in deze zaak in het lichaam van het slachtoffer aangetroffen DNA met het DNA van verdachte in de databank kan derhalve tot het bewijs dienen.
De rechtbank overweegt het navolgende over de volgende bewijsmiddelen:
Op 7 juni 2008 en 8 juni 2008 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van verkrachting gepleegd in de nacht van woensdag 4 juni op donderdag 5 juni 20084.
Aangeefster heeft onder meer het volgende verklaard. Op woensdagavond is zij naar haar vriendin [vriendin van slachtoffer 1] gegaan en is zij daar rond 01.00 uur weg gegaan. Aangeefster herinnert zich dan dat ze in het park op het gras ligt, het Genneperpark te Eindhoven. Zij was daar door een voor haar onbekende man heen geleid. De voor haar onbekende man die haar heeft verkracht is bij haar. Aangeefster heeft “nee”gegild en riep dit steeds harder. Aangeefster voelde dat de man haar meerdere keren in haar gezicht sloeg. Hoe harder aangeefster gilde, hoe harder de man sloeg. Aangeefster voelde paniek en was bang. Aangeefster was doodsbang dat de man haar ging vermoorden en in het water zou gooien. Aangeefster verklaart dat het op dat moment 02.30 uur was. De man hield zijn hand voor haar mond als ze gilde. Aangeefster voelde dat ze met haar rug in de brandnetels lag en dat dit prikte. De man had een bruin bierflesje bij zich en heeft daaruit gedronken. De man sprak tegen haar op een kwade en agressieve manier. Het kwam erop neer dat ze stil moest zijn. De man domineerde aangeefster met de manier waarop hij sprak. De man heeft aangeefster toen verkracht. Aangeefster weet niet meer hoe haar kleding is uitgegaan. Kennelijk is haar kleding ook weer aangegaan, want later heeft de man haar kleding weer uitgedaan. Aangeefster weet niet meer hoe ze is verplaatst, maar op een gegeven moment lag ze op een andere plek in het park. Ze herinnert zich dat de man haar aan haar voeten vast had. De man trok aan haar voeten waardoor ze ongeveer 1,5 meter werd versleept. Aangeefster lag op haar buik en merkte dat haar broek en slip uitgingen doordat de man aan haar broekspijp trok. Aangeefster heeft voorts verklaard dat de man haar als eerste vaginaal heeft verkracht, dat was nog op de eerste plaats dichter bij het water. Ze heeft de man ook moeten pijpen. De man drukte haar hoofd tegen zijn penis aan. Nadat de man op de tweede plek haar slip en broek had uitgetrokken, was aangeefster van onderen helemaal naakt. De man pakte een tube foundation uit haar tas en zei dat hij dat mooi kon gebruiken. Aangeefster voelde dat de man met zijn penis in haar anus ging. Het deed heel veel pijn. De man ging met zijn penis op en neer in de anus van aangeefster. Vervolgens stopte de man de penis weer in de vagina van aangeefster. Aangeefster hield haar benen stijf bij elkaar, maar daardoor begon de man haar weer te slaan. De man zei tegen aangeefster dat ze mee moest werken. Aangeefster heeft dat toen gedaan. Op een gegeven moment stopte de man. Aangeefster is toen gaan zitten, maar de man duwde toen weer haar hoofd naar zijn penis waarna ze hem moest pijpen. Aangeefster heeft dat gedaan en rook en proefde de foundation aan de penis van de man. Op een gegeven moment is aangeefster gestopt. Aangeefster heeft haar kleding bij elkaar gezocht, met uitzondering van haar string, want die kon ze niet vinden. Aangeefster heeft verklaard dat zij en de man nog samen een sigaret hebben gerookt uit haar sigarettenpakje van het merk Pall Mall en dat ze bij de man is weggelopen.
Op 8 juni 2008 heeft aangeefster nog verklaard dat de man haar op de eerste plek aan haar haren had getrokken.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel aangeefster aangeeft waarschijnlijk door alcoholgebruik af en toe black-outs te hebben gehad die nacht en zich niet alles even goed kan herinneren, dit niet afdoet aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van haar aangifte, nu deze op essentiële punten wordt ondersteund door de hierna te noemen bewijsmiddelen.
Verdachte heeft op 27 augustus 2008 in raadkamer op de vordering tot gevangenhouding verklaard dat hij seks heeft gehad met aangeefster5.
De getuige [vriendin van slachtoffer 1] heeft op 7 juni 2008 bij de politie een verklaring afgelegd6.
Zij heeft verklaard dat aangeefster in de nacht van 5 juni 2008 rond 05.00 uur in haar kamer stond samen met [persoon 1]. Aangeefster was aan het huilen en de getuige hoorde [persoon 1] zeggen dat aangeefster was verkracht. De getuige zag dat aangeefster lichtbruine vlekken op haar broek had en dat er kleine takjes in haar roze fleecejas staken.
Op 5 juni 2008 en 8 juni 2008 is op de plaats van het delict technisch onderzoek
uitgevoerd7 8. Op de eerste plaats delict lag het hoge gras plat over een oppervlakte van ongeveer 6 meter bij 3 meter. Daar werden onder meer de volgende sporen aangetroffen en veiliggesteld: een bierflesje, een tube foundation, gras met haren foundationcrème, twee sigarettenpeuken en een pakje sigaretten van het merk Pall Mall.
Deze sporen komen overeen met de bijzondere details die aangeefster noemt in haar weergave van hoe het seksueel contact tussen haar en verdachte heeft plaatsgevonden.
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van DNA-materiaal op de hierboven genoemde goederen, alsmede is onderzoek verricht op een naar het NFI opgestuurde onderzoeksset zedendelicten van aangeefster [slachtoffer 1]9.
Het NFI heeft gerapporteerd dat in de bemonsteringen van de vagina, de introïtus en de binnenzijde van de labia van aangeefster sperma is aangetroffen. De spermacelfractie die is aangetroffen in de introïtus is aan een onderzoek onderworpen. Het NFI heeft vervolgens – kort gezegd - geconcludeerd dat de sperma afkomstig is van een onbekende man A, op de hals van de bierfles celmateriaal afkomstig van een onbekende man A zat en dat op de twee sigarettenpeuken celmateriaal zat dat afkomstig was van de onbekende man A. Het afgeleide DNA-hoofdprofiel van het sperma in de bemonstering van de introïtus is op 8 augustus 2008 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte. Dit betekent dat het sperma in de bemonstering van de introïtus afkomstig kan zijn van [verdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
Dit betekent tevens dat verdachte celdonor kan zijn van celmateriaal in de bemonsteringen van de hals van de bierfles en de filterpeuken10.
De forensisch arts H.P.J. Daemen heeft op 5 juni 2008 het volgende letsel bij aangeefster geconstateerd: hematomen op het gezicht en hoofd, een rood en gezwollen linkerooglid, rode striemen op de rug en achterbovenbenen en lichte vaginale verwondingen. Tevens is er in de vagina van aangeefster ogenschijnlijk haar eigen hoofdhaar en foundation aangetroffen11 12. Ook bevat het dossier foto’s waarop een deel van het letsel van aangeefster te zien is13.
Op grond van de vorenstaande bewijsmiddelen volgt de rechtbank verdachte niet in zijn verklaring dat hij op vrijwillige basis seksueel contact zou hebben gehad met aangeefster en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 juni 2008
[slachtoffer 1] heeft verkracht op de wijze zoals hierna bewezenverklaard.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 5 juni 2008 te Eindhoven in het Genneperpark door geweld of feitelijkheden
en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van [slachtoffer 1], hebbende verdachte;
zijn, verdachte's, penis in de vagina en de anus en de mond van [slachtoffer 1] gebracht en gehouden en daarbij telkens een of meerdere op- en
neergaande bewegingen gemaakt en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte;
-[slachtoffer 1] heeft geleid naar een afgelegen plek en
-de kleding van [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken, althans [slachtoffer 1] heeft
gedwongen haar kleding uit te doen en
-[slachtoffer 1] meermalen, met kracht in het gezicht, althans
tegen het hoofd heeft geslagen en
-[slachtoffer 1] aan haar voeten over de grond heeft gesleept en
-met kracht aan de haren van [slachtoffer 1] heeft getrokken en
-[slachtoffer 1] daarbij op dreigende/agressieve manier heeft toegesproken en
aldus voor [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 242.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft ter terechtzitting de rechtbank verzocht verdachte van het tenlastegelegde feit vrij te spreken en de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Door de black-outs van het slachtoffer en de weigering van verdachte volledig te verklaren is over de exacte aanleiding van de verkrachting weinig duidelijk geworden. De rechtbank weet bijvoorbeeld niet in welke toestand het slachtoffer voorafgaand aan de verkrachting verkeerde. Over hetgeen vervolgens is voorgevallen heeft de rechtbank wel informatie. In het holst van de nacht heeft verdachte het slachtoffer naar een afgelegen plek geleid en heeft hij haar daar op brute wijze verkracht, zoals blijkt uit de bewezenverklaring. Het behoeft weinig betoog dat verdachte door zijn handelen een grove inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Verdachte heeft zich vervolgens om het lot van het slachtoffer volstrekt niet bekommerd. Het bewezenverklaarde feit moet voor het slachtoffer een uitermate schokkende en beangstigende ervaring zijn geweest, hetgeen ook blijkt uit het door het slachtoffer ingediende voegingsformulier benadeelde partij en haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Hieruit blijkt ook dat het slachtoffer momenteel in erge mate de nadelige gevolgen van de verkrachting ondervindt. Zo heeft zij nog steeds last van lichamelijke klachten, is zij bang in het donker en angstig voor de toekomst. Daarnaast heeft het slachtoffer lange tijd in onzekerheid verkeerd of zij besmet was met het HIV-virus en heeft zij daarvoor preventief een groot aantal medicijnen moeten slikken. Te verwachten valt dat het slachtoffer nog langdurig psychische schade zal ondervinden van het handelen van verdachte.
Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van grote onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten € 250,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige gedeelte van haar vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Verkrachting.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 5.250,00 subsidiair 56 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 5.250,-
(zegge: vijfduizend tweehonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en
verhaal te vervangen door 56 dagen hechtenis. Het bedrag wordt vermeerderd met
de wettelijke rente, te weten ten aanzien van de materiële schade van EUR 250,- vanaf
de datum van het feit tot de dag der algehele voldoening en ten aanzien van de
immateriële schade van EUR 5.000,- vanaf de datum van het vonnis tot de dag der
algehele voldoening.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag
van EUR 5.250,- (zegge: vijfduizend tweehonderd vijftig euro). Dit betreft
EUR 250,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de
datum van het feit tot de dag der algehele voldoening, en EUR 5.000,- aan
immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het
vonnis tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige gedeelte
niet ontvankelijk is, nu dat gedeelte niet eenvoudig van aard is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J. Neijt, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kruitwagen, griffier,
en is uitgesproken op 9 december 2008.
1 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2008, pag. 34 tot en met 39,
2 Proces-verbaal aanwezigheid opsporingsambtenaar bij afname celmateriaal bepaling DNA-profiel, d.d. 7 april 2008, PL2233/08-060124.
3 Ambtsedig proces-verbaal, Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Gezamenlijke Recherche Eindhoven plus, d.d. 7 april 2008, PL2233/08-060124.
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 8 juni 2008, pag. 66 tot en met 81,
5 Proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer d.d. 27 augustus 2008,
6 Proces-verbaal van verhoor [vriendin van slachtoffer 1] d.d. 7 juni 2008, pag. 83 tot en met 89,
7 Proces-verbaal technisch onderzoek d.d. 29 september 2008, pag. 6 tot en met 10,
8 Proces-verbaal van technisch onderzoek d.d. 8 juni 2008, pag. 33 tot en met 35,
9 Proces-verbaal DNA-onderzoek d.d. 30 september 2008, pag. 57 tot en met 59,
10 NFI-rapport d.d. 15 augustus 2008, pag. 60 tot en met 69,
11 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2008, pag. 42 tot en met 47,
12 Verklaring onderzoek zedendelicten d.d. 5 juni 2008,
13 Foto’s, pag. 39 tot en met 56.