ECLI:NL:RBSHE:2008:BG6219

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825514-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met inklimming en poging tot diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 10 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en een poging tot diefstal. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal in vereniging met inklimming, gepleegd op 10 augustus 2008 in Eindhoven, waarbij een geldbedrag van € 80,- en andere goederen werden weggenomen uit een woning. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van een tweede diefstal op 9 augustus 2008, waarbij sieraden en andere waardevolle spullen werden ontvreemd uit een andere woning. Tot slot was er een poging tot diefstal op 19 juli 2008, waarbij de verdachte en zijn mededaders probeerden goederen te stelen uit een derde woning, maar dit niet voltooiden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten deze feiten had gepleegd, waarbij de verklaringen van de medeverdachten en getuigen als bewijs dienden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825514-08
Datum uitspraak: 10 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 oktober 2008.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 26 november 2008 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat (een kopie van de vordering tot wijziging is aangehecht):
1.
(primair)
hij op of omstreeks 10 augustus 2008 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 1]) heeft weggenomen een hoeveelheid geld (eur 80,-) en/of een autosleutel (merk Citroen) en/of een navigatiesysteem (merk Medion) en/of een (dames)horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van inklimming en/of verbreking, te weten door een horgordijn te forceren en/of te vernielen en/of door (vervolgens) via de ontstane opening binnen te klimmen;
(artikel 311 onder 4/5 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 augustus 2008 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen een navigatiesysteem heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem wist, danwel redelijkewijze had moeten vermoede dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis van het Wetboek van Strafrecht)
2.
(primair)
hij op of omstreeks 09 augustus 2008 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen een flatscreen en/of sieraden en/of een telefoon en/of een geldkist met inhoud en/of een digitale camera en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming te weten door via een raam naar binnen te klimmen;
artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 09 augustus 2008 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 2] weg te nemen een hoeveelheid goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,door met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met voormeld oogmerk in een boom te klimmen die voor voornoemde woning stond en/of vervolgens via een geopend raam de woning binnen te gaan en/of vervolgens de woning te doorzoeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 19 juli 2008 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 3] weg te nemen een hoeveelheid goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met voormeld oogmerk over de schutting van voornoemde woning is/zijn geklommen en/of een tuintafel tegen de gevel onder een openstaand raam heeft/hebben gezet en/of op die tafel een kliko heeft/hebben gezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
(zaak 5)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De bewijsmiddelen.
- een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Afdeling Eindhoven Woensel Zuid, met kenmerk PL2210/08-007553, afgesloten d.d. 9 september 2008, aantal doorgenummerde bladzijden: 156 (hierna pv 1);
- een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Afdeling Eindhoven Woensel Zuid, met kenmerk PL2210/08-007325, afgesloten d.d. 8 september 2008, aantal doorgenummerde bladzijden: 115 (hierna pv 2);
- het voegingsformulier van de benadeelde partij [benadeelde 2] met bijlagen (feit 2).
Vaststaande feiten.
Ten aanzien van feit 1:
Op 10 augustus 2008 is met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 1] te Eindhoven weggenomen een geldbedrag van € 80,00, een autosleutel (merk Citroën), een navigatiesysteem (merk Medion) en een dameshorloge toebehorende aan [benadeelde 1]1. Medeverdachten ( 1] en [ 2] hebben deze woninginbraak gepleegd waarbij [medeverdachte 1] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en samen met [medeverachte 2] heeft gezocht naar een geschikte woning om in te breken en [medeverachte 2] het door [medeverdachte 1] weggenomen navigatiesysteem in ontvangst heeft genomen2. Verdachte is rondom het tijdstip van de inbraak in de nabijheid van de betreffende woning geweest alwaar hij contact heeft gehad met [medeverdachte 1] en [medeverachte 2]3.
Ten aanzien van feit 2:
Op 9 augustus 2008 zijn [medeverdachte 1] en [medeverachte 2] binnen geweest in de woning aan de [adres 2] te Eindhoven. [medeverdachte 1] is via een raam naar binnen geklommen en heeft [medeverachte 2] via de voordeur binnen gelaten. Samen hebben zij de gehele woning doorzocht4.
Ten aanzien van feit 3:
Op 19 juli 2008 hebben [medeverdachte 1] en [medeverachte 2] samen met een ander persoon gepoogd om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 3] te Eindhoven goederen en/of geld toebehorende aan [benadeelde 3] weg te nemen. Zij hebben met voormeld oogmerk gepoogd zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van inklimming. [medeverdachte 1] is over de schutting van voornoemde woning geklommen, heeft een tuintafel tegen de gevel onder een openstaand raam gezet, heeft op die tafel een kliko gezet en is op die kliko gaan staan. [medeverachte 2] en de andere persoon hebben op de uitkijk gestaan5.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht verdachte vrij te spreken van feit 2 primair gelet op de verklaringen van de [medeverdachte 1] en [medeverachte 2], inhoudende dat zij bij de betreffende woninginbraak geen goederen hebben weggenomen.
De officier van justitie heeft verzocht verdachte te veroordelen voor de feiten 1 primair, 2 subsidiair en 3.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van alle feiten gelet op zijn ontkennende verklaring.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1:
Gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverachte 2] omtrent de rol van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte de betreffende woninginbraak samen met [medeverdachte 1] en [medeverachte 2] heeft gepleegd. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] en verdachte door de wijk is gegaan om te kijken of zij een woning konden vinden waar zij konden inbreken, dat [medeverachte 2] en verdachte akkoord gingen met het “aanpakken” van de woning aan de [adres 1] en dat zij hadden afgesproken om de buit te delen6. Verder heeft [medeverdachte 1] in het algemeen over de rol van verdachte verklaard dat verdachte wist wat zij gingen doen, met hen geschikte woningen uitzocht en aangaf te willen delen in de opbrengst voor het op de uitkijk staan7. [medeverachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] en verdachte is gaan kijken naar een geschikte woning waarin [medeverdachte 1] zou inbreken, dat verdachte op de uitkijk zou gaan staan en dat zij hadden afgesproken om de buit met z’n drieën te delen.8 De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverachte 2] omtrent de rol van verdachte te twijfelen, te minder daar zij ook zichzelf in die verklaringen belasten en hun verklaringen overeenkomen met die van de (getuige 2) die spreekt over drie jongens9. De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde onder 1 primair heeft begaan zoals hierna is bewezenverklaard.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht – in tegenstelling tot de officier van justitie – wel aannemelijk geworden dat bij deze woninginbraak goederen zijn weggenomen en dat het aldus niet bij een poging is gebleven. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aangifte van [benadeelde 2] dat er spullen zijn weggenomen en de lijst van weggenomen goederen die bij het door [benadeelde 2] ingediende voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces is gevoegd, in onderlinge samenhang bezien met de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverachte 2] dat zij de gehele woning hebben doorzocht10.
Gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverachte 2] omtrent de rol van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte de betreffende woninginbraak samen met [medeverdachte 1] en [medeverachte 2] heeft gepleegd. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte bij de woning op de uitkijk stond. Verder heeft [medeverdachte 1] in het algemeen over de rol van verdachte verklaard dat verdachte wist wat zij gingen doen, met hen geschikte woningen uitzocht en aangaf te willen delen in de opbrengst voor het op de uitkijk staan11. [medeverachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] en verdachte door de wijk is gelopen, dat [medeverdachte 1] een raam open zag staan bij de betreffende woning, dat [medeverdachte 1] zei “die gaan we doen”, dat hij de woning is ingegaan en dat verdachte op de uitkijk zou staan12. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverachte 2] omtrent de rol van verdachte te twijfelen, te minder daar zij ook zichzelf belasten in die verklaringen. De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde onder 2 primair heeft begaan zoals hierna is bewezenverklaard. Nu uit de aangifte van [benadeelde 2] en de lijst van weggenomen goederen die bij het door aangever ingediende voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces is gevoegd niet blijkt dat er een flatscreen is weggenomen, zal de rechtbank verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3:
Ondanks de ontkennende verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte de persoon is geweest die samen met [medeverachte 2] op de uitkijk heeft gestaan terwijl [medeverdachte 1] heeft gepoogd de woning binnen te gaan door middel van inklimming. De rechtbank heeft hierbij gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverachte 2] omtrent de rol van verdachte. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverachte 2] en verdachte op de uitkijk stonden in het gangetje en dat zij hem zouden waarschuwen als er iemand onverwachts thuis zou komen. Verder heeft [medeverdachte 1] in het algemeen over de rol van verdachte verklaard dat verdachte wist wat zij gingen doen, met hen geschikte woningen uitzocht en aangaf te willen delen in de opbrengst voor het op de uitkijk staan13. [medeverachte 2] heeft verklaard dat hij en verdachte aanwezig zijn geweest bij deze woninginbraak, dat zij op de uitkijk zouden staan en samen door de gangetjes liepen. Verder heeft hij verklaard dat verdachte wist wat er aan de hand was14. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverachte 2] omtrent de rol van verdachte te twijfelen, te minder daar zij ook zichzelf belasten in die verklaringen. Hun verklaringen stemmen ook overeen met die van de [getuige 1] die drie mannen heeft gezien15. De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde onder 3 heeft begaan zoals hierna is bewezenverklaard.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
(primair)
op 10 augustus 2008 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres 1]) heeft
weggenomen een hoeveelheid geld (eur 80,-) en een autosleutel (merk Citroën) en een navigatiesysteem (merk Medion) en een dameshorloge toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming;
2.
(primair)
op 09 augustus 2008 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen sieraden en een telefoon en een geldkist met inhoud en een digitale camera en een mobiele telefoon toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming,
te weten door via een raam naar binnen te klimmen;
3.
op 19 juli 2008 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 3] weg te nemen een hoeveelheid
goederen en/of geld van hun gading toebehorende aan [benadeelde 3] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van inklimming, met voormeld oogmerk
over de schutting van voornoemde woning zijn geklommen en een tuintafel tegen de gevel onder een openstaand raam hebben gezet en op die tafel een kliko hebben gezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 45, 57, 310, 311.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 subsidiair en feit 3 gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 180 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de impact van de door verdachte gepleegde strafbare feiten op de slachtoffers.
De officier van justitie heeft verzocht de [benadeelde partij 1] in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien hij heeft aangegeven dat alle schade reeds is vergoed.
Gelet op het feit dat de officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor feit 2 subsidiair, de poging, verzoekt zij de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Tenslotte verzoekt de officier van justitie ook de [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, aangezien deze onvoldoende onderbouwd is.
De officier van justitie heeft verzocht de inbeslaggenomen GSM terug te geven aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht – in het geval de rechtbank verdachte niet van alle feiten zal vrijspreken – een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een gering aandeel in de feiten heeft gehad, niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten en een opleiding wil gaan volgen.
De raadsman heeft verzocht de [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren conform de redenering van de officier van justitie.
Tevens heeft de raadsman verzocht de [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, aangezien verdachte dit feit niet gepleegd zou hebben.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Bij de strafoplegging zal de rechtbank ten bezware van verdachte in het bijzonder rekening houden met de omstandigheid dat woninginbraken naast financiële schade en hinder veelal forse gevoelens van onveiligheid en vaak ook emotionele schade bij de benadeelden teweegbrengen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport d.d. 21 november 2008 waarin wordt gesteld dat een verplicht reclasseringstoezicht niet is geïndiceerd.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde straf de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt, mede gelet op het feit dat de rechtbank twee voltooide delicten bewezen acht in plaats van één.
De rechtbank zal het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Nu door de benadeelde partij [benadeelde 1] wel een “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” is ingediend, maar feitelijk geen schadevergoeding wordt gevorderd, behoeft de rechtbank niet te beslissen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2].
De rechtbank acht de vordering gelet op het bewezenverklaarde in haar geheel toewijsbaar. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de [benadeelde partij 3]]
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar. De rechtbank acht op grond van de aangifte van [benadeelde 3], de inhoud van het voegingsformulier en de verklaring van [medeverdachte 1] voldoende aannemelijk geworden dat de tuintafel en de bloempot door verdachte en zijn mededaders zijn vernield en dat de benadeelde daardoor schade heeft geleden. Weliswaar is het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 175,00 niet onderbouwd door middel van stukken, maar de rechtbank acht een vergoeding conform dat bedrag reëel en aannemelijk.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
T.a.v. feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
T.a.v. feit 3:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
T.a.v. feit 2 primair:
Maatregel van schadevergoeding van € 480,00 subsidiair 9 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], van een bedrag van € 480,00 (zegge: vierhonderdtachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van een bedrag van € 480,00 (zegge: vierhonderdtachtig euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 3:
Maatregel van schadevergoeding van € 175,00 subsidiair 3 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3], van een bedrag van € 175,00 (zegge: honderdvijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] van een bedrag van € 175,00 (zegge: honderdvijfenzeventig euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: GSM (mobiele telefoon), Samsung sgh-b100, mutatienummer 08147491, aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 10 december 2008.
1 de aangifte van [benadeelde 1] (pv 2, pagina 48 tot en met 50) en de verklaring van aangever [benadeelde 1] (pv 2, pagina 57)
2 de verklaring van. [medeverdachte 1] (pv 2, pagina 72, 73, 83 en 84) en de verklaring van [medeverachte 2] (pv 2, pagina 109 en 110)
3 de verklaring van verdachte (pv 2, pagina 99 tot en met 101)
4 de aangifte van [benadeelde 2] (pv 1, pagina 109 en 110), de verklaring van [medeverdachte 1] (pv 1, pagina 138) en de verklaring van [medeverachte 2] (pv 1, pagina 145)
5 de aangifte van [benadeelde 3] (pv 1, pagina 83 en 84), de verklaring van [getuige 1] (pv 1, pagina 85 en 151), de verklaring van [medeverdachte 1] (pv 1, pagina 89 en 138) en de verklaring van [medeverachte 2] (pv 1, pagina 141)
6 de verklaring van [medeverdachte 1] (pv 2, pagina 82 tot en met 84)
7 de verklaring van [medeverdachte 1] (pv 1, pagina 138)
8 de verklaring van [medeverachte 2] (pv 2, pagina 109 tot en met 111)
9 de verklaring van getuige 2 (pv 2, pagina 60)
10 de aangifte van [benadeelde 2] (pv 1, pagina 109), het voegingsformulier van de benadeelde partij [benadeelde 2] met bijlagen, de verklaring van [medeverdachte 1] (pv 1, pagina 138) en de verklaring van [medeverachte 2] (pv 1, pagina 145)
11 de verklaring van [medeverdachte 1] (pv 1, pagina 138)
12 de verklaring van [medeverachte 2] (pv 1, pagina 145)
13 de verklaring van [medeverdachte 1] (pv 1, pagina 138)
14 de verklaring van [medeverachte 2] (pv 1, pagina 141)
15 de verklaring van [getuige 1] (pv 1, pagina 85 en 151)