ECLI:NL:RBSHE:2008:BG9079

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839181-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van hasjiesj met een werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 24 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verkopen en aanwezig hebben van hasjiesj. De verdachte, geboren in 1956 en woonachtig in Helmond, werd beschuldigd van meerdere feiten die zich afspeelden tussen 1 mei 2006 en 12 mei 2008. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk verkopen, afleveren en/of verstrekken van meer dan 30 gram hasjiesj, wat een overtreding van de Opiumwet betreft. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte in totaal meer dan 30 gram had verkocht, maar dat de afzonderlijk verkochte hoeveelheden telkens minder dan 30 gram waren. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het misdrijf en werd enkel een overtreding vastgesteld.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 13 mei 2008 opzettelijk ongeveer 50 gram hasjiesj en 105 gram hennep aanwezig had, wat wel als bewezen werd verklaard. De rechtbank legde een werkstraf op van in totaal 160 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van de feiten. De rechtbank merkte op dat de verdachte zich gedurende een langere periode had beziggehouden met de verkoop van softdrugs, wat de ernst van de feiten onderstreept. De inbeslaggenomen goederen, waaronder een auto en mobiele telefoons, werden verbeurd verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de verkoop van softdrugs aan jongeren tegen te gaan en de rol van de verdachte in deze problematiek.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839181-08
Datum uitspraak: 24 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum] 1956,
wonende te [geboorteplaats], [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 december 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 november 2008.
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging (bijlage I) op de terechtzitting van 10 december 2008 – tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 01 mei 2006 tot en
met 12 mei 2008 te Helmond en omstreken, althans in het arrondissement
's-Hertogenbosch, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer
dan 30 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd en/of hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
(3B Opiumwet)
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2008 te Helmond opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 50 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer
105 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde
hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(artikel 3C opiumwet)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring ten aanzien van feit 1.
In de tenlastelegging wordt verdachte kort gezegd verweten dat hij op tijdstippen in de periode 1 mei 2006 tot en met 12 mei 2008 een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep heeft verkocht. Het verkopen, afleveren en/of verstrekken heeft blijkens het verhandelde ter terechtzitting weliswaar in totaal betrekking gehad op meer dan 30 gram, doch aannemelijk is geworden dat de per keer afzonderlijk verkochte, afgeleverde en/of verstrekte hoeveelheden telkens beduidend minder dan 30 gram hebben bedragen. Gelet op de tenlastelegging wordt verdachte van "meer dan 30 gram" vrijgesproken.
Op grond van de verklaring van de [getuige 1], [getuige 2] [getuige 3] en de bekennende verklaring van verdachte zowel bij de politie4 als ter terechtzitting5, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode 01 mei 2006 tot en met 12 mei 2008 in het arrondissement
's-Hertogenbosch, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en/of verstrekt en vervoerd een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II.
De bewezenverklaring ten aanzien van feit 2.
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen onderzoek in auto6, het proces-verbaal onderzoek in de woning7, het onderzoek van hennep en/of hasjiesj8 en de bekennende verklaring van verdachte zowel bij de politie9 als ter terechtzitting10, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
2.
hij op 13 mei 2008 te Helmond opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50 gram van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en ongeveer
105 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De rechtbank merkt hierbij op dat het onder feit 1 bewezenverklaarde handelen handelen oplevert in strijd met artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet (OW), strafbaar gesteld in artikel 11, eerste lid van deze wet.
In artikel 13, eerste lid van OW is bepaald dat handelen in strijd met artikel 11, eerste lid een overtreding is.
In artikel 11, tweede lid, juncto artikel 13, tweede lid OW is bepaald dat het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, aanhef en onder B een misdrijf is.
In artikel 11, zesde lid OW is bepaald dat het tweede lid niet van toepassing is indien het feit betrekking heeft op een hoeveelheid van ten hoogste 30 gram hennep. Het verkopen, afleveren en/of verstrekken heeft blijkens het verhandelde op de terechtzitting weliswaar in totaal betrekking gehad op meer dan 30 gram, doch aannemelijk is geworden dat de afzonderlijk verkochte, afgeleverde en/of verstrekte hoeveelheden telkens ten hoogste 30 gram hebben bedragen. Derhalve is sprake van een overtreding en niet van een misdrijf.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte ten aanzien van het hem onder 1 en onder 2 tenlastegelegde zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen gevorderd (bijlage II).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft met betrekking tot de strafoplegging bepleit dat rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdediging onderstreept dat verdachte nimmer (bewust) aan personen onder de 16 jaar verkocht.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft zich gedurende twee jaren bezig gehouden met de verkoop van softdrugs vanuit zijn auto aan jonge personen. Verschillende getuigen met een leeftijd van beneden de 16 jaar, verklaren softdrugs van verdachte te hebben gekocht. Uit de in het dossier aanwezige verklaringen blijkt evenwel ook dat verdachte bij twijfel om een legitimatiebewijs vroeg. Dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank van ondergeschikt belang. Verdachte verspreidde softdrugs door middel van een zogenaamde ‘wiettaxi’. Deze vorm van verspreiding kenmerkt zich door een voor de kopers van softdrugs zeer lage drempel. Verdachte maakt softdrugs voor een groot publiek op een eenvoudige wijze toegankelijk. Juist jonge mensen –nog afgezien van hun exacte leeftijd- zullen hierdoor sneller in de verleiding worden gebracht softdrugs te gebruiken.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank ten nadele van verdachte rekening houden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en met de omstandigheid dat verdachte zich gedurende een langere periode heeft schuldig gemaakt aan het handelen in softdrugs.
Ten voordele van verdachte zal de rechtbank echter laten meewegen dat verdachte ter zake strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde strafbare feiten niet eerder tot straf is veroordeeld en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting naar voren gekomen. Voorts heeft de rechtbank bij de bepaling van de op te leggen straf laten meewegen dat de auto en gsm’s van verdachte zullen worden verbeurd verklaard.
Gelet op het bovenstaande en gelet op het feit dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, het eerste tenlastegelegde feit als een overtreding en niet als een misdrijf zal bestraffen, zal de rechtbank een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
Opgemerkt wordt dat de rechtbank bewezen heeft verklaard dat verdachte op meerdere tijdstippen hennep heeft verkocht. Bij de strafoplegging zal worden uitgegaan van meerdere overtredingen.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat -zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting- dit voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 bewezenverklaarde is begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de overtreding en het misdrijf:
T.a.v. feit 1:
handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef
en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, drie keer gepleegd.
T.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1:
Werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis
(Deze werkstraf heeft betrekking op drie overtredingen en is derhalve
samengesteld uit drie veroordelingen tot een werkstraf van 40 uren subsidiair
20 dagen hechtenis).
T.a.v. feit 2:
Werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te
verrichten arbeid.
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
T.a.v. feit 1:
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- 1 personenauto merk Opel, type Vectra, kleur groen, [kenteken nr. 1] en
- 1 kentekenbewijs, behorende bij voornoemde auto;
- 2 gsm’s
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 16 mei 2008 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. P.J. Neijt, leden,
in tegenwoordigheid van mr. L. Soeteman, griffier,
en is uitgesproken op 24 december 2008.
1 Het proces-verbaal PL2233/08-004462, pag. 66-67, inhoudende de verklaring van de [getuige 1]
2 Het proces-verbaal PL2233/08-004462, pag. 73-74, inhoudende de verklaring van de [getuige 2].
3 Het proces-verbaal PL2233/08-004462, pag. 69-70, inhoudende de verklaring van de [getuige 3]
4 Het proces-verbaal PL2233/08-004462, pag. 82-83, inhoudende de verklaring van verdachte.
5 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 december 2008.
6 Het proces-verbaal PL2233/08-004462, pag. 42, inhoudende de bevindingen van verbalisanten naar aanleiding van het aantreffen van de softdrugs in de auto van verdachte.
7 Het proces-verbaal PL2233/08-004462, pag. 47-50, inhoudende de bevindingen van verbalisanten naar aanleiding van het aantreffen van de softdrugs in de woning van verdachte.
8 Het proces-verbaal PL2233/08-004462, pag. 58-59, inhoudende de bevindingen van verbalisant naar aanleiding van de test van de softdrugs.
9 Het proces-verbaal PL2233/08-004462, pag. 80, inhoudende de verklaring van verdachte.
10 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 december 2008.