ECLI:NL:RBSHE:2009:BH4801

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845537-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict met dodelijke afloop door alcoholgebruik

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 2 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 oktober 2008 in Volkel een dodelijk verkeersongeluk heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, reed met zijn bedrijfswagen en heeft een voetganger, het slachtoffer, niet opgemerkt. Het slachtoffer liep op de weg en werd door de verdachte aangereden, wat leidde tot zijn overlijden enkele uren later. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onvoorzichtig heeft gereden, met een alcoholgehalte van 635 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De verdediging voerde aan dat er mogelijk een tegenligger was en dat de snelheid van de verdachte niet hoger was dan 60 km/u. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet harder had gereden dan 60 km/u en dat de verlichting van zijn voertuig niet goed was afgesteld, maar dat dit niet aan hem kon worden verweten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier jaar. De rechtbank hield rekening met de ernstige gevolgen van het feit voor de nabestaanden van het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845537-08
Datum uitspraak: 02 maart 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 februari 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 januari 2009.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 oktober 2008 te Volkel, gemeente Uden, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bedrijfswagen), daarmede rijdende over de weg, Heikantsepad, zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend, na het gebruik van alcoholhoudende drank,
met zijn bedrijfswagen te rijden, immers:
- heeft verdachte gereden met een, gelet op de situatie en/of omstandigheden
ter plaatse, te hoge snelheid, althans met een aanmerkelijke snelheid, in elk
geval met een hogere dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 60
kilometer per uur en/of
- heeft verdachte (daarbij) een (aanzienlijk) grotere daling van de
lichtbundel (lichtval) van het dimlicht aan de voorzijde van die bedrijfswagen
gevoerd dan de toegestane daling en/of heeft verdachte (daarbij) (gelet op de
situatie en/of omstandigheden ter plaatse ten onrechte) niet het groot licht
gevoerd en/of
- heeft verdachte een voor hem, verdachte, op de rechterrijstrook lopende,
althans bevindende, voetganger (te weten [slachtoffer]), niet, althans niet
tijdig, opgemerkt en/of
- heeft verdachte zijn bedrijfswagen niet, althans niet tijdig, tot stilstand
gebracht en/of is verdachte met zijn bedrijfswagen niet, althans onvoldoende,
uitgeweken,
waardoor, althans mede waardoor een botsing/aanrijding is ontstaan met/tussen
die bedrijfswagen en die [slachtoffer] tengevolge waarvan die [slachtoffer] werd
gedood, althans zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dat deze
tengevolge daarvan (later) is overleden, terwijl hij, verdachte, verkeerde
onder invloed van alcohol (waarbij het alcoholgehalte van zijn adem bij een
onderzoek 635 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht blijkt te zijn),
in elk geval in een toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de
Wegenverkeerswet 1994;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2008 te Volkel, gemeente Uden, als bestuurder
van een voertuig (bedrijfswagen), daarmee rijdende op de weg, het
Heikantsepad, na het gebruik van alcoholhoudende drank, heeft gehandeld als
volgt:
- verdachte heeft gereden met een, gelet op de situatie en/of omstandigheden
ter plaatse, te hoge snelheid, althans met een aanmerkelijke snelheid, in elk
geval met een hogere dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 60
kilometer per uur en/of
- verdachte heeft (daarbij) een (aanzienlijk) grotere daling van de
lichtbundel (lichtval) van het dimlicht aan de voorzijde van die bedrijfswagen
gevoerd dan de toegestane daling en/of verdachte heeft (daarbij) (gelet op de
situatie en/of omstandigheden ter plaatse ten onrechte) niet het groot licht
gevoerd en/of
- verdachte heeft een voor hem, verdachte, op de rechterrijstrook lopende,
althans bevindende, voetganger (te weten [slachtoffer]), niet, althans niet
tijdig, opgemerkt en/of
- verdachte heeft zijn bedrijfswagen niet, althans niet tijdig, tot stilstand
gebracht en/of verdachte is met zijn bedrijfswagen niet, althans onvoldoende,
uitgeweken, waardoor, althans mede waardoor een botsing/aanrijding is ontstaan
met/tussen die bedrijfswagen en die [slachtoffer], door welke gedraging(en) van
verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt,
en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 19 oktober 2008 omstreeks 01.30 uur heeft op de rechte verharde weg van de voor het openbaar rij- en ander verkeer openstaande weg, Heikantsepad in Volkel, gemeente Uden, een aanrijding plaatsgevonden, waarbij verdachte als bestuurder van een bedrijfswagen en [slachtoffer] als slachtoffer betrokken waren.
Het Heikantsepad bestaat uit een rijbaan en wordt niet onderverdeeld in rij- en/of fietsstroken. Er is geen belijning op het wegdek. Aan de beide uiterste zijden van de rijbaan zijn groenstroken. Ter plaatse geldt een maximum snelheid van 60 km per uur1.
Het slachtoffer liep op het moment van de aanrijding op de rechterweghelft van de weg bezien vanuit de rijrichting van de verdachte. Het was droog weer. Het wegdek was droog en de openbare verlichting brandde2.
Verdachte heeft het slachtoffer niet gezien. Verdachte heeft voor de aanrijding met het slachtoffer niet geremd3.
Het slachtoffer heeft ernstig letsel opgelopen en is tengevolge van de aanrijding enige uren later overleden4.
Verdachte verkeerde ten tijde van de aanrijding onder invloed van alcoholhoudende drank. Vastgesteld is dat het alcoholgehalte van de adem van verdachte 635 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg5. De bestelbus van verdachte was na de aanrijding rechtsvoor gedeukt en de voorruit was vernield6.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte roekeloos heeft gereden. Verdachte verkeerde onder invloed van alcohol en is zonder te remmen tegen het slachtoffer gereden. Verdachte heeft het slachtoffer niet gezien, ook niet op het moment dat verdachte het slachtoffer had kunnen zien. Naar het oordeel van de officier van justitie was het ongeval te vermijden geweest als verdachte op de weg had gelet en niet onder invloed van alcohol had verkeerd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat zowel de partner van verdachte als de broer van de partner, die beiden naast verdachte op de voorbank van de bestelbus zaten, hebben verklaard dat er sprake is geweest van een tegenligger. De raadsman acht niet uitgesloten dat hen een tegenligger tegemoet is gekomen en dat verdachte van grootlicht naar dimlicht heeft (terug)geschakeld, en dat hij door de lampen van de tegenligger een kort moment is verblind geweest waardoor hij het slachtoffer niet heeft gezien.
Verder heeft de raadsman betoogd dat bij het technisch onderzoek naar de snelheid waarmee verdachte heeft gereden ten onrechte is uitgegaan van een wandelsnelheid van het slachtoffer van 5 tot 7 km per uur. De raadsman stelt dat een snelheid van 5 km per uur al een hoge wandelsnelheid is en dat een snelheid van 3,6 km per uur een normale wandelsnelheid is. Bovendien liepen het slachtoffer en zijn vriendin achter elkaar en had het slachtoffer gedronken, hetgeen snelheidverlagend werkte.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat de afmeting en het gewicht van de bij de in het kader van het Forensisch Technisch Onderzoek gedane botsproef gebruikte dummy niet overeenstemmen met de lengte en het gewicht van het slachtoffer.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet vaststaat dat verdachte harder heeft gereden dan 60 km per uur.
Dat, zoals technisch onderzoek heeft uitgewezen, de verlichting van de auto niet goed was afgesteld kan niet aan verdachte worden verweten. Omdat de auto APK was gekeurd en de schakelaar op de neutrale stand stond, mocht de verdachte er op vertrouwen dat de verlichting in orde was. Technisch onderzoek heeft uitgewezen dat ook als er grootlicht zou zijn gevoerd, verdachte niet tijdig had kunnen remmen, wel zou verdachte tijdig hebben kunnen uitwijken. Tenslotte heeft de raadsman nog aangevoerd dat uit het proces-verbaal niet blijkt van causaliteit tussen het alcoholgebruik en het ongeval.
Aan verdachte kan maximaal verweten worden dat hij onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat een tegenligger heeft gereden op een zodanig tijdstip kort voor de aanrijding dat zulks van invloed is geweest op de gedragingen van verdachte kort voor of tijdens de aanrijding. Uit het dossier blijkt immers niet dat verdachte in de berm van de weg heeft gereden, terwijl volgens het technisch proces-verbaal de weg te smal is om elkaar te passeren zonder uit te wijken naar de berm. Gelet op de plaats op de rijbaan van het voertuig ten tijde van de aanrijding, heeft verdachte ook niet ogenblikkelijk voor de aanrijding een abrupte stuurbeweging gemaakt waaruit afgeleid kan worden dat sprake moet zijn geweest van een tegenligger. Overigens overweegt de rechtbank dat een tegenligger nu juist – vóór een moment van mogelijke verblinding- de weg beter verlicht zou hebben.
In het proces-verbaal Analyse Schadebeeld wordt geconcludeerd dat verdachte met een snelheid tussen de 60 en 72 km p/u heeft gereden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet harder dan ongeveer 60 kilometer heeft gereden. De rechtbank is het eens met verdachte dat in het onderzoek van enkele onjuiste aannames is uitgegaan. Gelet op de omstandigheden (het slachtoffer heeft alcohol gebruikt en het was donker) en de gebruikelijke wandelsnelheid is het niet aannemelijk dat het slachtoffer met een lagere snelheid dan 5 km p/u heeft gelopen. Verder is bij de botsproef gebruik gemaakt van een dummy met andere maten en van een ander gewicht dan het slachtoffer. Gelet hierop alsmede gelet op de verklaring van de mede-inzittenden van de bedrijfsbus omtrent de gereden snelheid7,8 is naar het oordeel voldoende vast komen staan dat verdachte niet harder heeft gereden dan ongeveer 60 km p/u.
De rechtbank stelt op basis van het proces-verbaal Verkeers Ongevals Analyse vast dat verdachte kort voor het ongeval geen grootlicht voerde, maar dimlicht. Dat bij het dimlicht aan de voorzijde van de bedrijfsauto sprake was van een grotere daling van de lichtbundel kan naar het oordeel van de rechtbank niet aan verdachte worden verweten omdat hij de auto APK had laten keuren en er dus van uit mocht gaan dat de lichten goed waren afgesteld.
In het proces-verbaal Vermijdbaarheidsanalyse is vastgesteld dat verdachte, met ingeschakeld dimlicht en met koplampen afgesteld zoals bij de auto van verdachte ten tijde van de aanrijding, het slachtoffer had kunnen zien op een afstand van 30 meter.
Een alert rijdende en reagerende bestuurder had, bij een snelheid van 60 km p/u, na 16,7 meter een stuurcorrectie kunnen inzetten om het slachtoffer te ontwijken. De afstand tussen de voorzijde van de bedrijfsbus en de voetganger bedroeg na de reactieafstand nog 13,3 meter. Met deze afstand had verdachte het slachtoffer nog kunnen ontwijken en had een aanrijding kunnen worden voorkomen. Verdachte heeft echter in het geheel niet gereageerd.
Voorts overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat alcohol –zeker de bij verdachte geconstateerde hoeveelheid- het waarnemings- en reactievermogen aanzienlijk vermindert.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Verdachte heeft (mede) onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol het slachtoffer niet opgemerkt en voor de aanrijding in het geheel niet geremd, hetgeen duidt op een zodanig onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag dat sprake is van schuld in de zin van art. 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 19 oktober 2008 te Volkel, gemeente Uden, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfswagen), daarmede
rijdende over de weg, Heikantsepad, zich zodanig heeft gedragen dat een aan
zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer,
onvoorzichtig en onoplettend, na het gebruik van alcoholhoudende drank,
met zijn bedrijfswagen te rijden, immers:
- heeft verdachte een voor hem, verdachte, op de rechterrijstrook lopende,
voetganger (te weten [slachtoffer]), niet opgemerkt en
- heeft verdachte zijn bedrijfswagen niet tot stilstand
gebracht en is verdachte met zijn bedrijfswagen niet uitgeweken,
waardoor een aanrijding is ontstaan tussen die bedrijfswagen en die [slachtoffer]
tengevolge waarvan die [slachtoffer] werd gedood, althans zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dat deze tengevolge daarvan (later) is overleden,
terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcohol, waarbij het
alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek 635 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht blijkt te zijn
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24, 27, 33, 33a
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 8, 176, 179.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist:
- gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
- ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren met aftrek.
- onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen bestelbus.
Een afschrift van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft geen strafblad en de kans op recidive wordt als laag ingeschat. Als de eis van de officier van justitie wordt gevolgd zal dat, zakelijk zowel als persoonlijk, grote gevolgen voor verdachte met zich mee brengen. Een lange werkstraf en een leerstraf zijn op zijn plaats, eventueel met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte is bereid een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid te ondergaan.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte is na het drinken van veel alcoholhoudende drank ingereden op het slachtoffer. Tengevolge van de aanrijding is het slachtoffer overleden. Dat de gevolgen hiervan voor de nabestaanden van het slachtoffer enorm en ingrijpend zijn, behoeft geen nadere uitleg.
Verdachte heeft ter terechtzitting blijk gegeven van diepe spijt en oprecht medeleven. Hij is in contact getreden met de familie van het slachtoffer en heeft direct na het ongeval naar de nabestaanden toe laten weten het vreselijk te vinden hetgeen heeft plaatsgevonden.
Hoewel verdachte reeds is gestraft door het feit dat –naast de nabestaanden van het slachtoffer- ook hij zal moeten leven met de gedachte aan het leed dat hij heeft veroorzaakt, dient aan verdachte een straf te worden opgelegd. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede –in de tweede plaats- op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij de strafoplegging zal de rechtbank rekening houden met de zeer ernstige gevolgen die het feit heeft gehad en met het leed dat aan de familie en de vriendin van het slachtoffer is aangedaan.
De rechtbank zal ten nadele van verdachte er rekening mee houden dat verdachte wat betreft het rijden met alcohol een gewaarschuwd mens was, nu hij eerder door de politie was aangehouden voor het rijden met alcohol, en hij hiervoor een transactie heeft betaald.
Ten gunste van verdachte zal de rechtbank laten meewegen dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan de nabestaanden van het slachtoffer aangedane leed inziet en dat hij vanaf het begin zijn volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend en eerlijk en oprecht zijn kant van het verhaal heeft verteld.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden, en met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor lange duur.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte roekeloos heeft gehandeld. Om die reden zal de rechtbank een gevangenisstraf van geringere duur opleggen dat door de officier van justitie geëist.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige verkeerde in
de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid onder a. van deze wet
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
T.a.v. primair:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6
Wegenverkeerswet 1994
Verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten: bestelauto,
[merk, kleur, kenteken]
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. van Lokven, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. C.M.J. Krol, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 2 maart 2009.
Mr. C.M.J. Krol is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Pv. bevindingen, p. 28 van het eindpv.
2 Pv. aanrijding, p. 32 van het eindpv.
3 Verklaring verdachte, p. 57 van het eindpv.
4 Formulier medische informatie, p. 83 van het eindpv.
5 Ademanalyseformulier p. 80
6 Pv. aanrijding, p. 37 van het eindpv.
7 Verklaring [getuige 1], p. 41 van het eindpv.
8 Verklaring [getuige 2], p. 45 van het eindpv.