ECLI:NL:RBSHE:2009:BI7457

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825542-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en mishandeling met fatale afloop te Eindhoven

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 juni 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij de moord op een vrouw in Eindhoven. De verdachte, geboren in 1963 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk en met voorbedachten rade doden van het slachtoffer, alsook van mishandeling. De feiten vonden plaats op 3 september 2008, toen de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer met een theedoek probeerden te wurgen en vervolgens met een mes meerdere keren in de borst en hals staken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de moord, gebaseerd op getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De verdachte werd ook beschuldigd van poging tot zware mishandeling, maar de rechtbank sprak hem vrij van dit feit, omdat niet bewezen kon worden dat het opzet gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 jaar op, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden, en oordeelde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was, ondanks een geestelijke stoornis door alcoholafhankelijkheid. De uitspraak werd gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825542-08
Datum uitspraak: 11 juni 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 1963,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 december 2008, 3 maart 2009 en 28 mei 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 november 2008.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 28 mei 2009 op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat (een kopie van de vordering tot wijziging is aangehecht):
1.
hij op of omstreeks 03 september 2008 te Eindhoven
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven heeft
beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met
dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een (thee)doek de hals/keel van voornoemde [slachtoffer1] dichtgeduwd/geknepen
en/of (vervolgens) met een mes een of meerdere ke(e)r(en) in de nek/hals en/of
het bovenlichaam van voornoemde [slachtoffer1] gesneden/gestoken,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer1] is overleden;
2.
hij op of omstreeks 03 september 2008 te Eindhoven
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer1], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer1] met kracht
meermalen, althans eenmaal (telkens) in het gezicht heeft/hebben
geslagen/gestompt en/of een of meer kopsto(o)t(en) in het gezicht heeft/hebben
gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 september 2008 te Eindhoven
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer1]) meermalen, althans eenmaal
(telkens) met kracht in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
een of meerdere kopsto(o)t(en) in het gezicht heeft/hebben gegeven.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Feit 1
Vast is komen staan dat [slachtoffer1] 34 jaar oud op of omstreeks 3 september 2008 in haar woning gelegen aan de [adres slachtoffer1] te Eindhoven in haar slaapkamer op bed door in totaal 9 messteken, waaronder twee messteken in het hart, om het leven is gekomen. In de hals waren twee messteken toegebracht.
Blijkens het deskundigenrapport van 30 september 2008 van Dr. Kubat van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) waren er bij de sectie tekenen van bij leven opgetreden uitwendig, mechanisch, perforerend en klievend geweld, steek- en snijletsels, waarbij vooral de steken in het hart zeer ernstig waren. Blijkens de conclusie van het rapport kan het overlijden van [slachtoffer1] volledig worden verklaard door zeer ernstig bloedverlies ontstaan ten gevolge van steekletsels en de daardoor opgetreden verstoring van de hartfunctie en weefselschade. Gesteld kan worden dat na het oplopen van de perforaties van de hartkamers het slachtoffer binnen enkele minuten bewusteloos is geraakt en overleden1 2.
In die woning waren ook haar partner [medeverdachte (partner slachtoffer1)], met wie zij samenwoonde, alsook [vriendin verdachte] en verdachte die sinds een paar weken in de woning verbleven aanwezig3.
Medeverdachte [medeverdachte (partner slachtoffer1)] heeft eerst geprobeerd [slachtoffer1] te wurgen terwijl zij in bed lag4.
Verdachte heeft [slachtoffer1] vervolgens met een mes een aantal keren gestoken5.
Feit 2
Vast is komen te staan dat [slachtoffer1] op 3 september 2008 voor haar dood in haar woning aan de [adres slachtoffer1] te Eindhoven meermalen door [vriendin verdachte] is geslagen en gestompt op haar kaak en haar neus, waarbij haar neus begon te bloeden. Daarbij waren ook aanwezig [medeverdachte (partner slachtoffer1)] en verdachte6.
Het standpunt van de officier van justitie (kopie van het requisitoir is aangehecht).
Feit 1
Er is sprake van moord. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte (partner slachtoffer1)] hadden beneden in de woonkamer al het besluit genomen om [slachtoffer1] van het leven te beroven en met die gedachte en dat opzet is de theedoek gepakt en zijn zij naar boven gegaan. [medeverdachte (partner slachtoffer1)] heeft eerst [slachtoffer1] met een theedoek trachten te wurgen terwijl verdachte haar armen vasthield. Verdachte heeft met zijn mes vervolgens op haar ingestoken.
[slachtoffer1] is overleden aan de messteken die haar zijn toegebracht door verdachte, op het moment dat verdachte en [medeverdachte (partner slachtoffer1)] samen in de slaapkamer waren en [medeverdachte (partner slachtoffer1)] de armen van [slachtoffer1] vasthield.
Door zo te handelen heeft verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte (partner slachtoffer1)] schuldig gemaakt aan moord op [slachtoffer1].
Feit 2
Verdachte heeft zich bij de ruzie schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling in vereniging gepleegd. Door het samen met [vriendin verdachte] met kracht slaan en het geven van kopstoten aan een vrouw die volgens alle verklaringen die avond al bijna niet meer op haar benen kon staan en zich dus niet tegen dit geweld kon verdedigen, bestond er de aanmerkelijke kans dat zij door dit geweld zwaar lichamelijk letsel zou krijgen. Deze kans heeft verdachte bewust aanvaard.
Het standpunt van de verdediging (kopie van de pleitnota is aangehecht).
Feit 1
Het tenlastegelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen worden. De verdediging stelt voorts in haar ter terechtzitting van 28 mei 2009 overgelegde pleitnota dat de verklaringen van [vriendin verdachte], [medeverdachte (partner slachtoffer1)] en verdachte op onderdelen strijdig met elkaar zijn, overigens zonder daaraan juridische conclusies te verbinden.
Feit 2
Er is slechts één belastende verklaring die niet wordt ondersteund door een andere verklaring. Derhalve kan niet bewezen worden dat verdachte heeft deelgenomen aan het tenlastegelegde feit. Om die reden dient verdachte te worden vrijgesproken zowel ten aanzien van het primair tenlastegelegde als het subsidiair tenlastegelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer1] door verdachte en [medeverdachte (partner slachtoffer1)] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven is beroofd. Daartoe zijn de volgende verklaringen van belang.
Verdachte heeft verklaard dat hij aan [slachtoffer1] messteken heeft toegebracht, met het mes dat hij in zijn broekzak had7. [medeverdachte (partner slachtoffer1)] heeft verklaard dat verdachte het mes uit zijn broekzak heeft gehaald en met twee handen met het mes een aantal malen in de borst rondom de hartstreek8 van [slachtoffer1] heeft gestoken. [vriendin verdachte] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte het mes uit zijn broekzak pakte en uitklapte, en met twee handen met kracht en snel op elkaar op [slachtoffer1] instak, vlakbij het borstbeen, waarbij [slachtoffer1] nog naar [medeverdachte (partner slachtoffer1)] had gekeken en hem had gevraagd “waarom”. [vriendin verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte (partner slachtoffer1)] de armen van [slachtoffer1] vasthield toen verdachte op haar instak9.
Voorafgaand aan de steekpartij heeft [medeverdachte (partner slachtoffer1)] geprobeerd [slachtoffer1] op het bed te verwurgen met een (thee)doek. [medeverdachte (partner slachtoffer1)] heeft verklaard dat hij naar boven is gelopen met de bedoeling er een einde aan te maken, dat hij de opgerolde theedoek over haar keel heeft geplaatst en zijn handen gedurende iets van vijf minuten omlaag in het matras heeft gedrukt. [medeverdachte (partner slachtoffer1)] heeft verder verklaard dat verdachte zich bij hem voegde en heeft gezegd dat het zo niet lukte en dat hij het wel zou afmaken. Volgens [medeverdachte (partner slachtoffer1)] had hij toen nog steeds het idee dat [slachtoffer1] dood moest10. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte (partner slachtoffer1)] toen hij naar boven ging had gezegd dat hij haar kapot ging maken en dat [medeverdachte (partner slachtoffer1)] de keel van [slachtoffer1] vast had toen verdachte drie minuten later naar boven kwam. [vriendin verdachte] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [medeverdachte (partner slachtoffer1)] bezig was [slachtoffer1] met de theedoek te verwurgen, dat [medeverdachte (partner slachtoffer1)] de theedoek met beide handen vast had en deze hard tegen [slachtoffer1] keel duwde11. Voorts heeft zij verklaard dat verdachte de polsen van [slachtoffer1] vasthield 12.
Voorafgaand aan de poging [slachtoffer1] te verwurgen heeft [medeverdachte (partner slachtoffer1)] volgens zijn eigen verklaring, toen het eigenlijk rustig was in de woning, tegen verdachte en [vriendin verdachte] gezegd dat hij het beu was en er een einde aan ging maken, waarna hij vastberaden de trap opliep met de intentie om haar met een theedoek die hij in zijn handen had gepakt te gaan wurgen13. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte (partner slachtoffer1)] zei dat [slachtoffer1] dood moet en hij er een einde aan gaat maken, en dat [medeverdachte (partner slachtoffer1)] toen naar boven is gegaan en dat hij, verdachte, een halve of hele minuut daarna naar boven is gegaan, hoorde dat [medeverdachte (partner slachtoffer1)] had gezegd dat het niet lukte of iets dergelijks en dat ze dood moest, en toen zijn mes heeft gepakt en [slachtoffer1] meerdere keren heeft gestoken in de borststreek14.
[vriendin verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte (partner slachtoffer1)] en verdachte tegen elkaar zeiden "dit gaat zo niet meer, wat gaan we eraan doen", of zoiets en dat verdachte aan [medeverdachte (partner slachtoffer1)] had gevraagd "wil je d’r vanaf?" en dat [medeverdachte (partner slachtoffer1)] had gezegd "ik hou van dat meisje maar zo kan dat niet meer" of zoiets, en dat [medeverdachte (partner slachtoffer1)] ineens een theedoek met zijn handen vasthad, die hij enkele malen had omgeslagen zodat er een strook overbleef, en dat [medeverdachte (partner slachtoffer1)] en verdachte ongeveer tien minuten na [slachtoffer1] naar boven zijn gegaan15. Volgens [vriendin verdachte] heeft verdachte aan [medeverdachte (partner slachtoffer1)] voorgedaan wat hij met de theedoek moest doen 16.
De rechtbank kent grote bewijswaarde toe aan de tot bewijs gebezigde verklaringen van [vriendin verdachte] tegenover rechter-commissaris en politie afgelegd en neemt die verklaringen dan ook als uitgangspunt in haar oordeel over de aan verdachte tenlastegelegde moord. Ten opzichte van de verklaringen van [medeverdachte (partner slachtoffer1)] en verdachte, zijn de verklaringen van [vriendin verdachte] geloofwaardiger. Zij is bij haar verhoor door de rechter-commissaris op 9 september 2008 in aanwezigheid van de verdediging bij haar verklaring gebleven. [vriendin verdachte] had die dag het minst gedronken en heeft als eerste verklaard over de werkelijke toedracht van de zaak. Voorts geven verdachte en [medeverdachte (partner slachtoffer1)] ten aanzien van meerdere momenten aan geen of weinig herinnering te hebben. [vriendin verdachte] heeft zichzelf belast door te verklaren over hetgeen zij heeft gezien en gehoord.
Verder worden de verklaringen van [vriendin verdachte] op onderdelen bevestigd en op andere onderdelen niet weersproken door de onderzoeksresultaten van het NFI.
De verdediging heeft gesteld dat de verklaringen van verdachte, [medeverdachte (partner slachtoffer1)] en [vriendin verdachte] op onderdelen tegenstrijdig zijn maar heeft daaraan geen juridische consequenties verbonden. Mede gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat het door de verdediging gestelde geen nadere bespreking behoeft.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat [slachtoffer1] om het leven is gekomen door het toebrengen van messteken door verdachte, waarbij verdachte werd geholpen door [medeverdachte (partner slachtoffer1)] (vasthouden van [slachtoffer1]), dat voorafgaande aan deze fatale messteken door verdachte en zijn medeverdachte in de woonkamer de situatie rondom [slachtoffer1] is besproken, dat daarbij gezegd is dat het zo niet langer ging en dat er een einde aan moest komen en dat vervolgens [medeverdachte (partner slachtoffer1)] als eerste naar de slaapkamer van [slachtoffer1] is gegaan –even later gevolgd door verdachte-, waarna [medeverdachte (partner slachtoffer1)] –geholpen door verdachte- geprobeerd heeft [slachtoffer1] te wurgen en vervolgens de voor [slachtoffer1] fatale messteken zijn toegebracht.
Verdachte heeft derhalve tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven beroofd.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde feit
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is voor wat betreft de vraag of sprake is van poging tot zware mishandeling van oordeel dat de gebeurtenissen tijdens de ruzie in de avond op de benedenverdieping afzonderlijk moeten worden bezien van die in de slaapkamer van het slachtoffer later die nacht, onder verwijzing naar hetgeen zij hierover heeft overwogen in haar bewijsbeslissing ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat tijdens de ruzie waarbij de gestelde mishandeling heeft plaatsgehad het opzet, waaronder begrepen het voorwaardelijk opzet, was gericht op het aan [slachtoffer1] toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en overweegt hiertoe het volgende.
[vriendin verdachte] heeft verklaard dat zij [slachtoffer1] stevig17 heeft geslagen, twee keer op haar kaak en op haar neus18 en dat haar neus toen begon te bloeden19. [medeverdachte (partner slachtoffer1)] heeft verklaard dat [vriendin verdachte] [slachtoffer1] meerdere keren met haar hand of vuist heeft geslagen waardoor [slachtoffer1] een bloedneus opliep en een kapotte lip20 21. [vriendin verdachte] heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat zij [slachtoffer1] een keer aan de linkerkant moest pakken22. Volgens [vriendin verdachte] heeft verdachte aan [slachtoffer1] in ieder geval één kopstoot gegeven23. Volgens [medeverdachte (partner slachtoffer1)] heeft verdachte aan [slachtoffer1] twee kopstoten gegeven, maar hij kan zich niet herinneren of die kopstoten hard aankwamen24.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat het voornoemde geweld
gelet op de aard en de omstandigheden waaronder het is verricht naar de uiterlijke verschijningsvorm moet worden aangemerkt als zo gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het –behoudens bijzondere omstandigheden waarvan niet is gebleken- niet anders kan zijn dan dat verdachte en zijn mededader de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel hebben aanvaard.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen dat het opzet was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 2 subsidiair
[vriendin verdachte] heeft verklaard dat zij [slachtoffer1] tweemaal met haar vuist heeft geslagen. Zij heeft haar stevig25 geslagen, twee keer op haar kaak en op haar neus26 en haar neus begon te bloeden27. [medeverdachte (partner slachtoffer1)] heeft verklaard dat [vriendin verdachte] [slachtoffer1] meerdere keren heeft geslagen met haar hand of vuist waardoor [slachtoffer1] een bloedneus opliep en een kapotte lip28 29. Verdachte heeft verklaard tegen [vriendin verdachte] te hebben gezegd dat zij ook eens de andere kant van [slachtoffer1] gezicht moest pakken, omdat zij steeds op dezelfde plaats aan de linkerzijde van het gezicht sloeg en deze begon op te zwellen. [vriendin verdachte] heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat zij [slachtoffer1] een keer aan de linkerkant moest pakken30. Volgens [vriendin verdachte] heeft verdachte [slachtoffer1] in ieder geval één kopstoot gegeven31. Volgens [medeverdachte (partner slachtoffer1)] heeft verdachte [slachtoffer1] twee kopstoten gegeven. De rechtbank gaat gelet op de verklaringen van zowel [medeverdachte (partner slachtoffer1)] als [vriendin verdachte] voorbij aan de verklaring van verdachte, waar hij stelt dat hij wel met zijn hoofd tegen dat van [slachtoffer1] heeft aangehangen maar dat hij haar geen kopstoot heeft gegeven32.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aldus tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer1] opzettelijk heeft mishandeld, waardoor [slachtoffer1] lichamelijk letsel heeft bekomen. De rechtbank voegt daaraan toe dat zij aan de term “mishandelend” in de tenlastelegging feitelijke betekenis toekent, waardoor deze term mede pijn c.q. letsel tot uitdrukking brengt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
omstreeks 03 september 2008 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven heeft
beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een theedoek de keel van voornoemde [slachtoffer1] dichtgeduwd/geknepen en vervolgens met een mes meerdere keren in de hals en
het bovenlichaam van voornoemde [slachtoffer1] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer1] is overleden;
2.
Subsidiair:
op 03 september 2008 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer1] meermalen, telkens met kracht in het gezicht heeft gestompt en een kopstoot in het gezicht heeft gegeven.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 47, 57, 289, 300.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar met aftrek van voorarrest.
Toewijzing van de vordering van de [benadeelde partij] tot een bedrag van 1422,22 euro, hoofdelijk, tevens met oplegging van de schademaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert aan de databank consistente straftoemeting waaruit blijkt dat in de regel voor vergelijkbare zaken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 15 jaren wordt opgelegd. De verdediging acht het niet onredelijk te veronderstellen dat verdachte ten tijde van het delict licht verminderd toerekeningsvatbaar was.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Aan de nabestaanden van het slachtoffer is zeer veel leed toegebracht. Haar ouders die zich lange tijd grote zorgen over haar gemaakt hadden dachten dat haar leven eindelijk op de rails stond. Met gerust hart waren zij op vakantie gegaan. Haar broer heeft nog getracht de verdachte en zijn vriendin uit de woning weg te sturen, maar dat liet verdachte niet gebeuren ondanks dat de relatie met [slachtoffer1] spanningen gaf. Onder invloed van alcohol is uiteindelijk de noodlottige beslissing genomen haar te doden. Een duidelijk motief ontbreekt. Op kille wijze -nadat eerst gepoogd wordt [slachtoffer1] te wurgen- maakt verdachte een eind aan haar leven door haar met een mes vele malen in borst en hals te steken. Een wrede en gruwelijke moord op een weerloze jonge vrouw. Verdachte die reeds eerder is veroordeeld ter zake een geweldsdelict, is bij de uitvoering van de moord dominant en leidend geweest en is ook degene geweest die achteraf een alibi heeft bedacht. Eerder die nacht was het slachtoffer reeds door verdachte en zijn vriendin mishandeld.
Moord is een van de zwaarste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is bedreigd met een levenslange gevangenisstraf. Het oordeel van de raadsman dat voor moord in de regel een gevangenisstraf tussen de 12 jaar en hooguit 15 jaar wordt opgelegd deelt de rechtbank niet.
Een lange vrijheidsstraf voor dit levensdelict is passend. Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte is er geen reden voor strafvermindering gelet op de conclusies van het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 19 mei 2009, dat ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten verdachte weliswaar lijdende was aan een ziekelijke stoornis zijner geestvermogens op basis van alcoholafhankelijkheid, doch dat deze feiten hem volledig kunnen worden toegerekend.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is voorts van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de [benadeelde partij] (ten aanzien van feit 1)
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. Een en ander met dien verstande dat het toegewezen bedrag niet 1422,22 euro bedraagt maar 1362,71 euro, omdat de rechtbank, gelet op haar beslissing, op het gevorderde bedrag de daarin verdisconteerde claim aan wettelijke rente in mindering heeft gebracht.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 2 primair:
Vrijspraak
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van moord
T.a.v. feit 2 subsidiair:
medeplegen van mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 2 subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1362,71 subsidiair 27 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van [benadeelde partij] ,van een bedrag van EUR 1362,71 (zegge:
duizenddriehonderdtweeenzestig euro en eenenzeventig cent ), bij gebreke van
betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis, te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 3 september 2008 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn
mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 1362,71
(zegge: duizendriehonderdtweeenzestig euro en eenenzeventig cent ), te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2008 tot de dag der
algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn
mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. F.P.E. Wiemans, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 11 juni 2009.
1 Proces-verbaal technisch onderzoek, dossier technisch onderzoek van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost I, bijlage A.01 pag 1 en 6
2 rapport NFI dd 30 september 2008, einddossier pag 80
3 proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 235/236
4 Proces-verbaal verhoor verdachte, einddossier pag 123 en 125; proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 251; proces-verbaal verhoor [medeverdachte (partner slachtoffer1)], einddossier pag 193/194
5 Proces-verbaal verhoor verdachte, einddossier pag 123, 125 en 137; proces-verbaal verhoor [medeverdachte (partner slachtoffer1)], einddossier pag 193/194, 201 en 213; proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 251/252, 259 en 270
6 PV bevindingen, einddossier pag 229; proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte] pag 238 en 250; proces-verbaal verhoor [medeverdachte (partner slachtoffer1)], einddossier pag 164 en 178; proces-verbaal verhoor verdachte, einddossier pag 108 en 125
7 Proces-verbaal bevindingen (melding verdachte), einddossier pag 80; proces-verbaal aanhouding verdachte, einddossier pag 37; proces-verbaal verhoor verdachte, einddossier pag 127/128; verklaring verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2009
8 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte (partner slachtoffer1)], einddossier pag 192
9 Proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 259 en verhoor van [vriendin verdachte] bij de rechter-commissaris van 19 februari 2009
10 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte (partner slachtoffer1)], einddossier pag 193/194
11 Proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 251
12 Verhoor [vriendin verdachte] bij de rechter-commissaris van 19 februari 2009
13 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte (partner slachtoffer1)], einddossier pag 192
14 Proces-verbaal verhoor verdachte, einddossier pag 123
15 Proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 251
16 verhoor [vriendin verdachte] bij de rechter-commissaris van 19 februari 2009
17 Pv bevindingen, einddossier pag 229
18 Proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 238
19 Proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 250
20 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte (partner slachtoffer1)], einddossier pag 164
21 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte (partner slachtoffer1)], einddossier pag 178
22 Proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 250
23 Proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 258
24 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte (partner slachtoffer1)], einddossier pag 192
25 Pv bevindingen, einddossier pag 229
26 Proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 238
27 Proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 250
28 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte (partner slachtoffer1)], einddossier pag 164
29 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte (partner slachtoffer1)], einddossier pag 178
30 Proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 250
31 Proces-verbaal verhoor [vriendin verdachte], einddossier pag 258
32 Proces-verbaal verhoor verdachte, einddossier pag 125