ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ1599

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825266-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en de voortgang van de behandeling van de veroordeelde

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 24 juni 2009 een tussentijdse toetsing uitgevoerd van de ISD-maatregel opgelegd aan de veroordeelde, die in 2008 door het gerechtshof was veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank heeft de voortgang van de behandeling en de recidivekansen van de veroordeelde beoordeeld, waarbij verschillende rapportages zijn meegenomen, waaronder een voorlichtingsrapport van het Leger des Heils en een evaluatierapport van een deskundige. De veroordeelde heeft in het verleden hersenletsel opgelopen en kampt met verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek, wat zijn kans op recidive verhoogt.

Tijdens de zitting is de veroordeelde gehoord, evenals de officier van justitie en zijn raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde gemotiveerd is om aan zijn behandeling mee te werken, maar dat er nog veel obstakels zijn, zoals een gebrek aan huisvesting en probleembesef. De deskundige heeft aangegeven dat de kans op terugval groot is zonder behandeling, en dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen.

De rechtbank heeft het verzoek van de raadsman om de maatregel te beëindigen afgewezen en benadrukt dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de veroordeelde. De rechtbank heeft ook haar bezorgdheid geuit over de vertraging in het traject en de verambtelijking die dit met zich meebrengt. De beslissing is genomen in het belang van zowel de veroordeelde als de maatschappij.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825266-07
Beslissing tussentijdse beoordeling plaatsing inrichting stelselmatige daders
Beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, openbare raadkamer belast met de behandeling van strafzaken, naar aanleiding van een tussentijdse beoordeling van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (38s Sr.) inzake:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende te: P.I. Vught, PPC te Vught.
Het onderzoek van de zaak.
Bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 26 februari 2008 is veroordeelde de maatregel opgelegd van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. Bij beslissing van 15 september 2008 heeft de rechtbank bepaald dat de ISD-maatregel dient te worden voortgezet, met de bepaling dat de zaak voor de achttiende maand van het traject wederom aan de rechtbank wordt voorgelegd teneinde de voortgang van de ISD-maatregel te toetsen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 26 februari 2008;
- de beslissing van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 15 september 2008 inhoudende de voortzetting van de ISD-maatregel;
- een voorlichtingsrapport ISD van [medewerker], Leger des Heils, d.d. 02 april 2009;
- een evaluatierapportage ISD van [getuige-deskundige 1], plaatsvervangend hoofd CBTR/ISD bij JI Vught, d.d. 09 juni 2009.
De rechtbank heeft op 24 juni 2009 de officier van justitie, de veroordeelde en diens
raadsman mr. [naam raadsman], alsmede de getuige-deskundige [getuige-deskundige 1] in openbare raadkamer gehoord.
De beoordeling.
Uit voornoemde evaluatierapportage ISD-maatregel blijkt onder meer het volgende:
Betrokkene heeft in 2003 hersenletsel opgelopen na een auto-ongeluk. Teneinde de hersenschade vast te stellen heeft op 24 september 2008 een neurologisch onderzoek plaatsgevonden in het [ziekenhuis] te Veldhoven. Op 24 oktober 2008 is het neurologisch rapport ontvangen. Uit dit rapport blijkt dat er sprake is van een posttraumatisch frontaal syndroom met posttraumatische epilepsie en epilepsie als gevolg van overmatig alcoholgebruik in het verleden. Er is geen sprake van een dementiesyndroom.
Met inachtneming van deze bevindingen is in overleg met de [medewerker] van het Leger des Heils een reïntegratieplan opgesteld. Dit plan staat beschreven in het hiervoor genoemde voorlichtingsrapport van de [medewerker]. Hierna is betrokkene aangemeld bij het NIFP. De indicatiestelling van het NIFP is op 08 juni 2009 naar de JI Vught gezonden. Betrokkene is geïndiceerd voor GGZ De Woenselse Poort, afdeling De Ponder.
Tot op heden geeft betrokkene aan mee te willen werken en gemotiveerd te zijn om de negatieve spiraal van het continue plegen van delicten te doorbreken. Betrokkene valt vaak terug in een gedragsrepertoire van verbale bedreigingen en uitingen.
JI Vught adviseert om de maatregel ISD voort te zetten. Het indicatiebesluit vanuit het NIFP zal worden opgevolgd.
Uit voornoemd voorlichtingsrapport blijkt onder meer het volgende:
Er is sprake van een hardnekkige combinatie van verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek. De kans op recidive is hoog. Primaire randvoorwaarden ontbreken. Betrokkene heeft geen huisvesting, geen structuur. Daarnaast is er geen sprake van probleembesef, ziekte-inzicht en bereidheid tot verandering. Onder invloed van alcohol (en drugs) kan betrokkene soms agressief reageren naar zijn omgeving, in zoverre is sprake van gevaar voor anderen. Rapporteur is gezien eerder uitgezette trajecten van mening dat een behandeling, indien geïndiceerd, in aanvang klinisch zal moeten plaatsvinden. Betrokkene zegt zelf dat hij in het kader van de ISD maatregel mee wil werken aan een klinische behandeling bij De Ponder. Dit moet echter op zijn voorwaarden gebeuren. Hij laat nadrukkelijk horen dat hij niet van plan is om zijn alcoholgebruik aan te pakken. Het is gezien de uitgebrachte rapportages erg moeilijk om een doelgerichte behandeling in te stellen. Rapporteur ziet momenteel, gezien de opstelling en problematiek van betrokkene, geen aanknopingspunten om nu andere interventies (buiten de gevangenis) uit te zetten.
De veroordeelde heeft verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik ben eerder met een rechterlijke machtiging opgenomen geweest bij de GGzE. Dat ging heel goed. [Persoon 1] was toen mijn case-manager. Ik heb al gebeld of ik weer bij De Ponder terecht kan. Ik wil daar graag heen. Ik besef heel goed dat alcohol niet goed is voor mij. In combinatie met mijn medicijnen tegen epilepsie is het levensgevaarlijk om te drinken. Ik heb een tijd gehad dat ik zo’n vijfentwintig halve liters per dag dronk. Ik heb mijn alcoholgebruik nu al fors geminderd en ben ook bereid om helemaal te stoppen. Ik heb genoeg meegemaakt en ben het zat. Ik heb al geregeld dat ik binnen twee maanden in Helmond een huis toegewezen kan krijgen. Het is juist dat er in de inrichting wat incidenten zijn geweest. Daar ga ik tegen in beroep of ik ga aangifte doen, want ik heb er totaal geen schuld aan.
De getuige-deskundige [getuige-deskundige 1] heeft gepersisteerd bij voornoemd advies en heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Het hele traject heeft lang geduurd. [Medewerker Leger Des Heils] wilde niet rapporteren voor hij de schriftelijke verslaglegging van het neurologisch onderzoek had ontvangen. Daarna hebben we lang moeten wachten tot het NIFP een indicatiestelling gaf. We zijn nu in afwachting van een plaatsing bij De Ponder. Vanochtend heb ik gehoord dat het intakegesprek daar op 02 juli 2009 gaat plaatsvinden. Daarna zou hij er binnen twee maanden terecht moeten kunnen. Er is geen wachtlijst. De kans op terugval is groot als er geen behandeling plaatsvindt. Ik ben er niet van overtuigd dat hij tijdens een verlof de alcohol kan laten staan. Ik zal uitzoeken of het mogelijk is dat [persoon 1] als case-manager gaat optreden. We zijn reeds aan het onderzoeken wat er na De Ponder eventueel nog aan nazorg nodig is.
De officier van justitie heeft het navolgende aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Het heeft allemaal lang geduurd en dat betreur ik. Ik zal hier nogmaals aandacht voor vragen in het overleg met JI Vught. Er is wel het een en ander gebeurd. Er is een neurologisch onderzoek geweest, een reïntegratieplan opgesteld en een indicatiebesluit afgegeven. Op 02 juli 2009 is er een intakegesprek bij De Ponder en hierna zou de behandeling snel moeten kunnen starten. Dit is goed nieuws want betrokkene scoort hoog op alle criminogene factoren. Er is sprake van persoonlijkheidsproblematiek en van alcoholproblematiek. Het recidivegevaar is hoog als hij nu zonder begeleiding naar buiten gaat. Ik vraag voortzetting van de maatregel. Ik zeg tevens toe dat ik het huisvestingsprobleem van meneer nog een keer zal aankaarten in het Reso-overleg in Helmond. Ik zie niets in een volgende toets over vier maanden.
De raadsman heeft het navolgende aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik heb de stukken erg laat ontvangen. Het rapport van het Leger des Heils bevat onvolkomenheden. Het is niet zo dat mijn cliënt niet bereid is tot verandering. Dat heeft hij ook niet gezegd. Mijn cliënt is ook bereid om zijn drinkgedrag te veranderen. In feite is dit al gebeurd, in Vught mag hij niet drinken. Het rapport noemt mijn cliënt alcoholverslaafd maar onderbouwt dit niet. Het rapport is deels gebaseerd op oude zaken. Naar mijn mening is mijn cliënt niet alcoholverslaafd. Met betrekking tot de evaluatierapportage merk ik op dat de meeste daarin genoemde incidenten reeds zijn besproken bij de vorige toetsing. Daarom ga ik daar nu niet verder op in. Het incident met betrekking tot de contrabande op cel lijkt op papier heel ernstig, maar dat ging slechts om een pak koffie en een pak suiker dat hij te veel op cel zou hebben. Mijn cliënt verricht soms klusjes voor medegedetineerden en dan krijgt hij dergelijke spullen als beloning.
Het hele traject verloopt veel te langzaam. Op 24 oktober 2008 was er al een neurologisch rapport. Het reïntegratieplan werd pas in februari 2009 opgesteld. Op 27 februari 2009 werd vervolgens het NIFP gevraagd om een indicatiestelling. Die kwam uiteindelijk pas op 08 juni 2009. In de evaluatierapportage wordt gesteld dat de indicatiestelling zal worden gevolgd, maar er zijn nog geen concrete stappen ondernomen. Mijn cliënt wordt onvoldoende tot niet behandeld en begeleid. Mijn cliënt en de maatschappij zijn beter af als hij wordt begeleid door de reguliere gezondheidszorg. Mijn cliënt is hiertoe bereid. Een eventueel recidiverisico wordt niet teruggedrongen door een kale ISD, waar hier wel sprake van is. Er is geen sprake van een noodzaak tot voortzetting van de ISD maatregel zoals bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht. Primair vraag ik beëindiging van de maatregel. Subsidiair vraag ik om over vier maanden opnieuw te evalueren gezien de trage voortgang tot op heden en ook omdat over negen maanden de maatregel al bijna feitelijk is geëindigd.
Gelet op de stukken en het verhandelde in de raadkamer, gezien artikel 38n, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat de beëindiging van de recidive van veroordeelde en de beveiliging van de maatschappij vorderen dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet. Op korte termijn zal naar verwachting met de benodigde behandeling worden aangevangen. De rechtbank vindt het voorts van belang dat betrokkene wordt begeleid bij zijn terugkeer naar de maatschappij.
Het verzoek van de raadsman om over vier maanden opnieuw te evalueren wijst de rechtbank af. De wet biedt aan de raadsman de mogelijkheid om over zes maanden een volgende evaluatie te verzoeken.
De rechtbank wil ten slotte benadrukken dat zij het te voorkomen tijdsverlies in het traject als gevolg van een steeds verdergaande verambtelijking ten zeerste betreurt en dat zij aandacht heeft voor deze problematiek.
De beslissing.
De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. K. Visser, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.W.A. Kap-Knippels, griffier,
en is uitgesproken ter openbare raadkamer van 24 juni 2009.