ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ2090

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
195744 - KG ZA 09-462
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie door ex-aandeelhoudster en bestuurder van een failliete vennootschap jegens de verkrijger van de onderneming

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vorderde Luba Groep B.V. (hierna: Luba) een verbod op onrechtmatige concurrentie door [gedaagden], voormalige aandeelhouders en bestuurders van de failliete vennootschap P&E People B.V. Luba had op 3 juli 2009 de uitzendonderneming van P&E gekocht, met de intentie om de uitzendkrachten en een deel van het personeel in dienst te houden. De curatoren van P&E, mr. Jan Johan Dingemans en mr. Stijn Harry Frans Hoppenbrouwers, traden op namens de failliete boedel. Luba stelde dat [gedaagden] zich schuldig maakten aan onrechtmatige concurrentie door actief contact te onderhouden met voormalige werknemers, uitzendkrachten en klanten van P&E, wat de doorstart van Luba in gevaar zou brengen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat Luba een spoedeisend belang had bij haar vorderingen, aangezien de acties van [gedaagden] de continuïteit van de onderneming bedreigden. De rechter wees de vorderingen tegen [W] af, omdat er onvoldoende bewijs was voor onrechtmatig handelen. Echter, de vorderingen tegen [P] werden gedeeltelijk toegewezen, omdat haar handelen als onrechtmatig werd beschouwd. De rechter verbood [P] om contact te onderhouden met de uitzendkrachten en klanten van P&E en legde een dwangsom op voor elke overtreding van dit verbod. Tevens werden de proceskosten aan [P] opgelegd, terwijl Luba c.s. in de kosten van [W] werden veroordeeld.

Dit vonnis benadrukt de bescherming van de belangen van een verkrijger van een onderneming tegen onrechtmatige concurrentie door voormalige bestuurders en aandeelhouders, vooral in situaties van faillissement en doorstart. Het onderstreept ook de noodzaak voor voormalige werknemers om zich bewust te zijn van hun verplichtingen jegens hun voormalige werkgevers, zelfs na het verstrijken van een concurrentiebeding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 195744 / KG ZA 09-462
Vonnis in kort geding van 7 juli 2009
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUBA GROEP B.V.,, tevens h.o.d.n. LUBA PEOPLE B.V. i.o,
gevestigd te Leiden,
3. MR. JAN JOHAN DINGEMANS handelend in hoedanigheid van curator in het faillissement van P&E PEOPLE B.V,
kantoorhoudende te Utrecht,
4. MR. STIJN HARRY FRANS HOPPENBROUWERS handelend in hoedanigheid van curator in het faillissement van P&E PEOPLE B.V,
kantoorhoudende te Eindhoven,
eisers,
advocaten mr. C. van Oosten en mr. M. Teekens te Leiden,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. H. Braak te Veenendaal.
Eiser sub 1 zal hierna als Luba en eisers sub 3 en sub 4 als curatoren en gezamenlijk als Luba c.s. worden aangeduid. Gedaagden zullen respectievelijk als [W] en [P] en gezamenlijk als [gedaagden] worden aangeduid.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Luba c.s.
- de pleitnota van [gedaagden].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Luba Groep exploiteert een uitzendonderneming en is actief in heel Nederland. De nog niet volledig opgerichte vennootschap Luba People B.V. i.o. gaat daar onderdeel van uitmaken. Luba Groep wordt van die vennootschap aandeelhouder en bestuurder.
2.2. De curatoren zijn op 1 juli 2009 aangesteld als bewindvoerders in de surseance van betaling van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid P&E People B.V. (hierna ook: P&E), welke surseance van betaling op 2 juli 2009 is omgezet in een faillissement.
2.3. Luba People heeft op 3 juli 2009 uit de failliete boedel van P&E een uitzendonderneming (hierna: de onderneming) gekocht. Deze onderneming is actief in het uitzenden van (voornamelijk) Poolse uitzendkrachten. Het bestand uitzendkrachten bedraagt ongeveer 1400 personen. In de koopovereenkomst heeft Luba de intentie neergelegd om alle uitzendkrachten aan het werk te houden en 75% van het vaste personeel, afhankelijk van welke klanten zouden blijven.
2.4. Van 2 op 3 juli 2009 hebben de curatoren overeenstemming met Luba bereikt en de koopovereenkomst gesloten. Op 3 juli 2009 is door Luba de koopsom voldaan en is een perscommuniqué uitgegeven ter gelegenheid waarvan alle vaste werknemers, uitzendkrachten, klanten, leveranciers en andere relaties zo veel mogelijk zijn geïnformeerd.
2.5. P&E , althans de onderneming die daar deel van uitmaakte, werd tot voor circa drie jaar direct of indirect, middellijk of onmiddellijk gecontroleerd door [gedaagden]. Circa drie jaar geleden hebben [gedaagden] deze onderneming verkocht aan een derde.
3. Het geschil
3.1. Luba c.s. vorderen in dit kort geding, na wijziging van eis, [gedaagden] hoofdelijk onmiddellijk te verbieden om:
1. middellijk of onmiddellijk, direct of indirect via door gedaagden direct of indirect geheel of gedeeltelijk gecontroleerde rechtspersonen of personenvennootschappen contact te onderhouden dan wel in contact te treden met uitzendkrachten die op 2 juli 2009 of in een periode van zes maanden daarvoor via een uitzendovereenkomst in dienst waren bij P&E of vanaf 3 juli 2009 en een periode van zes maanden daarna via een uitzendovereenkomst in dienst zijn van Luba,
2. middellijk of onmiddellijk, direct of indirect via door gedaagden direct of indirect geheel of gedeeltelijk gecontroleerde rechtspersonen of personenvennootschappen contact te onderhouden dan wel in contact te treden met werknemers die op 2 juli 2009 of in een periode van zes maanden daarvoor via een arbeidsovereenkomst in dienst waren bij P&E of vanaf 3 juli 2009 en een periode van zes maanden daarna via een arbeidsovereenkomst in dienst zijn van Luba, dan wel met werknemers die niet via een arbeidsovereenkomst in dienst zijn van Luba maar die gebonden zijn aan een concurrentie- of relatiebeding,
3. middellijk of onmiddellijk, direct of indirect via door gedaagden direct of indirect geheel of gedeeltelijk gecontroleerde rechtspersonen of personenvennootschappen contact te onderhouden dan wel in contact te treden met klanten die op 2 juli 2009 of in een periode van zes maanden daarvoor via een uitzendovereenkomst contractueel gebonden waren aan P&E of vanaf 3 juli 2009 en een periode van zes maanden daarna via een uitzendovereenkomst contractueel gebonden zijn aan Luba,
4. middellijk of onmiddellijk, direct of indirect via door gedaagden direct of indirect geheel of gedeeltelijk gecontroleerde rechtspersonen of personenvennootschappen contact te onderhouden dan wel in contact te treden met verhuurders van P&E , Luba dan wel de door Luba voor de exploitatie van de Onderneming in te zetten rechtspersoon,
Sub 1 tot en met sub 4 op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 per dag of dagdeel dat [gedaagden] hiermee in strijd handelen, zonder maximum,
5. veroordeling van [gedaagden] in de kosten van deze procedure.
3.2. Luba c.s. leggen aan hun vordering het navolgende ten grondslag. [gedaagden] plegen jegens Luba een ernstige vorm van onrechtmatige concurrentie waardoor zowel Luba als de faillissementsboedel van P&E op een ontoelaatbare wijze worden benadeeld. Het handelen van [gedaagden] is in het handelsverkeer als onbetamelijk, althans als zeer onzorgvuldig en daarmee als onrechtmatig aan te merken. Door [gedaagden] wordt immers misbruik gemaakt van de insolventie van P&E en het gegeven dat Luba bezig is met een doorstart van een deel van die onderneming. [gedaagden] wenden juist die delicate positie aan door systematisch en ongegeneerd in contact te treden met medewerkers, uitzendkrachten, klanten en huurders van de door Luba gekochte onderneming. Luba c.s. lijden door deze handelswijze van [gedaagden] schade. De schade voor Luba bestaat er in dat zij voor de koopsom die zij heeft betaald aan de boedel minder opbrengsten heeft of minder opbrengsten dreigt te zullen hebben dan zij redelijkerwijs mocht verwachten in vergelijking met de situatie dat de klanten en uitzendkrachten door [gedaagden] met rust zouden zijn gelaten. Voor de curatoren bestaat de schade er in, dat zij hun doel en taak, namelijk behoud van zo veel mogelijk werkgelegenheid niet kunnen realiseren. Dat heeft ook financiele consequenties: hoe minder werk er is bij de overnemende partij, hoe minder mensen hun vaste of uitzendbaan behouden en hoe meer er een beroep zal worden gedaan op het UWV., hetgeen negatieve gevolgen zal hebben voor de andere schuldeisers, nu het UWV immers het bedrag van de door haar uitgekeerde gelden als boedel- en hoogpreferente vorderingen bij de curatoren mag indienen.
3.3. Het verweer van [gedaagden] komt - zakelijk weergegeven - op het navolgende neer. [W] betwist enige vorm van concurrente activiteiten te ondernemen. Hij is al geruime tijd bemiddelaar in huisvesting en is niet in de uitzendbranche werkzaam. Het is juist dat [P] een uitzendorganisatie is gestart die is ingegeven door het faillissement van P&E, maar [P] betwist dat haar activiteiten gericht zijn op het verhinderen van Luba om hetgeen Luba uit de failliete boedel gekocht heeft tot exploitatie te brengen. [P] en [W] betwisten dat zij zondag jongstleden een bijeenkomst hebben georganiseerd waarbij Poolse uitzendkrachten zijn uitgenodigd die werkzaam zijn bij Hessing, een grote klant van P&E, met als doel de klant Hessing aan zich te binden. [P] is niet de enige die door uitzendkrachten van P&E is en wordt benaderd. Haar activiteiten als nieuwe uitzendorganisatie zullen concurrerend zijn voor Luba , maar het is in strijd met het vrije handelsverkeer om concurrentie te verbieden jegens een onderneming die op enig moment activa van een andere onderneming heeft gekocht, hetgeen temeer klemt omdat Luba jegens de curatoren geen enkel voorbehoud heeft gemaakt in de koopovereenkomst. De stelling van de curatoren dat de boedel geconfronteerd kan worden met regresvorderingen van UWV snijdt geen hout. Immers, weigeren mensen een overeenkomst met Luba dan zijn zij niet onvrijwillig werkeloos en sluiten zij een overeenkomt met [P] dan zijn zij sowieso niet werkeloos. Noch [P], noch [W] brengen onrechtmatige (stelselmatige) hinder teweeg.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [W] en [P] hebben het door Luba c.s. gestelde spoedeisend belang niet betwist, zodat de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat zij spoedeisend belang bij hun vorderingen hebben.
4.2. [W] heeft onbetwist verklaard dat hij thans geen uitzendbureau exploiteert noch voornemens is dat in de toekomst te gaan doen. Van onrechtmatig handelen van [W] is dan ook geen sprake. Gesteld noch gebleken is dat onrechtmatig handelen van [W] dreigt. Dat [W] derden toegang heeft verschaft tot door P&E gehuurde panden is in het licht van de betwisting daarvan door [W] niet komen vast te staan. De vorderingen van Luba c.s. jegens [W] zullen dan ook worden afgewezen.
4.3. [P] heeft betwist dat zij derden toegang tot door P&E gehuurde panden heeft verschaft. De vordering van Luba c.s. [P] te veroordelen contact te onderhouden dan wel in contact te treden met verhuurders van P&E zal dan ook worden afgewezen. [P] heeft verklaard dat de surseance van betaling van P&E haar heeft doen besluiten wederom een uitzendbureau op te zetten. Zij verklaart tevens de klanten van P&E uit de periode dat zij aandeelhouder en bestuurder van P&E was te hebben benaderd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [P] onrechtmatig gehandeld jegens P&E door de genoemde klanten van P&E te benaderen. Uit de genoemde feiten dient tevens te worden afgeleid dat [P] mogelijk onrechtmatig jegens P&E zal handelen door klanten, werknemers en uitzendkrachten van haar te benaderen en contractuele relaties met (voormalige) klanten, werknemers en uitzendkrachten van P&E aan te gaan.
4.4. Dat de duur van het concurrentiebeding tussen [P] en P&E inmiddels is verstreken laat de onrechtmatigheid van het handelen van [P] onverlet. Het stelselmatig benaderen van de klanten van de (voormalige) werkgever door de (voormalige) werknemer is onrechtmatig jegens de (voormalige) werknemer ongeacht of een concurrentiebeding bestaat dan wel heeft bestaan.
4.5. Het is in het belang van de curatoren van P&E dat zoveel mogelijk werknemers haar dienst op korte termijn zullen verlaten omdat de verplichtingen van de curatoren jegens de werknemers en/of het UWV daardoor zullen worden beperkt. Op grond daarvan hebben de curatoren er belang bij dat [P] Luba geen jegens de curatoren onrechtmatige concurrentie aandoet. Het handelen van [P] kan er immers toe leiden dat Luba minder werknemers van P&E een arbeidsovereenkomst zal aanbieden.
4.6. Het had op de weg van [P] gelegen ook een bod te doen op (een deel van) de onderneming van P&E. In plaats daarvan tracht [P] de know how van P&E te gebruiken en daarmee in concurrentie met Luba te treden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter handelt [P] daarmee ook onrechtmatig jegens Luba. [P] komt over als een succesvolle zakenvrouw en het had haar bekend dienen te zijn dat zij (een deel van) de onderneming van P&E had dienen te kopen in plaats (een deel van) de onderneming van P&E buiten de curatoren om voort te zetten.
4.7. Conclusie is dat de vorderingen van Luba c.s. tegen [W] dienen te worden afgewezen en de vorderingen van Luba c.s. tegen [P] (gedeeltelijk) dienen te worden toegewezen.
4.8. Aan de gevorderde dwangsommen zal een rechterlijke matigingsbevoegd¬heid van de hierna te vermelden inhoud worden verbonden.
4.9. Luba c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [W] worden veroordeeld. [P] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Luba c.s. worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt [P] om middellijk of onmiddellijk, direct of indirect via door haar direct of indirect geheel of gedeeltelijk gecontroleerde rechtspersonen of personenvennootschappen contact te onderhouden dan wel in contact te treden met uitzendkrachten die op 2 juli 2009 of in een periode van zes maanden daarvoor via een uitzendovereenkomst in dienst waren bij P&E of vanaf 3 juli 2009 en een periode van zes maanden daarna via een uitzendbureau in dienst zijn van Luba,
5.2. verbiedt [P] om middellijk of onmiddellijk, direct of indirect via door haar direct of indirect geheel of gedeeltelijk gecontroleerde rechtspersonen of personenvennootschappen contact te onderhouden dan wel in contact te treden met werknemers die op 2 juli 2009 of in een periode van zes maanden daarvoor via een arbeidsovereenkomst in dienst waren bij P&E of vanaf 3 juli 2009 en een periode van zes maanden daarna via een arbeidsovereenkomst in dienst zijn van Luba, dan wel met werknemers die niet via een arbeidsovereenkomst in dienst zijn van Luba maar die gebonden zijn aan een concurrentie- of relatiebeding,
5.3. verbiedt [P] om middellijk of onmiddellijk, direct of indirect via door haar direct of indirect geheel of gedeeltelijk gecontroleerde rechtspersonen of personenvennootschappen contact te onderhouden dan wel in contact te treden met klanten die op 2 juli 2009 of in een periode van zes maanden daarvoor via een uitzendovereenkomst contractueel gebonden waren aan P&E of vanaf 3 juli 2009 en een periode van zes maanden daarna via een uitzendovereenkomst contractueel gebonden zijn aan Luba,
5.4. bepaalt dat Peter voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 5.1., 5.2. en/of 5.3. bepaalde, aan Luba een dwangsom verbeurt van € 50.000,00,
5.5. bepaalt dat deze dwangsom vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
5.6. veroordeelt [P] in de proceskosten, aan de zijde van Luba c.s. tot op heden begroot op € 1.150,25,
5.7. veroordeelt Luba c.s. in de proceskosten van [W], tot op heden begroot op
€ 947,00,
5.8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op
7 juli 2009.