ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ9167

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/997001-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige telefoontaps en vrijspraak in zaak betreffende de Diergeneesmiddelenwet

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten die verband hielden met de Diergeneesmiddelenwet en de Flora- en faunawet. De tenlastelegging omvatte onder andere het in- en uitvoeren van beschermde diersoorten met gebruik van valse gezondheidscertificaten en het voorhanden hebben van niet-geregistreerde diergeneesmiddelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk.

Tijdens de zittingen kwam naar voren dat de verdediging betwistte dat de telefoontaps rechtmatig waren verkregen. De rechtbank oordeelde dat de machtiging tot het opnemen van telefoongesprekken onrechtmatig was verleend, omdat er op dat moment geen sprake was van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Hierdoor werden de informatie en bewijsmiddelen die uit deze telefoontaps waren verkregen, uitgesloten van het bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte bij gebrek aan bewijs van alle tenlastegelegde feiten moest worden vrijgesproken.

De rechtbank verklaarde de inbeslaggenomen goederen onttrokken aan het verkeer, maar gelastte ook de teruggave van bepaalde goederen aan de verdachte. Dit vonnis is uitgesproken op 5 oktober 2009, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/997001-07
Datum uitspraak: 05 oktober 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 december 2008, 6 april 2009 en 21 september 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 oktober 2008. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 9 december 2008 gewijzigd. Met inachtneming van deze wijziging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2003 tot en met 23 augustus
2007 te Eindhoven en/of Schijndel, tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk één of meer dieren, één of meer
eieren en/of één of meer producten van dieren, behorende tot een beschermde
inheemse en/of beschermde uitheemse diersoort, te weten
- zogenaamde miereneieren, althans mierenpoppen van de Formica rufa en/of de
Formica polyctena (zaak A1) en/of
- 2, althans 1 boomklever(s) (A2) en/of
- 1 barmsijs (A3) en/of
- 4, althans een of meer kneu(en) en/of een boomleeuwerik (A4) en/of
- een of meer Europese eekhoorns (A5) en/of
- een of meer pestvogel(s) (A6) en/of
- een huisgors (A8) en/of
- 2, althans 1, zomertortel(s) (A9) en/of
- een of meer wilde konijnen (A12)
heeft gekocht, verkocht, buiten Nederland heeft gebracht en/of onder zich
heeft gehad;
(Artikel 13 van de Flora- en faunawet)
2.
hij in of omstreeks de periode 25 maart 2006 tot en met 23 augustus 2007 te
Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens) een gezondheidscertificaat ten behoeve
van een of meer te verzenden dieren, zijnde een geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte en/of voornoemde ander(en) (telkens) valselijk en/of in
strijd met de waarheid dat/die gezondsheidscertifica(a)t(en) voorzien van een
stempel en/of een handtekening van een veterinair, zulks (telkens) met het
oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken;
(Zaak B1 t/m B5, B9, B10, B12)
(Artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2006 tot en met 23 augustus 2007
te Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans
alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
gezondsheidscertifica(a)t(en) ten behoeve van een of meer te verzenden dieren
(Zaak B1 t/m B5, B9, B10, B12) en/of
shipper's certification(s) for live animals (zaak B1 t/m 3, B5, B7, B9, B10,
B14)
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen -
als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat dat/die certifica(a)t(en) en/of
certificate(s) met de te verzenden dieren werd(en) meegezonden
en bestaande die valsheid of vervalsing van die/dat
gezondheidscertifica(a)t(en) hierin dat dat/die certifica(a)t(en) was/waren
voorzien van een stempel en/of handtekening van een veterinair en/of bestaande
die valsheid of vervalsing van die/dat shipper's certification(s) for live
animals hierin dat daarin werd aangegeven dat het transport aan alle
(overheids)regels voldeed en de dieren in goede gezondheid en conditie
verkeerden;
(Artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)
4.
hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2006 tot en met 28 juni 2007 te
Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of
een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, als degene die dieren,
waaronder honden, konijnen, eekhoorns, chinchilla's, cavia's, hamsters,
fretten, muizen, vogels, wasberen, patrijzen, herten, lama's, schapen en/of
geiten anders dan in doorvoer buiten Nederland, te weten naar de Verenigde
Arabische Emiraten en/of Aruba wilde brengen, niet - in verband met de door
dat/die land(en) van bestemming gestelde eisen op veterinair gebied - heeft
verzocht een onderzoek van Rijkswege in te stellen en/of merken aan te brengen
en/of bewijsstukken af te geven, ten bewijze dat was voldaan aan de door die
andere landen gestelde eisen;
(Zaak B1 t/m B3, B5 en B7 t/m B14)
(Artikel 79 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren)
5.
hij op of omstreeks 23 augustus 2007 te Eindhoven en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet
opzettelijk,
- (een) diergeneesmiddel(en), zoals bedoeld in artikel 29 van de
Diergeneesmiddelenwet, te weten Sulfadimidine Natrium (NL 7771) en/of Baycox
(NL 02053) en/of
- (een) diergeneesmiddel(en) dat/die niet is/zijn geregistreerd, te weten
Ronidazole 10%, Parasit-ex, Orni-Injection, Adeno en/of Nyfuramycin
voorhanden en/of in voorraad heeft gehad;
(Zaak A7)
(Artikel 2 en/of 31 van de Diergeneesmiddelenwet)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5:
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en heeft een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden geëist, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de diergeneesmiddelen en bestrijdingsmiddelen, vermeld onder 1 tot en met 6 op de beslaglijst, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en dat de twee zomertortels, vermeld onder 7 op de beslaglijst, dienen te worden terug- gegeven aan verdachte [verdachte].
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De bewijsbeslissing.
Standpunt van partijen ten aanzien van het bewijs
De verdediging stelt dat de taps uit het dossier dienen te “verdwijnen” omdat er gehandeld is in strijd met art. 126m Wetboek van Strafvordering (Sv). Er zou geen sprake zijn geweest van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De rechtbank begrijpt dit verweer aldus dat de raadsman bedoelt te stellen dat de taps van het bewijs moeten worden uitgesloten.
De officier van justitie is van oordeel dat de bevoegdheid van art. 126m Sv correct is uitgeoefend, zodat van bewijsuitsluiting geen sprake is.
Het oordeel van de rechtbank
Art. 126m Sv bepaalt dat de officier van justitie een opsporingsambtenaar kan bevelen telefoongesprekken op te nemen. Dit kan slechts - kortweg - indien er sprake is van een verdenking van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, dat gezien zijn aard of samenhang met andere door verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Voorts kan het bevel pas worden gegegeven na schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris.
Zoals blijkt uit het zogenaamde BOB-dossier zijn ten aanzien van verdachte een vijftal bevelen onderzoek telecommunicatie aangevraagd, verleend en nadien verlengd. Deze bevelen hebben betrekking op de bij verdachte in gebruik zijnde telefoonnummers [telefoonnummer 1] (ingang 9 maart 2007), [telefoonnummer 2 ] (ingang 13 maart 2007), [telefoonnummer 3 ] (ingang 22 maart 2007), [telefoonnummer 4] (ingang 29 maart 2007) en voorts op het e-mail-adres [e-mail adres] dat eveneens bij verdachte in gebruik was.
Ten einde te kunnen beoordelen of de bevelen tot opnemen van telecommunicatie rechtmatig zijn gegegeven dient de rechtbank allereerst vast te stellen over welke informatie de rechter-commissaris beschikte toen hij de daartoe strekkende verzoeken van de officier van justitie beoordeelde.
De eerste aanvraag als bedoeld in art. 126m Sv dateert van 8 maart 2007 en heeft betrekking op de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2 ]. In het betreffende proces-verbaal (nr 22BZ7056/003) worden de feiten en omstandigheden weergegeven die aan het verzoek ten grondslag liggen:
- Er zijn een tweetal processen-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid. In het proces-verbaal van 8 november 2006 staat dat [betrokkene] op grote schaal zangvogels vangt voor de handel en dat een vast afleveradres voor hem altijd was [naam bedrijf] te Eindhoven. Het proces-verbaal van 6 december 2006 vermeldt dat in Groot-Brittannië een vogel in beslag is genomen, die was voorzien van een valse ring en was gekocht bij [naam bedrijf].
- Verdachte [verdachte] is eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf].
- Aan [verdachte]/[naam bedrijf] is drie keer een transactieaanbod gedaan voor overtreding van de Flora- en faunawet.
- [verdachte]/[naam bedrijf] is twee keer veroordeeld tot een deels voorwaardelijke geldboete voor overtreding van de Flora- en faunawet.
- Met het vangen en verhandelen van vogels met gemanipuleerde pootringen, waardoor de vogels een legale uitstraling hebben, worden hoge winsten gehaald.
- Het aantal inheemse soorten vogels dat wordt gehouden en openlijk verhandeld is explosief toegenomen.
- In een recent rapport van de Vogelbescherming Nederland wordt gesteld dat door het vangen van de vogels de natuur aanzienlijke schade wordt toegebracht.
Op 20 maart 2007 wordt opnieuw een aanvraag bevel ex art. 126m Sv gedaan. Dit keer betreffende het telefoonnummer [telefoonnummer 3 ]. In het betreffende proces-verbaal is dezelfde informatie opgenomen als in het proces-verbaal van 8 maart 2007. Nieuw is dat het onderzoeksbelang wordt onderbouwd met een verwijzing naar de inhoud van vier tapgesprekken die zijn opgenomen krachtens de eerder verleende machtiging. Uit de vier tapgesprekken wordt de volgende feitelijke informatie vermeld:
- Verdachte [verdachte] koopt en verkoopt vogels.
- Hij levert diverse dierensoorten waaronder vogels aan anderen. De transporten van de dieren vinden regelmatig ’s avonds plaats. Voor de te vervoeren diersoorten en aantallen wordt ter bevestiging een fax verzonden.
- Hij levert vogels aan andere dierenwinkels. Leveringen worden per fax gedaan/bevestigd.
- Hij transporteert diverse diersoorten waaronder vogels naar landen buiten de EU. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van logistieke ondernemingen in de omgeving van Schiphol. Bescheiden die bij de export behoren worden per fax verzonden.
Op 28 maart 2007 wordt een aanvraag bevel ex art. 126m Sv gedaan voor het telefoonnummer [telefoonnummer 4]. Het betreffende proces-verbaal bevat als nieuwe feitelijke informatie dat uit diverse tapgesprekken is gebleken dat er tussen [naam bedrijf] en anderen regelmatig faxverkeer plaatsvindt en dat [naam bedrijf] een tweede fax heeft. Voorts wordt toegevoegd een 3-tal A-4tjes met een lijst van vogels die op Marktplaats.nl te koop zijn.
Het opnemen van telecommunicatie is een ingrijpend dwangmiddel omdat het ernstig inbreuk maakt op de privacy van mensen. In verband hiermee heeft de wetgever zoals hiervoor weergegeven bepaald dat dit dwangmiddel slechts mag worden toegepast als er een verdenking is van een misdrijf dat een ernstige inbreuk op de rechtorde oplevert. Om de bescherming van het grondrecht niet inhoudsloos te maken dient het criterium ernstige inbreuk op de rechtsorde een restrictieve toepassing te krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de feiten en omstandigheden genoemd in het proces-verbaal van 8 maart 2007 niet de conclusie dat er op dat moment sprake was van de verdenking van een misdrijf dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleverde. De rechter-commissaris had derhalve niet in redelijkheid de officier mogen machtigen tot het laten opnemen van de telecommunicatie. Dit oordeel geldt ook ten aanzien van de processen-verbaal van 20 en 28 maart 2007. De daarin opgesomde nieuwe feiten en omstandigheden zijn weinig zeggend en zijn, voor zover ze betrekking hebben op de levering en/of het transport van andere dier-soorten dan vogels, ontleend aan tapgesprekken die niet opgenomen hadden mogen worden.
Gelet op het voorstaande is er sprake van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv. De opgenomen telefoongesprekken die met bovengenoemde nummers zijn gevoerd, zijn door dit verzuim verkregen en door de onrechtmatige bewijsgaring is een belangrijke strafvorderlijke regel geschonden en is er tevens op onrechtmatige wijze inbreuk gemaakt op een grondrecht. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de telefoongesprekken die zijn afgeluisterd van de nummers [telefoonnummer 1], [telefoonnummer 2 ],
[telefoonnummer 3 ] en [telefoonnummer 4] moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Daarmee rijst de vraag in hoeverre onderzoeksresultaten die het gevolg zijn van de jegens verdachte onrechtmatig opgenomen tapgesprekken eveneens van het bewijs moeten worden uitgesloten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn het opnemen van het e-mailverkeer van verdachte en/of [naam bedrijf] (bevel ex art. 126m Sv, proces-verbaal van 26 april 2007) en de doorzoeking bij verdachte zozeer het directe resultaat van het onrechtmatig opnemen van de tapgesprekken dat de onderzoeksresultaten die zijn verkregen bij het uitoefenen van die dwangmiddelen eveneens niet aan het bewijs kunnen bijdragen.
Op grond van het voorstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij gebrek aan bewijs integraal dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan, en deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen goederen, te weten:
2 dozen à 500 gr. Sulfadimidine Natrium Reg. NL 7771 UDA,
1 fles inhoudende 1 liter Baycox 2.5% Reg. NL 02052 UDA,
11 (planten)potten à 300 gr. Ronidazole 10%, diergeneesmiddel niet geregistreerd,
1 doos à 2 verpakkingen 25 gr. Nifuramycin + 2 Duitse Nifuramycin.
De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
8 omdoosjes bevattende flesjes à 50 ml Parasit-ex Duits bestrijdingsmiddel,
2 omdoosjes inhoudende flesjes à 100 ml Parasit-ex Duits bestrijdingsmiddel,
2 vogels, zomertortels,
aan [verdachte] voornoemd.
De rechtbank heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 19 oktober 2007 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. F.P.E. Wiemans, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 05 oktober 2009.
5
Parketnummer: 01/997001-07
[Verdachte]