ECLI:NL:RBSHE:2009:BK0455

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/82533909
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs voor ontucht met minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 14 oktober 2009, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van ontucht met minderjarigen. De zaak werd aanhangig gemaakt via dagvaarding op 28 augustus 2009, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met twee slachtoffers, waarvan één minderjarig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie meende dat de verklaringen van de slachtoffers voldoende bewijs boden voor een veroordeling, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het tweede feit. De rechtbank vond dat de aangifte van het tweede slachtoffer niet voldoende steun vond in andere verklaringen en dat de verdachte het feit ontkende. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het tweede feit.

Wat betreft het eerste feit, dat betrekking had op ontucht met het minderjarige slachtoffer, oordeelde de rechtbank dat de verklaring van het slachtoffer en de bekennende verklaring van de verdachte voldoende bewijs boden voor een veroordeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 240 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de reclassering. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de gepleegde feiten een gevangenisstraf rechtvaardigde, maar dat een deel van de straf voorwaardelijk kon worden opgelegd om de verdachte te stimuleren zich aan de regels te houden. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825339-09
Datum uitspraak: 14 oktober 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 september 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 augustus 2009.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 1 december 2008
te Someren, met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum]1993), die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het met zijn,
verdachtes, hand (onder de kleding van die [slachtoffer 1]) over het bovenbeen en/of
het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] wrijven en/of strelen;
(artikel 246/247 van het wetboek van strafrecht)
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 april
2003 tot en met 4 april 2004 te Someren door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2], geboren [geboortedatum] 1988, heeft gedwongen tot
het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2],
hebbende verdachte zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht en/of
hebbende verdachte de penis van die [slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, mond genomen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat verdachte
die [slachtoffer 2] met beide handen bij de schouders heeft gepakt en/of (vervolgens)
(onverhoeds) zijn, verdachtes mond op de mond van die [slachtoffer 2] heeft gedrukt
(gehouden) en/of
die [slachtoffer 2] heeft vastgehouden en/of (vervolgens) (onverhoeds) de penis van die
[slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, mond heeft genomen, en/of
(aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(artikel 242 van het wetboek van strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 april
2003 tot en met 4 april 2004 te Someren, met [slachtoffer 2], geboren [geboortedatum]
1988, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht en/of
- de hand van die [slachtoffer 2] vastgepakt en/of vervolgens met die hand over zijn,
verdachtes, penis gewreven en/of
- de penis van die [slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, mond genomen;
(artikel 245 van het wetboek van strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2003 tot en met 4 april 2004 te
Someren een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik
van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te
weten door het geven en/of aanbieden en/of beloven van geldbedrag(en) en/of
een hoeveelheid dvd's en/of shag en/of sigaretten, een persoon, [slachtoffer 2],
geboren [geboortedatum] 1988,, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten
- het in de mond van die [slachtoffer 2] brengen van zijn, verdachtes, tong, en/of
- het vastpakken van de hand van die [slachtoffer 2] en/of vervolgens met die hand
wrijven over zijn, verdachtes, penis, en/of
- het in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer 2],
te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden;
(artikel 248a van het wetboek van strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing met betrekking tot feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De bewezenverklaring volgt onder meer uit de gedetailleerde verklaring die [slachtoffer 2] heeft afgelegd. [slachtoffer 2] heeft onder meer verklaard dat hij bij zijn schouder werd vastgepakt, hij nergens naartoe kon en toen een tongzoen van verdachte kreeg. [slachtoffer 2] heeft verdachte weggeduwd en toen deed verdachte het nogmaals. Verdachte heeft [slachtoffer 2] ook geld gegeven. Ook zat er een groot leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer 2]. De officier van justitie is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt dat [slachtoffer 2] werd gedwongen tot het plegen/ondergaan van de seksuele handelingen. De officier van justitie hecht gelet op het bovenstaande geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij stopte als hij merkte dat iemand niet wilde wat hij deed.
De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 2] door andere verklaringen wordt ondersteund. In het dossier bevinden zich verklaringen van anderen en de modus operandi komt in alle verklaringen volledig overeen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte ontkent hetgeen hem onder 2 is tenlastegelegd. Het enige bewijsmiddel dat zich in het dossier bevindt is de aangifte van [slachtoffer 2] en de verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Ook kan niet met de constructie van het schakelbewijs tot een bewezenverklaring worden gekomen, omdat niet aan de vereisten voor toepassing van schakelbewijs is voldaan. Er moet onder meer sprake zijn van een zelfde modus operandi en hiervan is geen sprake.
De verdediging is voorts van oordeel dat vraagtekens moeten worden geplaatst bij de geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer 2].
De verdediging heeft ten slotte aangevoerd dat de politie op talloze punten in strijd met de Aanwijzing inzake opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (2008AO31) heeft gehandeld. De politie is niet zorgvuldig te werk gegaan en er is niet voldaan aan de eisen van zorgvuldigheid en kwaliteit van de opsporing. De aangifte van [slachtoffer 2] dient derhalve geheel van het bewijs te worden uitgesloten. De verdediging concludeert derhalve tot vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank.
In het dossier bevindt zich ten aanzien van feit 2 slechts de aangifte van [slachtoffer 2]. In het dossier bevindt zich geen bewijs ter onderbouwing van deze aangifte. Voorts vindt deze aangifte naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in de overige verklaringen in het dossier, terwijl verdachte het feit ontkent.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van de verklaring van [slachtoffer 1]1 en de bekennende verklaring van verdachte,2 acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 1 december 2008 te Someren, met [slachtoffer 1] geboren [geboortedatum] 1993, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het met zijn, verdachtes, hand onder de kleding van die [slachtoffer 1] over het bovenbeen en het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] wrijven.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 247.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ten aanzien van de feiten 1 en 2 primair een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt het ondergaan van een ambulante behandeling bij De Omslag, Kairos of een soortgelijke instelling.
Voorts gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Met betrekking tot feit 1 verzoekt de verdediging een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de reclassering.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het minderjarige slachtoffer, [slachtoffer 1], was geïnteresseerd in vijvervissen. De buurvrouw van [slachtoffer 1], de zus van verdachte, heeft toen voorgesteld dat hij een keer mee zou gaan naar haar broer, omdat verdachte koikarpers in zijn vijver had. [slachtoffer 1] is vervolgens meermalen bij verdachte blijven logeren en één van die keren heeft verdachte hier misbruik van gemaakt en heeft hij ontucht gepleegd met de minderjarige [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] heeft toen te kennen gegeven dat verdachte op moest houden. Verdachte heeft ook tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij niks tegen zijn ouders mocht vertellen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de lichamelijke integriteit van het minderjarige slachtoffer ernstig heeft aangetast.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lichtere gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel is dat verdachte voor het hem onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd en spreek hem daarvan vrij.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1:
Gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
en de bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt het meewerken aan aanmelding bij een forensisch psychiatrische instelling en aan een eventuele behandeling zoals door die instelling wordt geadviseerd.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
T.a.v. feit 2 primair, feit 2 subsidiair, feit 2 meer subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M. Nusselder, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. Ch. Dunnewijk, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 14 oktober 2009.
1 Verklaring [slachtoffer 1], p. 53.
2 Verklaring verdachte bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting.