ECLI:NL:RBSHE:2009:BK1847

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-1371
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergoeding rechtsbijstand wegens overname door andere advocaat

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 22 oktober 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van een vergoeding voor rechtsbijstand. Eiser, een advocaat, had op 26 juli 2007 een toevoeging ontvangen voor de behandeling van een strafzaak. Na een verzoek tot overname van de zaak door een andere advocaat, mr. [mr. B], heeft eiser op 13 augustus 2007 een aanvraag voor vergoeding ingediend. De rechtbank Maastricht heeft op 24 augustus 2007 een last tot mutatie van de toevoeging afgegeven, maar de Raad voor Rechtsbijstand heeft de vaststelling van de vergoeding met terugwerkende kracht ingetrokken op 28 september 2007, omdat de zaak door mr. [mr. B] zou worden overgenomen.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar de Raad heeft dit ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. De rechtbank heeft beoordeeld of de intrekking van de vergoeding terecht was. De rechtbank oordeelde dat de Raad voor Rechtsbijstand al op de hoogte was van de feiten die tot de intrekking zouden leiden, voordat de intrekking plaatsvond. Dit betekent dat de Raad de vaststelling van de vergoeding niet op de juiste gronden heeft ingetrokken, aangezien artikel 30 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand alleen ruimte biedt voor intrekking op basis van feiten die na de vaststelling bekend zijn geworden.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Raad opgedragen het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De rechtbank benadrukte dat de Raad niet had aangetoond dat de mutatie van de toevoeging pas na de intrekking was ontvangen, wat een belangrijke factor was in de beoordeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/1371
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2009
inzake
mr. [eiser],
te [plaats],
eiser,
tegen
de Raad voor Rechtsbijstand,
te 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde mr. M.E.M. van Heijst.
Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2007 heeft verweerder de op naam van eiser gestelde vaststelling van de vergoeding ingevolge de Wet op de rechtsbijstand (Wrb), in de zaak met dossiernummer [dossiernummer], met terugwerkende kracht ingetrokken, wegens overname van de zaak door een volgende rechtsbijstandverlener.
Verweerder heeft het door eiser tegen dit besluit gemaakte bezwaar bij besluit van 10 maart 2008 ongegrond verklaard en de intrekking gehandhaafd.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 oktober 2009, waar eiser niet is verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Aan de orde is of verweerder terecht en op goede gronden heeft besloten om de vastgestelde vergoeding met terugwerkende kracht in te trekken.
Relevante feiten
2. Op 26 juli 2007 is eiser, op basis van een daartoe gegeven last, een toevoeging verstrekt ten behoeve van de behandeling van een strafzaak bij de rechtbank Maastricht.
Op 13 augustus 2007 heeft eiser een aanvraag voor vergoeding van de op basis van de toevoeging verrichte werkzaamheden ingediend, omdat hij was benaderd door mr. [mr. A] met een verzoek tot overname van de zaak en deze advocaat niet op basis van een toevoeging namens zijn cliënt zou optreden. Eiser heeft mr. [mr. A] op 14 augustus 2007 bericht dat hij niet meer voor zijn cliënt zou optreden en dat hij geen bezwaar had tegen overname van de zaak. Op 15 augustus heeft eiser van mr. [mr. B] vernomen dat deze de zaak zou overnemen.
Op 21 augustus 2007 heeft mr. [mr. B] verweerder medegedeeld dat hij op toevoegingsbasis voor de cliënt van eiser zou gaan optreden en hij in verband hiermee de voorzitter van de sector Strafrecht van de rechtbank Maastricht had gevraagd om een last tot mutatie van de toevoeging te geven.
De rechtbank Maastricht heeft de gegeven last, gedateerd 24 augustus 2007, vervolgens naar verweerder gezonden.
Verweerder heeft, naar aanleiding hiervan, de vaststelling van de vergoeding met terugwerkende kracht ingetrokken.
Standpunten van partijen
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de rechtbank Maastricht op 24 augustus 2007 een last tot mutatie van de toevoeging heeft gegeven, waarin wordt aangegeven dat de toevoeging door mr. [mr. B] wordt overgenomen. In dit geval is sprake van een ambtshalve toevoeging op grond van artikel 41, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering. Wanneer bewaring of gevangenhouding is bevolen en de verdachte geen gekozen raadsman heeft, voegt verweerder op last van de voorzitter van de rechtbank een raadsman toe. De voorzitter van de rechtbank is exclusief bevoegd om de last tot toevoeging te wijzigen of te beëindigen. Verweerder was in dit geval dan ook verplicht om de last (lees: de toevoeging) te muteren in verband met overname van de toevoeging door een andere advocaat.
In reactie op het beroep heeft verweerder in het verweerschrift aangegeven dat het bestreden besluit wel degelijk inhoudelijk en voldoende gemotiveerd is, aangezien in het advies van de Commissie voor bezwaar waarop het besluit is gebaseerd, duidelijk is aangegeven op welke artikelen het besluit is gebaseerd en verweerder voldoende is ingegaan op de concrete feiten en omstandigheden van het geval.
4. Eiser blijft van mening dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder heeft een aantal artikelen uit de Wrb opgesomd. Bij de opsomming van die artikelen wordt echter niet concreet ingegaan op de feiten en omstandigheden die eiser in zijn bezwaarschrift heeft aangevoerd.
De last tot mutatie van de toevoeging is eerst op 24 augustus 2007 door de rechtbank afgegeven. Volgens eiser heeft hij ruim daarvoor, namelijk op 13 augustus 2007, de ambtshalve toevoeging aan verweerder ter declaratie gestuurd. Op dat moment was eiser in de veronderstelling en mocht hij ook in de veronderstelling verkeren dat mr. [mr. A] anders dan op basis van een toevoeging voor eisers voormalige cliënt zou optreden. Om die reden heeft eiser de declaratie ook naar verweerder gezonden. Pas twee dagen later heeft mr. [mr. B] zich tot eiser gewend met het verzoek tot overname. Dat mr. [mr. B] later nog om een mutatie van de last tot toevoeging heeft gevraagd en dat naar aanleiding daarvan de eerder gegeven last op 24 augustus 2007 is gemuteerd, mag eiser onder de gegeven omstandigheden niet worden tegengeworpen.
Wettelijk kader
5. Artikel 43, eerste lid, van de Wrb, bepaalt dat rechtsbijstand kosteloos is in de gevallen waarin krachtens enig wettelijk voorschrift in het Wetboek van Strafrecht of het Wetboek van Strafvordering aan de verdachte of de veroordeelde op last van de rechter een raadsman wordt toegevoegd door de Raad (…).
6. Op grond van artikel 45, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, kan op verzoek van de toegevoegde raadsman of van de verdachte een andere raadsman worden toegevoegd. Op grond van het derde lid van dit wetsartikel geschiedt de toevoeging van een andere raadsman door het bureau rechtsbijstandvoorziening dat de te vervangen raadsman heeft toegevoegd. In geval de raadsman is toegevoegd op last van een rechterlijke autoriteit, geschiedt de vervanging na een daartoe strekkende last van die autoriteit.
7. Op grond van artikel 33, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr) wordt, indien in een zaak achtereenvolgens door twee of meer rechtsbijstandverleners, niet werkzaam in hetzelfde samenwerkingsverband, rechtsbijstand is verleend, de vergoeding betaald aan de rechtsbijstandverlener die het laatst is toegevoegd. De rechtsbijstandverleners verdelen het bedrag in onderling overleg naar verhouding van de verrichte werkzaamheden.
8. In artikel 30 van het Bvr is bepaald dat het bureau de vaststelling met terugwerkende kracht kan wijzigen of intrekken (…) indien na de vaststelling van de vergoeding feiten of omstandigheden bekend worden waarvan het bureau redelijkerwijs niet bij de vaststelling op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de vergoeding lager zou zijn vastgesteld, dan wel indien de vaststelling onjuist was en de rechtsbijstandverlener dit wist of behoorde te weten.
Beoordeling door de rechtbank
9. In het advies van de Commissie voor bezwaar is aangegeven dat de Commissie kennis heeft genomen van onder meer "de mutatie last tot toevoeging ontvangen op 27 september 2007".
Op de zich onder de gedingstukken bevindende mutatie is de datum 24 augustus 2007 vermeld, maar is geen enkele aanwijzing te vinden dat dit stuk eerst op 27 september 2007, de datum van intrekking van de vastgestelde vergoeding, door verweerder is ontvangen. In het dossier bevinden zich ook geen andere gedingstukken aan de hand waarvan die ontvangstdatum zou kunnen worden bevestigd. Desgevraagd is van de zijde van verweerder ter zitting medegedeeld dat niet kon worden vastgesteld dat de mutatie eerst op 27 september 2007 is ontvangen.
10. Niet in geschil is dat mr. [mr. B] verweerder op 21 augustus 2007 heeft medegedeeld dat hij op toevoegingsbasis voor de voormalige cliënt van eiser zou gaan optreden en dat hij in verband hiermee de voorzitter van de sector Strafrecht van de rechtbank Maastricht heeft verzocht verweerder te gelasten de eerder afgegeven toevoeging te muteren.
11. Verweerder was dan ook reeds voorafgaande aan de intrekking van de vaststelling van de vergoeding op de hoogte van feiten of omstandigheden die tot die intrekking zouden kunnen leiden. Omdat artikel 30 van het Bvr slechts de grondslag biedt voor intrekking in verband met na de vaststelling van die vergoeding ter bekend geworden feiten of omstandigheden, heeft verweerder de vaststelling niet op grond van artikel 30 van het Bvr met terugwerkende kracht mogen intrekken.
Het beroep is, gelet hierop, gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
12. Verweerder zal, in verband met deze vernietiging, een nieuwe beslissing op het bezwaar dienen te nemen.
13. De rechtbank zal verweerder opdragen eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
14. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op eiser het door hem betaalde griffierecht, ten bedrage van € 145,--, te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.F.P. Smeets als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2009.