ECLI:NL:RBSHE:2009:BK2278

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200000 / FT RK 09.1364
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 26 oktober 2009 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een verzoekster die de toepassing van de schuldsaneringsregeling wilde aanvragen. De verzoekster had op 22 september 2009 een verzoek ingediend, maar dit verzoek was niet tijdig gedaan. De rechtbank had eerder op 13 augustus 2009 de verzoekster geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzoek tot schuldsanering in te dienen, met de duidelijke instructie dat dit binnen veertien dagen na de datum van de brief moest gebeuren. De verzoekster heeft echter pas op 22 september 2009 haar verzoek ingediend, wat resulteerde in een overschrijding van de gestelde termijn.

De rechtbank overwoog dat, volgens artikel 3 van de Faillissementswet (Fw), de griffier de verzoekster had moeten informeren over de termijn voor het indienen van een verzoekschrift. De verzoekster had niet binnen de vereiste termijn gereageerd, en haar argument dat zij eerder budgetbeheer en schuldregeling had aangevraagd, werd niet als geldig argument geaccepteerd. De rechtbank stelde vast dat artikel 15b Fw, dat de mogelijkheid biedt voor een gefailleerde om haar faillissement op te heffen en tegelijkertijd de schuldsaneringsregeling aan te vragen, niet van toepassing was, omdat de verzoekster niet failliet was verklaard.

De rechtbank concludeerde dat de verzoekster niet ontvankelijk was in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat zij de termijnoverschrijding niet kon rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank is definitief, aangezien er geen hoger beroep mogelijk is tegen de beslissing om de verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft de verzoekster dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, en het verzoek tot faillietverklaring kan nu worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Rekestnummer : 200000/FT-RK 09.1364
Niet- ontvankelijkverklaring
In de zaak van:
[verzoekster]
[adres]
Bij brief van 13 augustus 2009 is verzoekster opgeroepen om te versczijnen in raadkamer van de rechtbank ’s-Hertogenbosch teneinde te worden gehoord op het verzoek strekkende tot haar faillietverklaring. Bij brief van gelijke datum is verzoekster medegedeeld dat zij bevoegd is een verzoek in te dienen tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. In deze brief staat verder: “Als u een dergelijk verzoek wenst te doen, dan moet dat gebeuren binnen veertien dagen na de datum van deze brief. U dient hiervoor de volgende stappen te nemen:
1. U dient met deze brief naar de Centrale Informatiebalie van de rechtbank (…) te gaan. U vult hier een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in.
2. Met een kopie van dit verzoek gaat u vervolgens naar de gemeente om een 285 Fw verklaring te krijgen, die u nodig heeft voor de behandeling van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (…).”
Op 22 september 2009 heeft verzoekster bij de rechtbank een verzoek ingediend om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
Ingevolge artikel 3 Faillissementswet (Fw) geeft de griffier indien het faillissement van een natuurlijke persoon wordt verzocht, deze natuurlijke persoon bij brief kennis dat zij binnen veertien dagen na de dag van de verzending van die brief een verzoekschrift als bedoeld in art. 284 Fw kan indienen. De behandeling van het verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst totdat deze veertien dagen haar verstreken. Indien een verzoek tot faillietverklaring en een verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling gelijktijdig aanhangig haar, komt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling het eerst in behandeling (art.3a lid1 Fw). De behandeling van het verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gedane uitspraak is beslist op het verzoek tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling (art. 3a lid 2 Fw).
Verzoekster heeft niet binnen veertien dagen na ontvangst van de brief waarin haar gewezen wordt op de mogelijkheid om schuldsanering aan te vragen een dergelijk verzoek gedaan. De brief waarin haar die mogelijkheid wordt geboden is van 13 augustus 2009, terwijl haar verzoek is gedaan op 22 september 2009. Verzoekster voert aan dat zij reeds op 17 maart 2009 budgetbeheer heeft aangevraagd bij de gemeente alsmede schuldregeling. Bij brief van 4 mei 2009 heeft de gemeente aan verzoekster laten weten dat haar aanvraag in behandeling is genomen en dat het dossier, zodra het compleet is, zal worden overgedragen aan de Stadsbank Midden Nederland. Eerst bij brief van 15 september 2009 heeft de Stadsbank Midden Nederland de ontvangst van verzoeksters aanvraag voor hulp bij het oplossen van haar schulden bevestigd. Verzoekster vraagt om ondanks de overschrijding van de termijn zoals genoemd in art. 3 Fw, op grond van art. 15b Fw alsnog toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling.
Ingevolge art. 15b Fw kan een gefailleerde de rechtbank verzoeken haar faillissement op te heffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster is echter niet failliet, zodat art. 15b Fw toepassing mist.
In art. 15b Fw wordt, anders dan in art 3 Fw, aan de rechtbank ter beoordeling voorgelegd de vraag of redelijkerwijs geoordeeld kan worden dat de schuldenares wegens haar toe te rekenen omstandigheden niet binnen de in art. 3 lid 1 genoemde termijn het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend. De toets van de verschoonbare termijnoverschrijding komt in art. 3 Fw niet voor. Het staat de rechtbank dan ook niet vrij deze toets wel aan te leggen. Indien verzoekster failliet wordt verklaard, zal de rechtbank, indien verzoekster opheffing van haar faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van het faillissement vraagt, deze toets wel moeten aanleggen.
Gelet op de wettelijke bepalingen zal verzoekster in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling niet ontvankelijk worden verklaard wegens het overschrijden van de in art. 3 Fw genoemde termijn. Ingevolge artikel 360 Fw staat tegen beslissingen van de rechter ingevolge de bepalingen van titel III van de faillissementswet staat geen hogere voorziening open behalve in de gevallen waarin het tegendeel is bepaald. Nu niet is bepaald dat tegen het niet ontvankelijk verklaren van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling hoger beroep openstaat zal deze uitspraak dadelijk in kracht van gewijsde gaan en kan het verzoek tot faillietverklaring worden behandeld.
Beschikkende
De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Gewezen door mr.P.A.M. Penders en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2009 in tegenwoordigheid van de griffier .